Sociaal beleid college 1:
Dit eerste college bevat hoofdstuk 2 Social Work in Europe (onderstaande tekst). Vervolgens zullen er
twee artikelen worden besproken.
Introduction: social work als een goed doel:
Het maatschappelijke werk heeft binnen de samenleving als doel om in de Middeleeuwen om te
gaan met armoede.
Dit is nauw verbonden met het begrip charity (een goed doel, iets doen voor een ander) en
slaat tevens op liefdadigheid/barmhartigheid naar elkaar toe.
Onderwerpen zoals oorlog, hongersnood, anarchie van deze tijd heeft een hoop ellende veroorzaakt
bij deze mensen. Dit maakte hen afhankelijk van openbare charity/liefdadigheid.
Waar komt liefdadigheid vandaan?
- In de Middeleeuwen was het een gewoonte om voor de armen te zorgen, dit had een link
met het geloof.
Tijdens de Middeleeuwen had de christelijke kerk een grote invloed op Europa/de
samenleving. Naastenliefde werd beschouwd als een verantwoordelijkheid/teken van
medelijden voor de armen: dit was in de vorm van directe hulp -> (geld, voedsel, goederen)
in plaats van te kijken naar de oorzaak van armoede.
Feitje: voor de reformatie werd het beschouwd als een religieuze plicht voor de Christenen om
barmhartig te zijn: deze daden waren gericht op het verminderen van lichamelijk leed.
1. Voed de hongerige
2. Geef de dorstige drinken
3. Verwelkom de vreemdeling
4. Kleed de naakte
5. Bezoek de zieke/gevangene en begraaf de dode
Conclusie: maatschappelijk werk was in deze tijd een vorm van liefdadigheid die voortkwam uit
burgermaatschappij en zich uitte in hofjes, parochies en werkhuizen (particuliere instellingen).
Bood zorg aan de armen via directe hulp
Machteloze Bejaarden/invalide Valide Inactieve
armen armen armen/landlopers/valid
e bedelaars
Armenhuis Gasthuis Industriehuis Huis van correctie of
om te gevangenis
werken
De verlichting: (na reformatie)
Sociaal werk kreeg een nieuwe dimensie
Zorg, armen verheffen tot goede en respectabele burgers en hen normen aanleren. Dit
moest de burgermaatschappij doen.
, 1. De burgermaatschappij had de verantwoordelijkheid om mensen materiele zorg te bieden
2. Mensen moesten veranderd worden in hardwerkende mensen
Het verheffen van de bevolking ontstond tijdens de verlichting; Immanuel Kant had hier talloze
ideeën over.
- Iedereen is een goed mens, mits je wordt opgeleid door redelijke personen; griffiers,
priesters, leraren.
- Morele opvoeding redt armen mensen van hun ellende, zodat zij vrij/onafhankelijk kunnen
zijn
Door deze standpunten van Kant werd dit onderdeel van het sociaal werk: het geven van
agressie trainingen, sociale vaardigheidstrainingen, taalcursussen en ouderschapscursussen.
De ontwikkeling van welvaartsstaten in Europa:
Vanaf de 19e eeuw, na de opkomst van industrieën en steden, startte de regering met het uitvoeren
van sociale activiteiten om de kwetsbare burgers te verheffen.
Doordat de maatschappij ging industrialiseren, ontstond er een kwetsbare groep arbeiders.
- Lange dagen, laag loon, slechte werkomstandigheden: Hierdoor ontstonden er spanningen
tussen rijk en arm
Het werd duidelijk dat de burgermaatschappij op zich deze problemen niet kon oplossen, de
staat moest socialezekerheidsregelingen aanbieden
Vanaf hier: het ontwikkelen van openbare systemen binnen sociale welvaart -> zoals de
verzorgingsstaat in Europa.
Doel: economische gelijkheid of levensstandaarden verzekeren voor iedereen, waarbij de overheid
voor zijn of haar burgers zorgt.
Wat werd er geïntroduceerd; onderwijs, socialezekerheidsstelsel, sociale voorzieningen, pensioen
etc.
Kapitalisme en maatschappelijk werk:
In de jaren 60 werd het kapitalisme het basisprincipe van de welvaartsstaat.
Dit leidde tot the social work business (John Harris).
Er is een veronderstelling dat sociaal werk zoveel mogelijk dient te functioneren alsof het een
commerciele onderneming betreft met het maken van winst.
In de landen die het meest getroffen zijn hierdoor, heeft de cultuur van het kapitalisme dit omgezet
naar sociaal werk als een vorm van zakelijk denken.
Door de omarming van businessology binnen maatschappelijk werk, wordt dit nu gezien als een
trend waartoe alle maatschappelijk werkers zich kunnen inzetten; modernisering van
maatschappelijk werk en het efficiënter maken door inzet van onderscheidende/waardevolle
expertise.
Kritiekpuntje, want: critici klagen dat maatschappelijk werk tegenwoordig wordt geleid door
managers wiens taak het is om te budgetteren in plaats van te voldoen aan de behoeften van
de clienten.
, Samenvattend: Sociaal werk komt voort uit de burgermaatschappij door mensen te helpen. Dit werd
de burgers te veel, waardoor er organisaties kwamen die zich inzetten op de markt. Dit zorgde voor
kapitalisme.
Schema:
Focus Inkomen Diensten Reguleren
Markt Individueel Werken Kopen Wederkerigheid
(voor wat, hoort
wat)
Burgermaatschappi Familie Delen of goed Gratis zorg of Normen
j doel goed doel
Overheid Overheid Sociale Subsidies Wetten
zekerheid
Welzijnsdriehoek Abrahamson:
Er zijn drie mechanismen die sociaal werk coördineren:
1. Burgermaatschappij
2. De overheid
3. De markt
Volgens Peter Abrahamson neemt elke samenleving beslissigen over welk maatschappelijk probleem
wordt opgelost door middel van welk welvaartsmechanisme (markt, overheid, burgermaatschappij).
In bepaalde staten is de burgermaatschappij verantwoordelijk voor de verstrekking van sociale
diensten, terwijl in andere staten socialezekerheidsstelsel gesubsidieerd wordt door de overheid. Of
de markt is daar juist verantwoordelijk voor de levering van sociale diensten.
Dit kan worden geschetst in de welvaartsdriehoek.
Markt staat tot geld, de staat staat tot macht, burgermaatschappij staat tot soladiriteit.
Om te kijken welk mechanisme in welke staat domineert, kijk je naar de manier waarop mensen
afhangen van deze drie mechanismen ten opzichte van het maatschappelijke welzijn.
Er zijn hiervoor 3 types: liberaal, conservatief en sociaal-democratisch. Hier wordt later op
ingegaan.
Esping Anderson: drie vormen van welvaartskapitalisme
Hoe was hij in staat om Europa op te delen in deze drie categorieën?
Hij keek naar hun standpunt over twee fundamentele dimensies van welzijnsstatistieken
1. Hun mate van decommodificatie
2. Hun sociale gelaagdheid en soladiriteit
Conclusie:
1. Scandinavische landen: hoge mate decommodificatie en soladiriteit (sociaal-democratisch)
2. Angelsaksische landen: lage decommodificatie (liberaal)
3. Europese landen: lage decommodificatie en sociale stratificatie (conservatief)