Samenvatting Praktijkgericht Onderzoek Kennistoets SPSS Lj1 Kwartiel 3
HOOFDSTUK 1
In SPSS moet je weten welke meetniveaus bij welke variabele hoort, er zijn 4 niveaus, namelijk
nominaal, ordinaal, ratio en interval. Hieronder weergegeven wat de rekenkundige consequentie is
en een voorbeeld.
Meetniveau Rekenkundige consequentie Voorbeeld
Nominaal Tellen, percentages (alleen Geslacht
onderscheid maken)
Ordinaal Tellen, percentages, Opleidingsniveau
hoger/lager (onderscheid en
ordering)
Interval Tellen, hoger/lager, waarbij Intelligentie
verschillen in eenheid uit te
drukken zijn, gemiddelden,
spreiding (onderscheid en
ordening)
Ratio Tellen, hoger/lager, waarbij Leeftijd
verschillen in eenheden zijn uit
te drukken, gemiddelden,
spreiding en berekening van
verhoudingen (onderscheid en
ordening)
Het is belangrijk deze te kennen wanneer je grafieken of diagrammen wil toevoegen, het meetniveau
is dan van belang om zo de juiste grafiek of diagram te kunnen invoegen.
Wanneer je SPSS opent in Windows kom je op het openingsscherm, dit is voor de toets niet van
belang omdat je een bestand krijgt aangeleverd. Weet wel het verschil tussen Data view en Variabele
view.
- Data view: Hier staan alle ingevoerde gegevens (variabelen).
- Variabele view: Hier geeft SPSS aan welke variabelen in het bestand voorkomen en wat de
eigenschappen van die variabelen zijn.
Voor je begint met werken aan je onderzoek is het belangrijk om je af te vragen of het om een
verschil, frequentie of samenhang gaat en wat het meetniveau hiervan is.
Ook is het belangrijk dat je weet wat een continue en discrete variabele is. Een discrete variabele is
een variabele die alleen hele waarden kunnen aannemen, denk hierbij aan het aantal auto’s of
kinderen dat je hebt. Je kunt niet een half kind bezitten, een kind is altijd heel. Een continue variabele
kun je het beste voorstellen als een lijn waarop variabelen een aaneengesloten lijn vormen: een
continuüm. Tussen 2 waarden kunnen namelijk oneindig veel verschillende waarden liggen. Denk
hierbij aan intelligentie, lengte of leeftijd.
In de volgende hoofdstukken bespreken we de stappenplannen voor het uitvoeren van analyses in
SPSS, deze analyses heb je ook gehad in je werkcolleges maar staan hier uitgewerkt in
stappenplannen. Wanneer je weet wanneer je welk plan moet uitvoeren en hoe dit precies moet,
ben je klaar voor je toets.
BIJBEHORENDE BEGRIPPEN HOOFDSTUK 1
Frequentie Continue variabele Effect grootte
Verschil Discrete variabele Vrijheidsgraden
, Samenhang Beschrijvende statistiek Data view scherm
Nominaal meetniveau Inductieve/Inferentiële statistiek Variabelenscherm
Ordinaal meetniveau Normaalverdeling
Interval meetniveau Standaardfout
Ratio meetniveau Significantie
Nulpunt Een of tweezijdig toetsen
HOOFDSTUK 2
HOE MAAK IK EEN OPZET IN SPSS MET VARIABLE VIEW?
1. Geef bij Name een korte naam voor de variabele die je gaat gebruiken (bijvoorbeeld glk1, dit zou
dan de eerste vraag zijn over geluk).
2. Bij Type gebruiken we in SPSS bijna altijd numeriek, dit wordt op de toets ook gebruikt. Bij een
variabele als geslacht geef je dan een numerieke waarde op (bijvoorbeeld 1.00 staat voor man en
2.00 staat voor vrouw).
3. Width staat standaard op 8, het is niet van belang dit te veranderen tenzij je tekst wil invoeren,
dus niet numeriek wilt werken maar met String.
4. Decimalen staan standaard op 2. Ook berekeningen worden dus met 2 cijfers achter de komma
vermeld. Rond dit af volgens de regels die gesteld worden bij je toets.
5. Bij Labels kun je het beste een uitgebreide omschrijving geven zodat je weet wat het inhoudt, dit
maakt het bestand leesbaarder (bijvoorbeeld: ‘Ik ben altijd gelukkig’ als omschrijving voor glk1)
6. Bij Values kun je een waarde invullen zoals die bij stap 2 is genoemd, vergeet niet om op Add te
klikken zodat SPSS dit opslaat.
7. Als er gegevens ontbreken kun je het beste de code ‘999’ gebruiken, zo weet je zeker dat het jou
gaat opvallen als je het tegenkomt in het verwerken van gegevens.
8. Columns heeft dezelfde standaardwaarde als Width en min of meer ook dezelfde functie. Hier hoef
je dus in feite niks mee te doen.
9. Met Align kun je aangeven hoe een tekst in een vak komt te staan, dit is standaard rechts
uitgelijnd.
10. Met Measure geef je het meetniveau aan van de variabelen, dit kan belangrijk zijn bij
bijvoorbeeld het kiezen van een grafiek. Er wordt in de toets wel gekeken of je deze meetniveaus
goed hebt ingevuld.
Het invoegen van een nieuw rij doe je door op de betreffende rij te gaan staan, rechtermuisknop in
te drukken en dan ‘Insert Variable’ aan te klikken. SPSS heeft nu een nieuwe rij toegevoegd in het
bestand. Na het maken van je Variabele view klik je op Data view, nu zie je al je ingevoerde gegevens
staan in een Datamatrix. De onderzoekseenheden/respondenten staan horizontaal en de
vragen/variabelen staan verticaal. Door de knop van tekst en cijfers aan te klikken zie je het volledige
antwoord in plaats van alleen de toegekende waarde. Deze knop zie je bovenin staan en word
gekenmerkt door een 1 en een A.
BIJBEHORENDE BEGRIPPEN
Variable view scherm Value label .SAV
Variable label System missing values Paste
Casenummer User missing values Open
Numeriek Scale
String Data view
Decimalen Data matrix
Copy Save as