Boek: Psychiatrie
H1: Psychiatrie en Maatschappij
In de middeleeuwen werd opvallende gekte beschouwd als straffe gods of als teken van duivelse
bezetenheid. Met de toenemende invloed van de geneeskunde, vooral vanaf de 17e eeuw sprak
men van krankzinnigheid en geestesziekte. Voor de storende zieken bestond de behandeling
evenwel hoofdzakelijk uit opsluiting in speciale gestichten. In de 19e eeuw verwierven de
zenuwziekten een aparte plaats in de geneeskunde, ze werden nu geordend volgens een eigen
classificatiesysteem en grotendeels gelijk gesteld met hersenziekten.
Vanaf het begin van de vorige eeuw werden onder invloed van Sigmund Freud, en zijn
psychoanalyse, psychische stoornissen in toenemende mate psychologisch verklaard en
behandeld. De psychotherapie zou echt ze vooral van toepassing zijn op de lichtere stoornissen de
zogenoemde neurosen. De zware psychiatrische patiënten waren vaak aangewezen op een
levenslang verblijf in de kliniek. De ontdekking van enkele belangrijke medicijnen zorgen in de
jaren 60 van de vorige eeuw voor een belangrijke omwenteling. Daarop volgde een periode van
felle kritiek vanuit de antipsychiatrie, een beweging die zich afzetten tegen de medische
psychiatrie, niet de mensen waren ziek maar de samenleving, psychische stoornissen waren
slechts valse etiketten voor mensen die maatschappelijk niet in de pas lopen.
De drie grote stromingen die elk apart ooit in de geschiedenis van de psychiatrie beheersten,
komen nu als deelterreinen of specialistische visies naast elkaar voor: de biologische, de
psychotherapeutische en de sociale richting.
De omschrijving van psychische stoornissen hangt nauw samen met de betekenis van de
begrippen abnormaliteit een ziekte. Abnormaliteit: op elke afwijking ten opzichten van een norm.
De beoordeling of bepaald gedrag normaal is hangt echter af van uiteenlopende criteria:
kenmerken van de beoordeelde persoon; zoals leeftijd, geslacht, beroep. Zo wordt bepaald gedrag
bijvoorbeeld normaal gevonden bij een kind maar niet bij een volwassene.
Tijd en plaats van het gedrag; een bikini wordt als gek beschouw tenzij het carnaval is.
Waarden en normen van de heersende cultuur en tijdsgeest; discussie of homoseksualiteit een
afwijking is.
Voorbeeld: een intelligent persoon wordt niet als gestoord gezien maar een zwakbegaafde wel,
toch gaat het in beide gevallen om een afwijking ten opzichten van een normale verwachte
intelligentie. Hier spelen dus de verwachtingen of eisen van de omgeving een doorslaggevende
rol.
Abnormaal gedrag is dus niet automatisch een stoornis en niet elke stoornis heeft betrekking op
een psychische stoornis. Om te spreken van een psychische stoornis is een zienswijze op grond
van wetenschappelijke kennis noodzakelijk; het gestoorde gedrag moet dan een aantal kenmerken
vertonen:
- de stoornis moet ook bij andere personen als storend zijn vastgesteld. En
- vanwege deze gelijkenis op grond van een overeenkomstig patroon beschreven en geordend
kunnen worden binnen het begrippenkader van de psychiatrie.
Criterium van wetenschappelijke consensus: andere deskundige moeten tot dezelfde conclusie
kunnen komen.
Indien het gaat om een nieuwe, onbekenden of onbeschreven stoornis dan moet de vaststelling
ook de collega deskundigen mogelijk zijn: principe van repliceerbaarheid. Op grond van deze
principes ontwerp de psychiatrie als elke andere wetenschap een gemeenschappelijke taal
waarmee psychische stoornissen beschreven en geordend kunnen worden.
In dit boek wordt niet gesproken over psychische ziekten, in street medische zin verwijst de term
ziekte namelijk naar een lichamelijke afwijking aandoening of stoornis met een specifieke oorzaak
een duidelijk verloop en zoveel mogelijk een aangepaste therapie.
Het begrip ziekte een psychologische inhoud; beleving van ziek zijn.
,Het begrip ziekte een sociologische inhoud; de rol van ziek zijn de behoefte aan erkenning en de
verwachting te zoeken naar herstel.
Psychopathologie: de wetenschap of studie van het geestelijk of psychisch lijden.
Deelaspect: bijvoorbeeld depressie.
In de deskundige omgang met mensen met psychische problemen speelt zowel algemene kennis
als persoonlijk aanvoelen een rol; wetenschappelijke kennis (objectief en generaliserend) kan
slechts betrekking hebben op een deel aspect van de persoon door dit deel aspect bij
verschillende individuen te ordenen, ontleden, en vergelijken kunnen we depressieve mensen
beter begrijpen. Het persoonlijk kennen door aan voelen of inlevend begrijpen van de cliënt in zijn
eigen context is ook belangrijk. (Subjectief en individueel) beide benaderingen moeten worden
gecombineerd omdat ze elkaar aanvullen.
De werkwijze van de hedendaagse psychiatrie is geïnspireerd door het medische model. Het
medische model houdt hier een systematische werkwijze in om pathologische verschijnselen te
bestuderen en zo mogelijk te wijzigen hierin zijn de volgende stappen te onderscheiden:
a. Diagnose: karakteristieke eigenschappen.
b. Verklaring: factoren die de stoornis hebben veroorzaakt, uitgelokt, bevorderd of in stand
houden.
c. Prognose: een op onderzoek gebaseerd de voorspelling van het mogelijke verloop van de
stoornis natuurlijk verloop en onder invloed van een behandeling.
d. Therapie: ontwerp en uitvoering van bepaalde interventies op grond van a, b en c met het doel
de stoornis te doen verdwijnen of minstens te verbeteren.
e. Preventie: ontwerp en uitvoering van een actieplan op grond van a, b, c en d om stoornissen te
voorkomen (primaire preventie), zo snel en effectief mogelijk te behandelen ter voorkoming van
de rest toestanden (secundaire preventie) of om nadelige gevolgen te beperken. (Tertiaire
preventie of revalidatie)
Naast de huisarts als spil in de gezondheidszorg kunnen mensen met psychische of psychosociale
problemen terecht bij een brede waaier van zorgverleners en instellingen. Het geheel van deze
hulpverlening wordt geestelijke gezondheidszorg (GGZ) genoemd. De GGZ-voorzieningen kunnen
in de volgende drie groepen worden onderscheiden:
a. Ambulante of extramurale zorg: richt zich op mensen in hun eigen woonomgeving. Dit wordt
gedaan door hulpverleners met een eigen praktijk aan huis (zich verplaatst naar de client). Het
streven is minder klinisch en meer ambulant te behandelen; bij voorkeur korter en binnen de
huisartsenpraktijk, deze reductie van beiden of ambulantisering wordt dan gekoppeld aan
herstel gerichte zorg waar wordt gewerkt aan zelf management eigen verantwoordelijkheid en
maatschappelijke participatie van cliënten.
b. Intramurale of klinische zorg: richt zich op opname, binnen de muren van. Het overheidsbeleid
is gericht op vermindering van de intramurale zorg ten gunste van de ambulante zorg.
c. Tussenvoorzieningen of vormen van semimurale zorg: is bedoeld voor mensen voor wie
ambulante zorg onvoldoende is en voor wie volledige opname in een instelling niet
noodzakelijk is. Bijvoorbeeld beschermd wonen in kleine groepjes dit is een tussenstap naar
zelfstandig wonen.
d. Overkoepelende GGZ-organisaties: Binnen dergelijke grote organisaties zijn de verschillende
voorzieningen vaak georganiseerd met het oog op zorgverlening voor een specifieke
problematiek of doelgroep. Het nadeel hiervan is dat het dreigt onoverzichtelijk te worden.
Daarom volgde in 2014 een ingrijpende stelselwijziging volgens het principe van stepped care;
eerst moet de lichtste effectieve behandeling worden voorgesteld en als dat onvoldoende helpt
een zwaardere behandel optie etc. Onderscheiden worden:
De basis GGZ: huisarts lichtere psychische problematiek.
De generalistische GGZ: bij ernstiger problematiek volgens de DMS5 huisarts hiertoe verwijzen.
De specialistische GGZ: voor cliënten met nog zwaardere, complexere of acute psychische
stoornissen.
De Hoog-specialistische GGZ: zeer gespecialiseerde behandeling van specifieke problematiek.
,In de laatste drie sectoren; de behandeling wordt gecoördineerd door een regiebehandelaar. Voor
alle betrokkenen is dit het aanspreekpunt. Een bijkomend doel van deze stelselwijziging is dat de
groei van de GGZ wordt afgeremd en minder cliënten terecht komen in de specialistische GGZ.
Matched care: de begeleiding wordt onmiddellijk afgestemd op de ernst van de problematiek, de
persoonlijke situatie, wensen, behoeften en mogelijkheden client.
Samenvatting:
Opvattingen over gek of gestoord zijn sterk tijd- en cultuurgebonden. De psychiatrie loopt risico
politiek misbruikt te worden omdat het verschil tussen normaal en afwijkend gedrag lastig te maken
is. Een psychische stoornis is moeilijker objectief wetenschappelijk te benaderen. De psychiatrie
volgt hierbij over het algemeen het medische model of de systematische werkwijze in de
geneeskunde. Inmiddels wordt het medische model aangepast op basis van een gelijkwaardigere
relatie tussen zorgverlener en client, hierbij komt de zorg vraag centraal te staan, groeit het belang
van de context, het cliënt perspectief en de regie van cliënten.
Mensen aan wie TBS is opgelegd zijn niet volledig verantwoordelijk door hun psychische stoornis,
opnames hiervoor werden geregeld door de wet BOPZ maar nu door Wvggz.
H2: Diagnose
Bij het vaststellen van psychische stoornissen worden computerprogramma’s gebruikt de
voordelen hiervan zijn; snel en efficiënt, onderzoek steeds op dezelfde manier, computer geeft
stoornis aan dus niet face-to-face contact. Het computerprogramma is een hulpmiddel het kan zelf
geen diagnose stellen, daarvoor is meer nodig.
Elke wetenschap steunt op een classificatie of systematische ordening van de verworven kennis.
Dat komt voort uit de noodzaak om vaststellingen of bevindingen nauwkeurig te omschrijven en
een plaats te geven in het geheel van reeds bekende verschijnselen of kenmerken. Of we nu
planten, sterren, dieren of mensen bestuderen we zullen een slecht systeem Matisse onderzoek
kunnen doen en hier over met de andere kunnen communiceren als we gebruik maken van
erkende wetenschapstaal.
In de psychiatrie betekent dit vooral het classificeren (naam geven in ordenen) van stoornissen dit
is geen doel op zichzelf maar een middel om meer kennis te verwerven over het voorkomen,
ontstaan, ontwikkeling en verloop en de behandeling van psychische stoornissen.
De psychische stoornissen worden geordend als syndromen, een syndroom is een groep of
samenhangend geheel van symptomen in puur beschrijvende zin. Dit laatste wil zeggen dat we
deze groepering of samenhang alleen vaststellen zonder er een verklaring voor te geven. In de
psychiatrie noemen we iets een symptoom als het verondersteld wordt een uiting, signaal of
kenmerk van een psychische stoornis of syndroom te zijn.
Anorexia voorbeeld:
Hoofdsymptomen; grote waarschijnlijkheid verwijzen naar een bepaalde stoornis. (Wens mager
zijn)
Bijsymptomen; die het beeld van de stoornis volledig maken, maar bijkomstig zijn. (Afwezigheid
menstruaties)
De ordening van psychische stoornissen als syndromen berust op een categoriale classificatie: ze
worden onderverdeeld in duidelijk afbakende klassen of categorieën op grond van een aantal
kenmerken die aanwezig moeten zijn om van een dergelijke stoornis of syndroom te mogen
spreken.
Nadeel: in de praktijk blijken psychische stoornissen niet zo eenvoudig te ordenen in afbakende
syndromen, naast twijfel over betrouwbaarheid en bruikbaarheid van dergelijke classificaties is het
de vraag of het wel geoorloofd is mensen in vakjes in te delen.
DSM5: classificatiesysteem, zo'n systeem is te vergelijken met een atlas die als gids of leidraad
dient om een onbekend terrein overzichtelijk of toegankelijk te maken. Op soortgelijke wijze staat
een classificatie van psychische stoornissen ten dienste van onderzoek en zorgverlening bij
mensen met psychosociale problemen; voorwaarde hierbij is wel dat de ordening en de daarop
, gebaseerde diagnose betrouwbaar en bruikbaar zijn in de praktijk dit kan mijn meten door dat
verschillende beoordelaars tot dezelfde conclusie komen wanneer ze dezelfde cliënt onderzoeken.
DSM5:
Kenmerkend psychiatrie vorige eeuw: verschillende omschrijvingen van hetzelfde ziektebeeld
zoals schizofrenie. Er was duidelijk behoefte aan een diagnostisch systeem dat moest
beantwoorden aan twee basisprincipes: de ordening van psychische stoornissen moet losstaan
van de mogelijke verklaringen (theorieneutraal) en de indeling moet steunen ophelderen en
ondubbelzinnige criteria, die bruikbaar zijn in de diagnostische praktijk in het wetenschappelijk
onderzoek.
Met dit doel voor ogen ontwikkelde de vereniging van Amerikaanse psychiaters een handleiding.
Dit werd de diagnostic and statistical Manuel of mental disorders. Het getal achter de 3 letters is de
editie zoals nu 5. Daarnaast bestaat er nog een ander systeem voorgesteld door de wereld
gezondheidsorganisatie; international classification of diseases (ICD).
Voordeel DSM: overzichtelijkheid en krijgt het diagnostische zoekproces een systematischer
leidraad, enige samenhang verondersteld of tenminste gesuggereerd door middel van titels zoals
angststoornissen of neurocognitieve stoornissen. Kritiek: blijft onduidelijk wat die verschillende
diagnoses binnen dezelfde hoofdgroep onderling verbindt.
In de DSM5 zijn drie leidende principes te onderscheiden: (volgorde stoornissen in het boek)
-Ontwikkelingsperspectief: naarmate een stoornis vroeger in de levensloop kan optreden staat
deze meer vooraan. De neurobiologische ontwikkelingsstoornissen staan op de eerste plaats,
deze stoornissen worden vaak vastgesteld in de kindertijd.
-Mate van verwantschap: met name gelijkenissen tussen symptomen en de aanleg of
kwetsbaarheid voor het ontwikkelen van de stoornis. De opstellers van de DSM5 hoopte hiermee
ook grensoverschrijdend onderzoek aan te moedigen.
-Graad van ernst: DSM4 vergeleken DSM5: in de vorige editie hanteerde een strakkere afbakening
van categorieën (alles of niets) om de betrouwbaarheid van de diagnose zo groot mogelijk te
maken dat ging ten koste van de validiteit of praktische bruikbaarheid, dit probeerde de DSM5 te
ondervangen door meer dimensionale (meer of minder) omschrijvingen te gebruiken maar nu
mogelijk ten koste van de betrouwbaarheid van een diagnose. Dit probleem van afbakening
probeert men ook te vermijden door bij elke stoornis de graad van Ernst te beoordelen met
systematische criteria.
Verder over DSM5: wil therapiedoelen omschrijven waar de behandeling zich op moet richten, het
is bedoeld om wetenschappelijk onderzoek en communicatie te vergemakkelijken. In de ggz mag
men de DSM niet als een soort catalogus hanteren om cliënten label te geven.
Inhoudelijke kritiek: grenzen met normaal gedrag in de DSM te ruim en/of te vaag zijn, en te zeer
gericht op wat er mis is (op klachten en stoornissen). Verder krijgen de zorg behoefte, de
veerkracht en de context van cliënten te weinig gerichte aandacht, daardoor wordt te veel mensen
ten onrechte (stigmatiserend) een etiket opgeplakt en komen ze onnodig aspergeland in de
psychiatrie terecht (psychiatrisering). Die etiketten kunnen bovendien averechts werken, mensen
gaan zich ernaar gedragen (selffulfilling prophecy). Tenslotte heeft het DSM systeem te weinig oog
voor niet stoornisgebonden (transdiagnostische) verschijnselen als een laag zelfbeeld,
perfectionisme en verstoorde emotieregulatie.
Diagnostiek moet vanuit die visie net als de behandeling toegesneden zijn op de individuele
cliënten zijn context: gepersonaliseerde zorg. Het gaat dan om het begrijpen en verklaren van de
problematiek van cliënten met hun eigen specifieke kwetsbaarheden en relevante bepalende
factoren binnen hun context. In plaats van de vraag centraal te stellen wat deze cliënt heeft
verschuift de aandacht naar de vraag wat zijn zorg of ondersteuning's behoefte is. Dit wordt wel
aangeduid als een vorm van persoonlijke diagnostiek. Diagnose betekend door en door weten.
Beschrijvende diagnostiek: systematische en deskundige beoordeling van de psychische toestand.
Goede diagnose begint met een nauwkeurige verkenning van iemand functioneren zonder deze
direct te willen verklaren.