Masterclass Psychosen en Prepsychotische Beelden Vrije Universiteit Amsterdam
Samenvatting Handboek Psychose (deeltoets 3)
Hoofdstuk 4: Stemmen horen (auditief-verbale hallucinaties)
4.2
Auditief-verbale hallucinaties (stemmen horen) meest voorkomende hallucinatie -> klinken
als stemgeluid van iemand anders
39% van de stemmenhoorders rapporteerde dat hun stemmen herhalingen waren van
herinneringen of eerdere conversaties
45% stelde dat het thema van de stemmen altijd hetzelfde was
55% stelde dat nieuwe stemmen dezelfde inhoud en thema’s hadden als voorgaande
stemmen
Geven opdrachten, schelden uit, becommentariëren of dreigen
Stemmen horen is vaak contextgebonden -> onderzocht dmv experience sampling: patiënten
geven in het dagelijks leven op meerdere momenten aan wat ze doen en welke klachten ze
hebben
- Sociaal terugtrekken, niets doen, arbeid verrichten -> leidden tot afname van intensiteit
van hallucineren
- Sociaal contact en televisiekijken -> leidden tot toename van de hallucinaties
Omgekeerd U-vormig verband: minimaal en maximaal sociaal engagement leiden tot
minder hallucineren, het verkeren met anderen en passief vermaak leiden tot meer
hallucineren
Stemmenhoren is geen alles-of-niksfenomeen: meer dan de helft van de stemmenhoorders
geeft aan dat het toch niet echt een geluid is, maar meer iets gedachteachtigs of een mix van
beide (bv gedachten hardop horen, niet bij normale gedachten)
4.3
9% van 7- tot 8-jarige kinderen hoorde in het afgelopen jaar stemmen
Bij 90%+ van hen zijn die stemmen 11 jaar later niet meer aanwezig
Stemmenhoren bij kinderen niet per se een probleem -> voorspelt pas mogelijke
klachten in de toekomst (niet psychose specifiek), naarmate er meer
comorbiditeit of gedragsproblemen aanwezig zijn
5.2%: ooit hallucinatie ervaren (levensprevalentie) -> vaker in rijkere landen (in NL: 10.1%)
Vrouwen > mannen
Met het voortschrijden van de leeftijd naar adolescentie en volwassenheid worden de
hallucinaties geringer, maar meer voorspellend voor een psychotische stoornis
Voorspellers van beloop van hallucinatoire ervaringen
Hoge scores op zowel internaliserende als externaliserende problematiek
Geassocieerd met incidentie
Hoe erger de hallucinaties, hoe groter de kans dat ze bleven voortbestaan en niet snel
overgingen
Kenmerken van de stemmen (vaker horen, vijandigheid, met elkaar converseren,
opdrachten geven en commentaar geven)
Geassocieerd met voortbestaan van hallucinaties
Comorbide psychopathologie (dissociatie, andere psychoseklachten, angst en depressie)
Geassocieerd met voortbestaan van hallucinaties
Trauma en cannabisgebruik
,Masterclass Psychosen en Prepsychotische Beelden Vrije Universiteit Amsterdam
Geassocieerd met niet overgaan van psychotische ervaringen
Zoeken van hulp had geen invloed op het beloop -> expliciet vragen naar hallucinatoire
belevingen, want veel patiënten zullen dit zelf niet benoemen
Fenomenologie en inhoud van de stemmen lijken niet te verschillen voor patiënten met
verschillende stoornissen
Prevalentie stemmenhoren hoog naar laag: dissociatieve identiteitsstoornis (78.3%),
schizofrenie, schizoaffectieve stoornis, chronische ptss, ptss bij oorlogsveteranen,
narcolepsie, bipolaire stoornis, borderline ps, angststoornis/depressie, 8
depressiesymptomen of ernstige depressie, OCD, dementie, 1 depressief symptoom,
ziekte van Parkinson (10%)
4.4
Risicofactoren auditief-verbale hallucinaties
Leeftijd
Migrantenstatus
Inkomen
Opleiding
Betaalde werkzaamheden
Huwelijkse status
Alcohol- en cannabisgebruik
Stress
Urbaniciteit
Belaste familieanamnese
Trauma’s voor 18e levensjaar
Kindermishandeling is geassocieerd met ernst van hallucinaties
Bij ongeveer de helft van de getraumatiseerde patiënten directe of indirecte relatie tussen
inhoud of thematiek van stemmen en de trauma’s
Direct: hallucinaties zijn direct gerelateerd aan levenservaringen en lijken een soort
herbeleving daarvan te zijn
Indirect:
o Trauma’s hebben basale schema’s van patiënten op negatieve wijze beïnvloed ->
schema’s kunnen deels de stemmen triggeren, maar worden ook door stemmen
getriggerd en bevestigd
o Trauma’s zorgen voor meer dissociatie en vreemde zelfervaringen -> deze
factoren vergroten vervolgens kans op stemmenhoren
Correlatie tussen dissociatie en stemmen = 0.52
4.5
Betrokken spraakprocessen bij stemmenhoren
o Subvocalisatie: spieren die worden gebruikt voor de spraak worden enigszins
geactiveerd als patiënten stemmenhoren -> leidt niet tot geluid, maar hangt er tegenaan
83% van de schizofrenie patiënten met auditieve hallucinaties hadden een
verhoogde spiertonus in de stembanden, 90% van niet-hallucinerende patiënten
lieten deze hoogfrequente potentialen niet zien
14 van de 18 patiënten: stemmen stopten als zij hun mond wagenwijd openden -
> blokkade stembanden (niet als zij een vuist maakten of heel hard hun ogen
, Masterclass Psychosen en Prepsychotische Beelden Vrije Universiteit Amsterdam
dichtknepen) -> vergelijkbare resultaten bij gezonde proefpersonen die
hallucineerden onder hypnose
Neuriën van een toon of muziek leidt tot een afname van hallucinaties met 57%
2 (deels overlappende) neurocognitieve modellen
1. Monitormodel: bij stemmenhoren gaat er iets mis bij het monitoren van de bron van
herkomst
Gebied van Wernicke ontvangt input uit (1) oor bij externe spraakgeluiden en
(2) gebied van Broca bij gedachten en interne spraak
Intern gegenereerde informatie uit Broca gaat via een dikke zenuwbundel
naar Wernicke om daar in het innerlijk oor waargenomen te worden
Terugkoppeling naar monitor in de anterior cingulate cortex:
deze monitor informeert Wernicke dat het om zelfgegenereerde
taal gaat en niet om taal die via het oor binnenkomt
Volgens monitormodel faalt deze monitor af en toe: gedachten en innerlijke spraak
wordt aangemerkt als taal van buiten
Raakvlak met bronmonitoringstendens: tendens om gedachten en uitspraken van
zichzelf aan anderen toe te schrijven
o Samenhang met schizofrenie en hallucinaties
2. Fouten in top-downprocessen: waarneming wordt gestuurd door aandachts- en
verwachtingsprocessen
Bij hallucinaties gaat er iets mis in de sensorische banen, waardoor de
verwachtingen de sensorische waarneming gaan overheersen
Cognitief-gedragsmatig model: gaat niet in op ontstaan, maar op gevolgen en
instandhoudende factoren van stemmenhoren
Onderscheid in type emotionele problematiek ten gevolge van de stemmen
1. Angst: bijna altijd door bevelshallucinaties (= stemmen die opdrachten op bevelen
geven, dreigementen uiten of andere dingen zeggen die door de patiënt als opdracht
worden beleefd
Ontstaan en voortbestaan door disfunctionele opvattingen: externe identiteit, macht,
oncontroleerbaar, alwetend, sociale hiërarchie
Gedrag/consoliderende processen: selectieve aandacht, stem ter wille zijn,
gehoorzamen, vermijding, veiligheidsgedrag en goedmaakgedrag -> doet angst
op korte termijn afnemen, maar houden op lange termijn disfunctionele
betekenisgeving in stand
Appeasement behaviour: stem ter wille zijn en gunstig stemmen
2. Somberheid: gevolg van scheldende, beledigende en becommentariërende stemmen
Vaak gerelateerd aan negatieve opvattingen over eigen persoon en negatieve
verwachtingen over de toekomst: ‘stem heeft gelijk’, ‘ik ben [negatieve zelfopvatting]’, ‘ik
kan [negatieve competentie-ideeën]’
Gedrag/consoliderende processen: selectieve aandacht, verzet, passiviteit,
vermijding en piekeren
Disfunctionele coping: sociale terugtrekking, discussie met de stemmen
o Vaak komen herhalingen van de relaties tot hechtingsfiguren uit het verleden voor -> in
reactie op negatieve stemmen worden herinneringen aan bv fysieke mishandeling in de
jeugd geactiveerd -> stemmen worden als dominant en heerszuchtig beleefd -> persoon
ervaart zichzelf als ondergeschikt en inferieur