Staatsrecht
Week 1: Hoofdstuk 1
Kenmerken van een staat (elementen):
- (hoogste) Gezag
- Gemeenschap
- Grondgebied
× Erkenning
Staat heeft 2 betekenissen:
1. Het land zelf
2. De overheid
De gemeenschap kan bestaan uit mensen met een verschillende taal, godsdienst, cultuur en geschiedenis die
op grond van hun nationaliteit met elkaar verbonden zijn.
De staat is soeverein: zelfstandig en ondeelbaar, het hoogste gezag dragend. Het zorgt d.m.v. wetgeving,
bestuur en rechtspraak enerzijds voor bescherming van de burgers en behartigt anderzijds het algemeen
belang. De Nederlandse staat is een rechtspersoon naar burgerlijk recht; staatsmacht is verdeeld over
verschillende organen.
Het hoogste gezag van de staat is gericht op het scheppen en handhaven van orde en recht.
Het Koninkrijk der Nederlanden was tot 10-10-2010 een staatsrechtelijk samenwerkingsverband tussen
Nederland, de Nederlandse Antillen en Aruba en bestaat sindsdien uit Nederland, de drie overzeese landen
Aruba, Curaçao en Sint Maarten en de drie overzeese gemeenten (openbare lichamen) Bonaire, Sint Eustatius
en Saba.
Voor kort verblijf in Nederland moeten vreemdelingen, met uitzondering van asielzoekers en EU-burgers, in het
bezit zijn van een visum of machtiging tot voorlopig verblijf (visum is minder dan 3 maanden). Voor een lang
verblijf kan een verblijfsvergunning regulier worden aangevraagd, maar eerst een machtiging tot voorlopig
verblijf aanvragen in het land van herkomst. Als die wordt afgegeven, dan pas NL inreizen en een reguliere
vergunning aanvragen. Asielzoekers kunnen een verblijfvergunning asiel aanvragen en moeten dan eerst een
speciale asielprocedure doorlopen. Een verblijfsvergunning kan alleen worden verleend als dit in belang is van
NL, als NL dit verplicht is op grond van internationale afspraken of wegens humanitaire redenen.
Vreemdelingen aan wie een verblijfsvergunning is verleend, moeten z.s.m. inburgeren in NL. Vreemdelingen
zonder verblijfsrecht moeten NL verlaten en kunnen worden uitgezet. Vreemdelingen die aan bepaalde
voorwaarden voldoen, kunnen Nederlander worden door een optieverklaring of door neutralisatie.
Bronnen van staatsrecht:
1. Grondwet
2. Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden
3. (organieke) Wetten, reglementen
4. Gewoonterecht
5. Verdrag en Europese maatregelen
6. Jurisprudentie
,Week 2: Hoofdstuk 3 en 4
Er zijn 4 staatsvormen:
1. Statenbond/ Confederatie: Samenwerkingsverband tussen zelfstandige staten gebaseerd op een
verdrag. (Bijv. Europese Unie, (Koninkrijk der Nederlanden beetje))
2. Bondsstaat/ Federatie: Staat bestaande uit grotendeels onzelfstandige federale staten met een
centraal federaal gezag. Het bestaat uit deelstaten. Deelstate hebben een deel van hun soevereiniteit
overgedragen aan het centraal gezag; de federale regering/ bestuur. (Bijv. VS, Bondsrepubliek
Duitsland, België)
3. Eenheidsstaat: Staat bestaande uit onzelfstandige delen (dus niet ‘staten’) onder een centraal gezag.
Hoogste gezag ligt allen bij centraal gezag. (Bijv. Republiek Frankrijk)
4. Gedecentraliseerde eenheidsstaat: Eenheidsstaat waarbij het gezag is verdeeld over het centrale en
decentrale niveau en waar op centraal niveau de eenheid wordt bewaard. Het heeft onzelfstandige
delen. De centrale overheid draagt een deel van bevoegdheden over aan lagere overheidsorganen.
(Bijv. Nederland)
Nederland is een democratische rechtsstaat: Staat waarin als democratische beginselen gelden;
1. Het legaliteitsbeginsel: De overheid mag alleen optreden als de regels dat bepalen en moeten zich aan
de regels houden. De regels zijn democratisch tot stand gekomen (en mede door de
volksvertegenwoordiging).
2. De scheiding tussen de overheidsmachten (trias politica): Verdeeld over wetgevende macht
(volksvertegenwoordiging en regering), uitvoerende macht (regering), rechtsprekende macht
(rechters).
3. Eerbieding van de grondrechten (burgers hebben fundamentele rechten): Grondrechten/
Mensenrechten.
4. Onafhankelijke rechtspraak: Rechter bepaalt zelf welk recht hij spreekt. Rechter kan niet ter
verantwoording worden geroepen.
Het parlement (of Staten-Generaal of volksvertegenwoordiging) bestaat uit de Eerste Kamer en de Tweede
Kamer.
- De Tweede Kamer bestaat uit 150 leden (art. 51 lid 2 Gw), gekozen door Nederlanders (art. 54 Gw).
De taken van de Tweede Kamer:
i) Taak als medewetgever:
- Het recht van initiatief (art. 82 lid 1 Gw)
- Het recht van amendement (art. 84 Gw)
- Het budgetrecht (art. 105 Gw)
ii) Taak als controleur van de regering:
- Het vragenrecht (art. 68 Gw)
- Het recht van interpellatie (art. 68 Gw en 133 RvO TK)
- Het recht van enquête (art. 70 Gw)
- Taken van de Eerste Kamer:
i) Taak als medewetgever:
- Het budgetrecht (art. 105 Gw)
- Novelle
! Geen recht van initiatief of recht van amendement.
ii) Taak als controleur van de regering:
- Het vragenrecht (art. 68 Gw)
- Het recht van interpellatie (art. 68 Gw en 139 RvO EK)
- Het recht van enquête (art. 70 Gw)
De regering (ofwel Kroon) bestaat uit ministers (incl. minister-president), staatssecretarissen en de koning.
Vertrouwensregel: Als er geen vertrouwen meer is in (een deel van) de regering, kan deze met een motie van
wantrouwen worden weggestuurd door Eerste en/ of Tweede Kamer.
, Ministerraad bestaat uit ministers met de minister-president als voorzitter. Ze vergaderen en besluiten over het
algemeen regeringsbeleid en bevordert de eenheid van dat beleid. (art. 45 Gw en Reglement van orde voor de
ministerraad).
Het kabinet (de bewindvoerders) bestaat uit ministers (incl. minister-president) en staatssecretarissen. Ze
besturen het land en voeren wetten uit.
Art. 42 lid 2 Gw: De Koning is onschendbaar+ de ministers zijn verantwoordelijk voor zijn politieke handelen.
In praktijk:
- Koning mag politiek niets inhoudelijks doen zonder toestemming van de ministers
- Koning is strafrechtelijk niet te vervolgen
- Koning staat niet boven de wet; wel boven de partijen
De konings’ taken:
- Onderdeel van de regering (art. 42 lid 1 Gw)
- Staatshoofd van het Koninkrijk der Nederlanden (art. 2 statuut)
- Voorzitter Raad van State (art. 74 lid 1 Gw)
Ministeriele verantwoordelijkheid. Ministers zijn verantwoordelijk voor:
- Eigen handelen
- Handelen van de Koning / Koninklijk Huis
- Handelen van hun staatssecretaris
- Handelen van hun ambtenaren
Voorloper van de Nederlandse staat was Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden, een in 1579 bij de Unie
van Utrecht gevormde statenbond van zeven zelfstandige provinciën met een gemeenschappelijke vloot en
leger. Als reactie op de uitdijende heerschappij van de stadhouders werd de statenbond met de staatsregeling
in 1798 veranderd in een eenheidstaat de Bataafse Republiek, waarbij het hoogste gezag bij de gekozen
nationale vergadering lag. Na beëindiging van de Franse overheersing werd in 1814 het koninkrijk der
Nederlanden, inclusief de gebieden overzee, in de grondwet vastgelegd.
Koning Willem l, Prins van Oranje-Nassau, vormde samen met de Staten-Generaal het wetgevende lichaam van
het koninkrijk Holland, waarin een deel van de staatsmacht bij de onzelfstandige provincies en gemeenten
werd neergelegd. Door de vrijwillige samenwerking tussen Nederland, Aruba, curaçao en sint maarten vertoont
het koninkrijk der Nederlanden sinds 1986 enige gelijkenis met de vroegere statenbond. De onderlinge
afspraken zijn echter vastgelegd in het Statuut en de Nederlandse Koning is sinds 2010 tevens het staatshoofd
van de drie zelfstandige staten en de drie openbare lichamen Bonaire, Sint-Eustatius en Saba (BES-eilanden).
Nederland is een gedecentraliseerde eenheidstaat (eenheidsstaat waarbij het gezag is verdeeld over het
centrale en decentrale niveau en waar op centraal niveau de eenheid wordt bewaard). Op centraal niveau vindt
wetgeving plaats door de regering en de volksvertegenwoordiging en wordt de eenheid bewaard. Provincies,
gemeente, waterschappen en andere openbare lichamen vormen het openbaar bestuur voor het decentrale
grondgebied of taakgebied waarvoor zij zijn ingesteld. Nederland is een democratische rechtsstaat met als
grondslagen het legaliteitsbeginsel (uitgangspunt dat elk publiekrechtelijk optreden van de overheid een
grondslag moet hebben in wetten die door de volksvertegenwoordiging tot stand zijn gekomen), scheiding van
de overheidsmacht, onafhankelijke rechtspraak en eerbieding van grondrechten. De wetgevende, bestuurlijke
en rechtsprekende macht zijn in Nederland niet strikt gescheiden volgens de leer van de trias politica (leer die
uitgaat van een strikte scheiding tussen de wetgevende, bestuurlijke en rechtsprekende macht in een staat),
maar wel zodanig gescheiden en gespreid dat de staatstaken niet in een hand zijn. Naast de gewone
rechterlijke macht zijn er nog andere rechtsprekende organen. Toezicht en controle waarborgen het
machtsevenwicht in dit systeem van ‘checks en balances’.
Nederland is een constitutionele monarchie. Als het staatshoofd van Nederland en van het Koninkrijk der
Nederlanden is de Koning drager van de kroon der Nederlanden (het Koningschap van het Koninkrijk der
Nederlanden) hij heeft dan vooral een symbolische functie en word beschouwd als bindende factor in