Literatuur bijzonder bestuursrecht
De gemeentestem, de sterkste schouders moeten de zwaarste boete dragen
De bestuurlijke boete is heringevoerd sinds 2013 in de bijstandswetgeving. De bestuursrechter
heeft in een aantal tranches aanzienlijke nuanceringen aangebracht in de uitvoering van deze
wetgeving. De hoogte van de boete wordt onder meer bepaald door de draagkracht.
Participatiewet
Een van de grondrechten is dat eenieder recht heeft op voldoende middeken om in het
levensonderhoud te kunnen voorzien. Dit is vertaald in bijstand, een uitkering voor mensen die
niet meer kunnen voorzien in hun levensonderhoud, het laatste vangnet. De regels zijn vastgelegd
in de Participatiewet die het College van B&W uitvoert.
De participatiewet kent die uitgangspunten:
1. De eigen verantwoordelijkheid staat centraal om zelf te voorzien, pas als mensen echt niet in
staat daartoe zijn kan de overheid hen daarbij ondersteunen.
2. De gemeente dient zo goed mogelijk te zijn toegerust o de burger te helpen op de weg naar
werk en hem indien nodig daarbij een inkomenswaarborg te bieden.
3. De regelgeving moet zo ingericht zijn dat de gemeenten een zo groot mogelijke beleidsruimte
en beleidsverantwoordelijkheid hebben om het doel van de wet te realiseren.
Algemene bijstand is ter voorziening van de algemene noodzakelijke kosten van het bestaan. De
kosten die ieder mensen heeft om te leven. Daarnaast is er nog een bijzondere bijstand. De
bijstandsontvanger wordt ook wel belanghebbende genoemd.
De gezinssituatie is van groot belang in de bijstand. Er is een verschil tussen alleenstaande,
alleenstaande ouder en de gehuwde. Daarnaast is er sprake van gezamenlijke huishouding als
twee personen hun hoofdverblijf hebben in dezelfde woning en zij voor elkaar zorg dragen.
Iedereen moet zorgen dat ze uit de bijstand blijven of zo lang mogelijk, doet iemand dit niet en
niet diegene te vroeg een beroep op bijstand wordt dit tekortschietend besef van
verantwoordelijkheid genoemd en kan dit gevolgen hebben voor de belanghebbende.
Er gelden verschillende voorwaarden voor het recht op bijstand:
- De belanghebbende is een Nederlander of daarmee gelijk gesteld.
- De belanghebbende is woonachtig in Nederland. (=territorialiteitsbeginsel)
- De belanghebbende beschikt niet over middelen.
- De belanghebbende is niet uitgesloten.
- Er is geen passende en toereikende voorliggende voorziening.
Tenslotte mag er geen toereikende voorliggende voorziening bestaan voor de belanghebbende,
bijstand is het laatste vangnet.
Daarnaast moet worden gekeken of een persoon niet is uitgesloten, de uitsluitingsgronden staan
in art. 13 Participatiewet.
Een voorliggende voorziening is een andere voorziening die uitkering of tegemoetkoming
garandeert en waar een burger eerst beroep op moet doen, voordat het recht op bijstand bestaat,
dit is bijvoorbeeld de werkeloosheidswet WW-uitkering. Voor bijzondere bijstand is een
voorliggende voorziening passend en toereikend als de tegemoetkoming of vergoeding van de
voorliggende wet of regeling volledig voorziet in de kosten of als de wetgever uitdrukkelijk heeft
bepaald dat de burger deze kosten zelf moet kunnen dragen.
Het kan zijn in sommige gevallen dat iemand zich in een zeer nijpende situatie bevindt maar geen
recht heeft op bijstand bv een kind van illegale ouders. Het kan zijn dat iemand dan in een
onmenselijke situatie dreigt te komen en op grond van dringende redenen in afwijking van art. 13
lid 1 Participatiewet toch bijstand te verlenen. Hiervoor biedt art. 16 Participatiewet een uitkomst.
Het college kan dan alsnog een uitkering verlenen, het moet gaan om een acute noodsituatie en
,de behoeftige omstandigheden waarin de persoon verkeert, moet op geen enkele andere wijze te
verhelpen zijn, het verlenen van bijstand moet volstrekt onvermijdelijk zijn.
Er bestaan verschillende bijstandsnormen. Dit is het minimale bedrag waarover iemand moet
kunnen beschikken om in zijn levensonderhoud te voorzien: sociaal minimum:
- De kostendelersnorm: gaat over hoeveel meerderjarige personen er wonen die samen de
woonkosten kunnen delen art. 22a lid 1 Participatiewet. Een aantal personen tellen niet mee:
echtgenoot, huurder en student.
- De jongerennorm
- De alleenstaande- of alleenstaande-oudernorm
- De gehuwdenorm
- De norm voor de pensioengerechtigden
- De inrichtingsnorm: zij krijgen een zak-en kleedgeldnorm omdat ze geen woonkosten hebben in
een inrichting. Het gaat om een instelling die verpleging of verzorging biedt of een die
slaapgelegenheid biedt en begeleiding aanwezig is iedere 24. Als dit zo is voldoet iemand aan
de inrichtingsnorm.
- De norm voor personen met een niet-rechthebbende partner: dit is voor personen met een
partner die uitgesloten is van bijstand, er wordt dan wel bijstand verstrekt maar gezorgd dat het
niet indirect bij de niet rechthebbende partner terecht komt.
De vaste bedragen voor de normen zijn vastgelegd in de wet, soms moet er worden verhoogd of
verlaagd. Dit kan in de volgende gevallen:
- Iemand heeft geen of lagere woonlasten, hiervoor wordt verlaagd
- Iemand is gestopt met zijn studie, hiervoor wordt verlaagd
- Een specifieke situatie vergt dat de bijstandsuitkering wordt aangepast, dit wordt ook wel
individualiseren of afstemmen genoemd.
Iemand heeft alleen recht op bijstand als hij niet over de middelen beschikt om in de
noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien.
Middelen: inkomen en vermogen dat niet is vrijgelaten.
Redelijkerwijs beschikken: beschikken is als iemand het inkomen of vermogen kan besteden.
Redelijkerwijs beschikken is het indirect beschikken, bijv geld dat op een spaarrekening vast staat
kan worden verkregen door een boete dus iemand beschikt hier redelijkerwijs/ indirect over.
Inkomen: Alle bronnen van inkomsten bv uit arbeid, alimentatie of huurovereenkomst die
betrekking hebben op de periode waarover een beroep op bijstand wordt gedaan.
Vermogen: de waarde van de bezittingen waarover wordt beschikt of redelijkerwijs kan worden
beschikt, verminderd met de aanwezige schulden. In de periode waarover bijstand is toegekend,
voor zover dit geen inkomen is.
Er bestaat een wettelijke lijst van middelen die worden vrijgelaten, dit betekent niet meetellen bij
de vaststelling van het inkomen en vermogen van de belanghebbende.
Iemand moet voldoen aan de voorwaarden voor algemene bijstand, wil deze in aanmerking
komen voor de bijzondere bijstand. Er bestaan vier verschillende soorten bijzondere bijstand:
1. Individuele bijzondere bijstand voor specifieke kosten art. 35 lid 1 Participatiewet.
2. Categoriale bijzondere bijstand art. 35 lid 3 Participatiewet
3. Individuele inkomenstoeslag op grond van art. 36 Participatiewet.
4. Individuele studietoeslag op grond van art. 36b Participatiewet.
De uitsluitingsgronden van art. 13 lid 1 Participatiewet gelden ook voor bijzondere bijstand.
Bij de aanvraag om bijzondere bijstand moet ook worden beoordeeld of er een voorliggende
voorzienig bestaat voor deze kosten art. 15 Participatiewet. Als er een andere passende
voorliggende voorziening is moet bijstand worden afgewezen.
Het kan voorkomen dat iemand noodzakelijke kosten heeft due hij niet uit de algemene bijstand of
aan ander inkomen op bijstandsniveau kan betalen, omdat deze kosten zeer ongebruikelijk zijn of
een bijzondere situatie zich voordoet, hiervoor is de individuele bijzondere bijstand art. 35
Participatiewet. De volgende vier vragen moet hiervoor worden beantwoord:
1. Doen de koste waarvoor bijzondere bijstand wordt gevraagd zich voor?
, 2. Zijn de kosten in het individuele geval van de belanghebbende noodzakelijk?
3. Vloeien de kosten voort uit bijzondere omstandigheden?
4. Kunnen de kosten worden voldaan uit de draagkracht van de belanghebbende?
De eerste drie vragen moeten met ja worden beantwoord anders is er geen recht op bijzondere
individuele bijstand.
Het college kan een drempelbedrag voor bijzondere bijstand hanteren. De aanvraag wordt dan
afgewezen als er een aanvraag wordt gedaan waarvoor de kosten lager zijn dan het
drempelbedrag.
Categoriale bijstand is een uniek soort, hier wordt niet gekeken of de kosten zich voordoen art. 35
lid 3 Participatiewet. Het college mag zelf kiezen of het wordt aangeboden in het beleid, als dit het
geval is moeten she het verstrekken ook al is duidelijk dat het aan een ander doel wordt
uitgegeven.
Sommige kunnen aanspraak maken op een extraatje, de individuele inkomenstoeslag, deze komt
bovenop de algemene bijstand. Er moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
1. De belanghebbende is ouder dan 21 en jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd.
2. De belanghebbende heeft een langdurig laag inkomen
3. De belanghebbende heeft geen in aanmerking te nemen vermogen
4. De belanghebbende heeft geen uitzicht op inkomensverbetering
5. De belanghebbende heeft niet twaalf maanden voorafgaand aan de aanvraag al eerder een
individuele inkomenstoeslag ontvangen.
Sommige studente kunnen vanwege psychische of fysieke aandoeningen weinig werken en
hebben recht op een individuele studietoeslag. Er moet worden voldaan aan de volgende
voorwaarden:
1. De belanghebbende is 18 jaar of ouder
2. De belanghebbende heeft recht op studiefinanciering of tegemoetkoming
3. De belanghebbende heeft geen in aanmerking te nemen vermogen
4. De belanghebbende is niet in staat om het minimumloon te verdienen
Bijstand kan in verschillende vormen worden versterkt:
1. Om niet, art. 48 lid 1 Participatiewet, dit hoeft niet te worden terugbetaald.
2. Als geldlening, als de belanghebbende op korte termijn over voldoende middelen beschikt, als
bijstand het geval is van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening,
bijstand is bedoeld als waarborgsom, bijstand is bedoeld voor aflossing van de schuld.
3. Als borgtocht, als er op korte termijn voldoende middelen zijn, als bijstand het gevolg is van
tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan, bijstand is
bedoeld als waarborgsom, bijzondere bijstand voor aflossing van een schuld, bijstand voor
kosten van noodzakelijke duurzame gebruiksgoederen.
4. In natura, als iemand zonder hulp niet in staat is tot verantwoorde besteding van zijn geld.
5. Als voorschot, het college is in principe verplicht dit binnen vier weken na ontvangst een
voorschot op de algemene bijstand te verstrekken, tenzij de vereiste gegevens/bewijsstukken
niet tijdig zijn versterkt of het op voorhand duidelijk is dat het recht op algemene bijstand niet
bestaat.
Er bestaan een aantal verplichtingen voor de persoon die een bijstandsuitkering ontvangt, als
deze worden geschonden, kan dit gevolgen hebben voor het recht op of de hoogte van de
bijstand.
De bijstand is een vangnet dus je moet er alles aan doen om er zo snel mogelijk uit te komen,
vanuit daar bestaat de arbeidsplicht. Er zijn een aantal specifieke/ geüniformeerde
arbeidsverplichtingen en deze gelden voor een ieder die van de bijstand geniet, deze zijn
opgenomen in art. 18 lid 4 Participatiewet.
In sommige gevallen kan de belanghebbende een ontheffing hebben van de arbeidsverplichting.
Dit kan als de in medische toestand van de belanghebbende niet verlangd kan worden dat hij aan
deze verplichting voldoet. Dit is een voorbeeld van een dringende reden, op grond van dringende