Tijd van de wereldoorlogen
K37: De rol van Moderne propaganda- en communicatiemiddelen en vormen van
massaorganisatie
Waarom?
Wat was de rol van Moderne propaganda- en communicatiemiddelen en vormen van
massaorganisaties?
Passend voorbeeld:
Nazi-Duitsland
Nazi-Duitsland hebben verschillende dingen gedaan in de periode van de Tweede
Wereldoorlog, die erg goed passen bij deze Kenmerkende Aspect.
Adolf Hitler werd in 1933 rijkskanselier (minister-president) van Duitsland. Tijdens
zijn bewind schafte hij alle politieke partijen af, behalve die van hemzelf (de
Nationaalsocialistische Duitse Arbeiderspartij, NSDAP). Hij liet zichzelf ook ‘Führer’
(leider) noemen. Er was geen democratie meer. Nadat Hitler aan de macht was
gekomen, werden de nationaalsocialistische idealen door middel van propaganda op
grote schaal verspreid. Er was een speciale minister, Joseph Goebbels, die de
opdracht had om de Duitsers nationaalsocialistisch te Laten denken. Alle
communicatiemiddelen, zoals kranten, tijdschriften, radio en film, werden daarvoor
ingezet. Ook organiseerde de NSDAP partij dagen. Honderdduizenden Mensen
kwamen daar bijeen. Deze massabijeenkomsten waren volledig geregisseerd en
bedoeld om alle aanwezigen te imponeren en een gevoel van verbondenheid te
geven, massaorganisaties. De NSDAP wist dat de bewoners een gevoel van
verbondenheid nodig hadden, na het grote verlies van de Eerste Wereldoorlog. Wie
afweek van het ideaal, gaat volgens de nationaalsocialisten geen plaats In het nieuwe
Duitsland. Duitse burgers die zich openlijk tegen de Naties verzetten, kregen te
maken met terreur en geweld door de geheime staatspolitie. Het antisemitisme is in
Duitse oorlogspropaganda bijvoorbeeld goed te zien. Met bepaalde boodschappen
en ideeën konden de Nazi’s zo het volk beïnvloeden om ook Jodenhaat te vertonen.
Zo werd er van de joden gezegd dat ze gierig waren en al het geld van de normale
Duitse bevolking afpakte. Daarom begon Hitler met het uitmoorden van de Joden, de
burgers keken de andere kant op. Een andere vorm van massaorganisatie in Nazi-
Duitsland is de Hitlerjugend. Hierin werden jongeren, vooral jongens, opgeleid tot
volledige Nazimannen. Alle leden werden volledig blootgesteld aan nazi-ideologie en
propaganda.
Uitleg:
Wat?
Betekenis propaganda: Politieke reclame om mensen te overtuigen van en te laten
gehoorzamen aan de ideeën van een bepaalde persoon of partij.
, Betekenis communicatiemiddelen: Een medium om op afstand informatie over te
brengen aan (grote groepen) mensen, zoals radio, film en telefoon.
Betekenis massaorganisaties: Organisatie waarvan een grote groep mensen deel
uitmaakt.
Betekenis indoctrinatie: Het, eventueel onder dwang, bijbrengen van een bepaalde
mening of politieke leer. Deze dient dan verder kritiekloos te worden aanvaard.
Betekenis Totalitarisme: Het verschijnsel dat de staat bijna volledige controle heeft
over het dagelijkse leven van mensen in politiek, cultureel, godsdienstige, sociaal en
economisch opzicht.
Wanneer?
Periode van de oorlogen was van 1900-1950
Al in de 16e eeuw gebruikten de rooms-katholieken en protestanten propaganda om
elkaar te bestrijden en hun eigen leer te verbreiden. In de 19e eeuw begonnen
politieke bewegingen op grote schaal propaganda te maken. De
communicatiemiddelen ontstonden in de Tweede industriële revolutie, aan het einde
van de 19e eeuw en begin van de 20e eeuw.
Waar?
De bekendste plekken waar dit gebeurde waren Nazi-Duitsland, de Sovjet-Unie onder
Stalin en het fascistische Italië.
Wie?
Adolf Hitler, Joseph Stalin en Benito Mussolini
Conclusie:
Wat was de rol van Moderne propaganda- en communicatiemiddelen en vormen van
massaorganisaties?
In de periode van de 17e eeuw bestond propaganda al, maar alleen de geestelijken en
de protestanten gebruikten het die tijd. Zij wilden laten zien dat hun eigen leer het
beste was, en maakten hun vijand slecht door gebruik van propaganda. In de 19 e
eeuw werd het gebruik van propaganda weer opgewekt. Maar nu voor politieke
partijen. Vanaf de 19e eeuw waren het aantal betrokkenen bij de politiek sterk
toegenomen en uitgebreid, onder andere door het liberalisme en het nog altijd
aanwezige verlichte denken. Zo was de besluitvorming en het bestuur van veel
landen gedemocratiseerd, wat leidde tot een steeds grotere aanwezigheid en
betrokkenheid van de burger bij de politiek. Hoewel dat eerst in de 19e eeuw nog
vooral was weggelegd voor de rijke bevolking, werd vanaf de 20e eeuw iedereen van
, de bevolking bij de politiek betrokken, met name door het algemeen kiesrecht (1919
in Nederland). De politiek werd daardoor toegankelijk voor het gewone volk, wat
ervoor zorgde dat gezocht moest worden naar manieren om de bevolking voor zich
te winnen, of zelfs te beïnvloeden. Dit deden ze door propaganda te gebruiken, het
was de bedoeling jezelf beter te laten lijken en de tegenstander zwart te maken.
Bijvoorbeeld door een gebeurtenis mooier en grootser af te schilderen dan deze in
werkelijkheid was, of een politieke tegenstander in verlegenheid te brengen door
jeugdzondes op te halen of (valse) geruchten te verspreiden.
Naast het verspreiden van cultuur, kennis en informatie werd het ook voor andere
dingen gebruikt. De komst van communicatiemiddelen tijdens de tweede industriële
revolutie in de 20e eeuw maakte het mogelijk propaganda niet alleen meer op
papieren te doen. De moderne techniek maakte het mogelijke deze op grote schaal
te verspreiden en grote aantallen mensen te bereiken, bijvoorbeeld door middel van
film, kranten en radio. Verschillende bewegingen maakte hier ook gebruik van en
streefden ernaar zo brede lagen van de bevolking te bereiken: socialisten, de
communisten en fascisten.
Nazi-Duitsland, Sovjetunie en Italië kunnen worden gezien als echte totalitaire
systemen. Zij wilden niet alleen de bevolking beïnvloeden met hun ideeën, maar zij
interpreteerde ook (foute) beelden bij de bevolking, een soort van propaganda. Maar
dan met als doel hersenspoeling, waar ze alles als de waarheid gaan zien. Ook drukte
ze verzet hard de grond in. Dit alles is indoctrinatie.
De totalitaire systemen wilden de mening van de bevolking ook beïnvloeden door de
oprichting van de massaorganisaties. Iedereen was verplicht hierbij te horen. In deze
organisaties werden alle gedachtes van de staat doorgedrongen tot de mensen.