OZT periode 1
Zoë Vermeer
,Les 1 - Microbiologie
Bacteriestammen (huid- en darmflora) die wondinfecties kunnen veroorzaken:
Streptococcen: sliert bollen aan elkaar (vleesetende bacterie) (B)
Diplococcen: twee bollen aan elkaar (D)
Strafulococcen: trosje bollen bij elkaar (C)
Vibrio: kommavormig (F)
Spiril: Kronkelige spiraal €
Bacil: ovaal met haartjes en zweepstaart (A)
,Begrippen:
Mutaties: plotselinge wijzigingen in de erfelijke eigenschappen van het genoom (DNA of
RNA) van een cel.
Sporevorming: slaaptoestand van een bacterie, met als doel het overleven van ongunstige
omstandigheden zoals hitte en droogte. Zodra de omstandigheden gunstig zijn, kan de spore
ontkiemen en uitgroeien tot een normale cel die weer kan gaan groeien.
Gram positieve (+) bacteriën: dikkere celwand, sterker
Gram negatieve (-) bacteriën: minder dikke celwand: zwakker
Aeroob: zuurstof nodig (rijk)
Anaeroob: geen zuurstofnodig (arm)
Huidflora: alle levende micro-organismen op de huid
Darmflora: alle levende micro-organismen in de darmen
Transiënt: tijdelijke, afwasbare micro-organismen die zich niet vermenigvuldigen. Kunnen
door bijvoorbeeld handcontact of contact met besmette voorwerpen op de huid
terechtkomen.
Resident: permanente, niet afwasbare micro-organismen die zich wel vermenigvuldigen. Na
het handen wassen met water een zeep blijft de residenten flora grotendeels aanwezig.
Incubatietijd: tijd tussen de besmetting en de symptomen.
Kruisbesmetting: via direct contact met een ander besmet raken.
Pathogeen: ziekmakende bacterie.
Groeisnelheid bacteriën:
Gunstige omstandigheden
- Temperatuur, 30-40 graden (<0, >70 graden endosporen)
- Juiste zuurstofconcentratie (aerobe zuurtofrijk milieu en anearobe bacteriën zuurstofarm
milieu)
- Vochtige omgeving (beschikbaarheid water is voor bacteriën essentieel)
- Verzwakte gastheer
- Voldoende voedingsstoffen (bijv. Vocht, eitwitten)
- Plek om binnen te dringen, porte d’entree (wond, catheter, drain)
Ongunstige omstandigheden
- Lage of te hoge temperatuur
- Juiste zuurgraad
- Vijanden/ giftige stoffen (bijv. Bacteriofagen en antibiotica)
Resistente bacteriën (BMRO): niet gevoelig voor antibiotica en komen vooral in ziekenhuizen voor.
Dat komt doordat juist ziekenhuizen veel antibiotica voorschrijven. De meeste resistente bacteriën
verdwijnen vanzelf weer uit het lichaam, ook zonder behandeling. Bij resistente bacteriën die géén
klachten veroorzaken geven we dan ook geen antibiotica.
Meticilline-resistente Staphylococcus Aureus (MRSA): geeft bijna nooit klachten. Voor kwetsbare
patiënten in een ziekenhuis kan de MRSA bacterie gevaarlijk zijn, omdat deze moeilijk te behandelen
is. Daarom willen we voorkomen dat de MRSA bacterie zich verspreidt onder patiënten en
medewerkers. Eén van de maatregelen bij patiënten met de MRSA bacterie is isolatieverpleging. De
besmetting met MRSA vindt vooral plaats door direct huidcontact, voornamelijk via de handen. De
favoriete verblijfplaats is: keel, neus en perineum (bilnaad).
Extended Spectrum Beta-Lactamase (ESBL): zijn onderdeel van de BMRO. Dit betekent dat één of
meerdere soorten antibiotica niet werken die normaal wel zouden werken. ESBL is niet een naam
van een bacterie maar staat voor extended spectrum beta-lactamase. Dit is een enzym dat bij
bepaalde bacteriën voorkomt. Breken bepaalde antibiotica (penicillines en cefalosporines) af.
, Resistentie bacteriën vóórkomen:
Neem antibiotica op voorgeschreven tijdstip.
Maak antibioticakuur af.
Gebruik geen oude restjes antibiotica.
Slik in het buitenland niet zomaar antibiotica.
Schrijf niet onnodig antibiotica voor.
Zorg voor een goede hygiëne.
Natuurlijke resistentie: het antibioticum heeft nooit bij een bepaalde soort gewerkt
Verworven resistentie: vroeger werkte het middel wel, nu niet meer
Antibiotica genezen geen infectie maar stoppen wel de groei van gevoelige bacteriën, zodat de
gastheer de tijd krijgt om zijn afweer te organiseren, de micro-organismen te doden en van zijn
infectie te herstellen.
Kwetsbare patiëntengroepen:
Ouderen
Patiënten op de OK
Chronisch zieken, verminderde weerstand en immuunziekten
Zwangeren + kraamvrouwen
Baby’s
Brandwonden
Obesitas
Omdat: verminderde weerstand, open wonden, afkoeling, vreemde voorwerpen en gebruik
antibiotica
Bescherming: handen goed wassen of desinfecteren en verzorgen (5 momenten), geen sieraden of
nagellak, beschermende kleding dragen, omgeving desinfecteren, isolatie, persoonsgebonden
spullen etc.
Infectiecyclus: cyclus moet doorbroken worden om patiënten te beschermen en verspreiding tegen
te gaan.
1. Micro-organismen veroorzaken de infectie: bacteriën, virussen, schimmels, protozoa en
parasieten.
2. Plaats waar de micro-organismen zich bevinden: in of op mensen en dieren, in de lucht, op
voorwerpen en op voedsel.
3. Bij de mens: huid (huidschilfers), longen, blaas, darmen en bloedvaten (wonden).
4. Directe besmetting: rechtstreeks contact met de bron. Indirecte besmetting: lucht, besmet
voedsel of besmette materialen.
5. Porte d’entree: luchtwegen, maag-/darmkanaal, urinewegen, niet intacte huid, slijmvliezen,
placenta en bloedbaan.
6. Afhankelijk van aanleg of afweer. (verminderde weerstand)