Samenvatting Psychopathologie
Periode 3
Hoofdstuk 2
De wijze waarop de patiënt en zijn omgeving omgaan met de stoornis, is belangrijk en verdient
aandacht in de behandeling en begeleiding. Als we naar de oorzaken en gevolgen kijken van een
stoornis, is de persoon tegenover ons het resultaat van:
Een uniek mens met al zijn eigenaardigheden, zijn verleden en huidige situatie; het
levensverhaal van de patiënt.
Een stoornis met meer of minder goed herkenbare specifieke verschijnselen; de
karakteristieken van de stoornis op zich.
Een sociaalrelationele (woon-, leef-, werk-) en fysieke omgeving; de context waarin de
persoon zich heeft ontwikkeld en de stoornis die zich afspeelt.
De houding, visie, kennis en vaardigheden van de behandelaar of onderzoeker tegenover de
persoon, en de culturele context waarin zij zich bevinden.
2.2 Het biologische perspectief
Het functioneren van zenuwstelsel blijkt een rol
te spelen in de ontwikkeling van afwijkend
gedrag.
Een zenuwstelsel is opgebouwd uit neuronen,
zenuwcellen die door het hele lichaam signalen
of ‘boodschappen’ doorgeven. Ze zeggen ons dat
we jeuk hebben, dat we ons lichaam zo kunnen
bewegen dat we een brief kunnen schrijven, etc.
Elke neuron (= zenuwcel) heeft een cellichaam.
Daarin bevindt zich de celkern waarin zuurstof wordt omgezet, zodat de cel zijn werk kan doen. Uit
het cellichaam steken korte vezels naar buiten, de dendrieten. Dit zijn wortelachtige uitlopers van
een neuron die zenuwimpulsen ontvangen van andere neuronen. Elk neuron heeft één axon, dat als
een soort slurf uit het cellichaam steekt. Deze kunnen tot wel een meter lang worden en eindigt in
een aantal vertakte verdikkingen, ook wel eindknopjes genoemd.
Alle boodschappen verplaatsen zich in de vorm van elektrische impulsen die het neuron afvuurt.
Deze impulsen bewegen zich altijd in één richting over het neuron, namelijk via het ontvangende
dendriet naar het cellichaam en dan verder via het axon naar de eindknopjes. Daar wordt de
boodschap via de eindknopjes verstuurd naar andere neuronen, spieren of klieren.
Om een boodschap naar andere neuronen te versturen, maakt het neuron gebruik van
neurotransmitters. Dit is een chemische stof die neutrale boodschappen van het ene neuron naar
het andere vervoert.
De synaps is een spleetje tussen een eindknopje van het ene neuron en de dendriet of soms
(cellichaam) van een ander neuron waarlangs de neutrale impulsen worden doorgegeven. Het vormt
dus de verbinding tussen twee neuronen.
Elke neurotransmitter heeft een eigen chemische structuur die alleen door een bijpassende
receptorplaats op het ontvangende neuron kan worden opgevangen. Alleen de juiste
neurotransmitter kan dus het ‘slot’ openen waarna het neuron de boodschap verder verstuurt.
Heropname= niet alle vrijgelaten moleculen van een neurotransmitter bereiken de receptorplaats
van de ontvangende neuronen. De verdwaalde neuronen worden door enzymen in de synaptische
spleet afgebroken of weer in het neuron opgenomen door de eindknopjes van het axon.
1
, Psychofarmaca lijken de beschikbaarheid en werking van neurotransmitters in de hersenen te
beïnvloeden. Daarom zijn er vermoedens dat onregelmatigheden in de werking van de
neurotransmitters in de hersenen een belangrijke factor vormen in het ontstaan van abnormale
gedragspatronen.
Onderdelen van het zenuwstelsel
Het zenuwstelsel bestaat uit
twee onderdelen, het centrale
zenuwstelsel en het perifere
zenuwstelsel, die op hun beurt
uit twee onderdelen bestaan.
Het centrale zenuwstelsel
wordt gevormd door de
hersenen en het ruggenmerg.
Het perifere zenuwstelsel
bestaat uit de zenuwen
(neuronen) die (a) sensorische
boodschappen (vanuit de
zintuigen) ontvangen en naar
de hersenen en het
ruggenmerg verzenden, en (b)
de zenuwen die boodschappen
vanuit de hersenen of het
ruggenmerg verzenden naar
de spieren en klieren.
Het centrale zenuwstelsel is het onderste deel van de hersenen, de achterhersenen, bestaat uit de
medulla, de pons en het cerebellum. De medulla reguleert de hartslag, bloeddruk en ademhaling.
Het beïnvloedt ook de slaap, niezen en hoesten. De pons geeft informatie over bewegingen en de
stand van het lichaam en is betrokken bij functies die te maken hebben met aandacht, slaap en
ademhaling. Achter de pons ligt het cerebellum (= kleine hersenen). Deze speelt een rol in het
evenwichtsgevoel en de motoriek (spieren).
De middenhersenen liggen boven de achterhersenen. Hier lopen de zenuwbanen die de
achterhersenen verbinden met de voorhersenen. Het reticulaire activeringssysteem (RAS) begint in
de achterhersenen en loopt via de middenhersenen door tot onder in de lagere voorhersenen. Het
RAS speelt een essentiële rol in slaap, aandacht en activering (arousal). Stimulering van het RAS
verhoogt alertheid.
Belangrijke gebieden in de voorhersenen zijn de thalamus, hypothalamus, het limbische systeem, de
basale ganglia en het cerebrum.
De thalamus stuurt sensorische informatie zoals tast en zicht naar hogere hersengebieden. Het is ook
betrokken bij slaap en aandacht, samen met andere hersengebieden zoals het RAS.
De hypothalamus is een klein gebied tussen de thalamus en de hypofyse die een essentiële rol speelt
in de regulatie van lichaamstemperatuur, concentratie van vloeistoffen, opslag van voedingsstoffen
en motivatie en emotie.
Het limbische systeem bestaat uit de hypothalamus, delen van de thalamus en andere delen van de
hersenen. Het speelt een rol in herinneringen en in de regulatie van meer basale drijfveren die te
maken hebben met honger, dorst en agressie.
De basale ganglia, die voor de thalamus ligt, spelen een rol in de coördinatie van beweging en
houding.
2