Hoorcollege gedragswetenschappen periode 3
Week 1
Sociologen bestuderen hoe wij met elkaar samenleven in de maatschappij.
- Welke invloed we op elkaar hebben; hoe de omgeving waarin we wonen ons
beïnvloedt.
- Sociologen maken duidelijk dat de maatschappij waarin je leeft jou beïnvloedt,
vaak zonder dat je het zelf door hebt.
Voorbeelden:
- Invloed sociaal milieu op gedrag (onderwijs, zorg, gemeenschap)
- Cultuur/ multiculturele samenleving
- Maatschappelijke ongelijkheid
- Invloed van ontkerkelijking op samenleving
- Sociale media, internet en individualisering
- De verzorgingsstaat en gevolgen voor de samenleving
Sociologen bestuderen en verklaren het samenleven binnen grotere en kleine verbanden. Ze
beïnvloeden jouw en andersom. overlap psychologie.
Op welke 2 belangrijke vragen zoekt de sociologie een antwoord?
1. Hoe worden mensen in hun gedrag beïnvloed door het feit dat ze onderdeel
uitmaken van samenlevingsverbanden?
- Microniveau: directe contact met mensen. (familie, vrienden)
- Mesoniveau: niveau van een school/wijk.
- Macroniveau: hele maatschappij
2. Hoe zit de samenleving in elkaar? (normen/waarden)
Sociologie is gebaseerd op systematische waarneming van de feitelijke werkelijkheid.
En kan verschillen van hoe we subjectief beleven dat de werkelijkheid in elkaar steekt
Relevantie sociologie en verpleegkunde
- (ziekte- gezondheids-) gedrag begrijpen vanuit sociale context
- Gezondheidsvraagstukken (mantelzorg/ zorgconsumptie/ etikettering)
- Herleiden eigen opvattingen en gedrag (bubbel: iedere sociale bubbel heeft zijn
eigen waarheid)
- Inzicht in rol en positie van VPK
Hedonisme: gevoel van genotzucht
Levensbeëindiging
Psychologisch vraagstuk: wat maakt het dat iemand de gedachte heeft om zijn leven te
willen beëindigen?
Sociologisch vraagstuk: waarom komt levensbeëindiging vaker voor bij vrouwen dan bij
mannen?
2
,Sociologische kernbegrippen:
Referentiekader= sociale bril. Wat vinden we normaal/wat niet? Aan wie ontlenen we
referentiekader?
Bovendien: selectieve waarneming
Referentiekader wordt (door interactie in groepering/media) actief gevormd: op deze wijze
construeren we onze werkelijkheid.
Fundamentele attributiefout: invloed (verantwoordelijkheid) persoon op handelen wordt
overschat.
Subjectieve definitie van de situatie: mensen creëren hun eigen werkelijkheid. Door hun
ervaringen… vluchtelingen, coronabeleid, ouderen, orgaandonatie.
Identiteit= zelfbeeld= looking-glass&self & role-taking.
Collectieve definitie van de situatie: aangeleerd= cultuur. Ieder bubbel zijn eigen waarheid.
Etikettering: hokje plaatsen
Stigmatisering: brandmerken met grote gevolgen.
Vooroordeel: vaste, vertekende, manier van voelen, denken en handelen
Stereotypering: idem t.a.v. groep mensen
Selfulfilling en destroying prophecy
Week 2
De sociologie probeert antwoord te geven op 2 samenhangende vragen. Weke van de
vagen hoort er NIET bij?
- Welke invloed heeft (iemands) motivatie en denken op diens gedrag?
- Hoe beïnvloedt het feit dat je deelneemt aan de samenleving je gedrag?
- Hoe zit de samenleving in elkaar?
Role-taking heeft te maken met de volgende vraag;
- Wat verwachten anderen van mij in deze situatie?
- Wie ben ik nou eigenlijk?
- Welk beeld hebben anderen van mij?
Voetbalsupporters zijn vandalen, is een voorbeeld van:
- Stigmatisering
- Etikettering
- Stereotypering
2
, Wat is het verschil tussen psychologie en sociologie?
- Geen verschil ze behoren namelijk beide tot gedragswetenschappen
- Een psycholoog krijgt beter beeld dan een socioloog
- Psychologie richt zich op individueel gedrag, sociologie op groepsgedrag.
Een ander woord voor referentiekader is:
- Samenleving
- Sociale bril
- Attributie
Reproductieleerstijl: helpt dingen te onthouden.
Betekenisgerichte leerstijl: begripsvragen
Toepassingsgerichte leerstijl: toepassen, met welk begrip hangt het samen?
Groepsopdracht:
- Nederlander
- Oudere
- Gelovige kerkganger
- Vluchteling
- Moslim
A) Noem bij elke groepering alle kenmerken die spontaan bij je opkomen
- Nederlanders: gierig, uitgesproken, nuchtere mensen.
- Oudere: verminderde mobiliteit, verminderde visus-gehoor, slecht
aanpassingsvermogen
- Gelovige kerkganger: bidden, kledendracht, strenge regels.
- Vluchteling: moeite met de taal, slecht integreren, afstandelijk gedrag
- Moslim: hoofddoeken, strenge regels, ramadan.
B) Hoe denk je dat jullie tot die kenmerken zijn gekomen?
Ervaringen en media
C) Bepaal of de verzamelde gegevens ‘stereotypen’, ‘vooroordelen’ of echte
kenmerken zijn. wanneer wordt een vooroordeel een stigma.
Veel zijn stereotypen, met uitzondering van strenge regels.. dit is wel een
vooroordeel. Voor ons kan dit streng zijn, maar voor hun geloof niet.
D) Hoe beïnvloeden de kenmerken jouw omgang met de zorgvrager?
Niet, ik zal iedereen behandelen zoals ze zijn. Ik zal me aanpassen aan de zorg die ze
van me vragen.
Een vaste vertekende manier denken, voelen en waarnemen. vooroordeel.
Als een vooroordeel overgezet wordt in gedrag spreek je van stigmatisering.
Bij een vooroordeel is het vaak een kwestie van die mensen omgaan om de vooroordelen bij
te stellen. Bij een stigma worden ze niet bijgesteld als je met die mensen omgaat, je bent
niet bereid om ze op te geven. Het beeld blijft hardnekkig bestaan, dit zit vast in onze
volkscultuur. (bepaalde ideeën over mensen)
2