Week 1
Leerdoelen Week 1 A:
1. Het belang van het legaliteitsbeginsel kunnen uitleggen: Homo economicus, rechtszekerheid voor
de burgers (trias politica)
2. De deelnormen van het legaliteitsbeginsel in een casus kunnen toepassen.
3. De verschillende interpretatiemethoden te kunnen herkennen en benoemen in een casus.
De essentie van het strafrecht ->
Berechting van een strafbaar feit en de daarvan verdachte persoon door de strafrechter.
• Negatief sanctiestelsel
• Rechtshandhaving en rechtsbescherming
• Strafrecht is het recht om bewust leed toe te voegen
Strafbepaling:
•Werkstraf van 200 uur
Art. 9, 22c lid 1 en 2 Sr
•Voorwaardelijke celstraf van half jaar
Art. 9, lid 1 en 4, 14a Sr
•OM vervolgde juweliersvrouw niet
Art.167 lid 1 en 2 Sv
•Noodweer
Art. 41 lid 1 Sr
•Verboden wapenbezit
Art. 26 jo art. 2 jo 55 WWM
•Geen straf opleggen
Art. 9a Sr
Legaliteit
Art. 1 Sr
Geen feit is strafbaar dan uit kracht van een daaraan voorafgegane wettelijke strafbepaling
Art. 1 Sv
Strafvordering heeft alleen plaats op de wijze bij de wet voorzien
De overheid mag alleen handelen op basis van de wet (art. 1 Sr en art. 1 Sv)
Dat garandeert:
1. de democratisch gekozen wetgever heeft zich uitgesproken
2. het recht is inzichtelijk en voorspelbaar voor burgers, omdat wettelijke regelingen worden
opgeschreven en bekend gemaakt
Legaliteitbeginsel (deelnormen)
1. Wettelijke basis (combinatie lex scripta, wettelijk en nulla poena, voor de daad genoteerd); (wat
strafbaar is en de strafbepaling)
2. Verbod van terugwerkende kracht; (bij hoge uitzondering wel legaal, maar in beginsel mag je niet
een nieuwe wet toepassen op toen)
3. Gebod van toegankelijke en vooral scherpe normen; (lex certa) Hier komt de interpretatiemethode
aanbod.
4. Grenzen aan de interpretatievrijheid van de rechter; analogieverbod. Extensieve interpretatie mag
wel dat is de grens, mits goed onderbouwt.
,•Art. 287 Sr
•Art. 4 ARV ‘onbehoorlijk gedrag’
•Art. 310 Sr ‘goed’ ‘wegnemen’ Legaliteitsbeginsel
"Schennis der eerbaarheid"
HR: Gedrag dat voor het normaal schaamtegevoel als kwetsend moet worden aangemerkt
De rechter moet uiteindelijk beoordelen of een gedraging valt onder een delictsomschrijving
•Grammaticale interpretatie; letterlijk kijken naar de wet. Dit betekent dat de rechter kijkt naar de
woorden van de wet, naar hoe de wetgever de wet heeft opgeschreven
•Wetshistorische interpretatie: Memorie van toelichting wordt dan door de rechter gebruikt.
•Wetssystematische interpretatie: Opbouw van de wet en of wetboek. Er wordt vergeleken met
andere wetten en hun zwaarte. (bijzondere wetten). Dus kijken naar het hoofdstuk het in staat of
onder welke titel. Je ziet het recht als een systeem
•Teleologische interpretatie: Het doel van de wetgever, dus ratio en doel. Een begeleiden brief van
de wetgever.
Het materiële strafrecht beschrijft welke gedragingen van burgers strafbaar zijn en wanneer een
burger dus strafrechtelijk aansprakelijk is. Het materiële strafrecht gaat over
(gedrags)normen waarvan de naleving afdwingbaar is door de overheid, de zogenoemde
rechtsnormen, waarbij gedrag dat strijdt met die rechtsnormen strafrechtelijk kan worden
gesanctioneerd.
Het formele strafrecht verwezenlijkt het materiële strafrecht; het is de schakel tussen het
gepleegde strafbare feit en de sanctionering. Het formele strafrecht regelt de stappen van deze
schakel; van het doen van onderzoek tot en met de tenuitvoerlegging van een opgelegde straf.
IRAC = (zie ook HS 16 over rechtsvinding uit Grondtrekken)
1.Issue – Wat is de rechtsvraag?
2. Rule – Welke rechtsregel moet worden gehanteerd?
a. Wat kan uit wetgeving worden afgeleid?
b. Wat kan uit de jurisprudentie worden afgeleid?
c. Wat zegt de literatuur dat van belang is voor het antwoord op de rechtsvraag?
3. Application – Toepassing van rechtsregel op de feiten in de casus Let op: verschillen in feitencomplexen
per zaak (casus vs. arrest)
4. Conclusion
,Week 1B
Waar haalt de overheid het recht vandaan om burgers te straffen (strafgrond)?
Wat wil de overheid met de straffen bereiken (strafdoel)?
Strafrecht is het recht om te straffen (bewust leed toe te voegen)
Strafdoelen:
•Verdragstheorieën: komt voort uit het natuurrecht. Je hebt een verdrag gesloten met de
samenleving, als je daar niet aan houd mag je gestraft worden. Een overeenkomst.
•Absolute theorieën: strafdoel en grond zijn het zelfde, namelijk de vergelding. Je hebt een strafbaar
feit gedaan, dan moet je gestraft worden. Ook nog vanuit verdragstheorieën.
Doelmatigheidsoverwegingen spelen bij deze theorie geen rol. Het gaat uitsluitend om vergelding. Er
is een inbreuk gemaakt op de orde. Leed toebrengen om te vergelden. Straf: 3 maanden
gevangenisstraf, 6 maanden voorwaardelijk of 200 uur werkstraf.
De klassieke richting in het strafrecht huldigde het beginsel van de vergelding, en wel als
grondslag en als doel van de straf. Deze denkrichting is bepalend geweest voor de codificatie
van het strafrecht.
Voor het strafrecht heeft dit betekend:
uitsluitend geschreven wetboeken (codificatie en legaliteit)
geen onnodige strafbaarstellingen (omdat anders de criminaliteit alleen maar zal stijgen i.p.v.
dalen
duidelijke en heldere formuleringen met zo min mogelijk interpretatieruimte, dit ten
behoeve van de rechtszekerheid (lex certa)
vergelding doch niet meer dan dat (dus geen ongelimiteerde wraak). De proportionaliteit van
straffen zowel kwantitatief (hoeveel leed naar zwaarte van het delict) als kwalitatief (type
leed naar type delict
de zekerheid dat er gestraft zal worden in verband met de generale preventie
geen preventief optreden doch uitsluitend reactief optreden (op grond van een gepleegde
daad, zij het dat dan wel preventieve doeleinden mogen worden nagestreefd).
•Relatieve theorieën: - De rechtvaardiging van de straf is alleen te vinden in het doel. Het gaat om
de preventie.
Straffen om te voorkomen dat er opnieuw strafbare feiten worden begaan
Het gaat dus niet om de vergelding van begaan onrecht maar om de bestrijding van
toekomstige gevaarlijkheid en bescherming van de maatschappij
Generale preventie rechtvaardigt de straf omdat de (dreiging met) straf afschrikt en op die
wijze strafbare feiten voorkomt
Speciale preventie acht de straf gerechtvaardigd als deze erop is gericht te voorkomen dat de
in concreto gestrafte burger opnieuw strafbare feiten begaat.
Moderne inrichting als gevolg van de relatieve theorieën:
*Eind 19de eeuw
•Stelt de speciaal-preventieve strafdoelen centraal
•Van daadstrafrecht naar daderstrafrecht
•Criminologie
Typische producten van de moderne inrichting zijn:
Typische producten van de Moderne richting zijn:
•art. 77a e.v. Sr (Bijzondere bepalingen voor jeugdigen en jongvolwassenen
•art. 14a Sr (voorwaardelijke straffen)
•art. 37a Sr (tbs)
•Verenigingstheorieën : Grondslag van de straf is de vergelding (de rechtvaardiging ervan); en
bepaalt de bovengrens •Doel van de straf is preventie (speciaal en generaal); en bepaalt de
specifieke hoogte van de straf
, Strafrecht als middel van sociale controle (instrument)
Een zodanige beïnvloeding van menselijk gedrag, dat wordt bevorderd dat dit
overeenkomstig de rechtsregels verloopt.
Het wegnemen of verminderen van de onrust en de onvrede die door het delict in de
samenleving zijn ontstaan.
Het na-oorlogse strafrecht is een typisch product van verenigingstheorie
We moeten de verdachten altijd blijven zien als mensen. We krijgen te maken met het humanisme.
•ethisch humanisme (Pompe, Utrechtse school): Intensieve samenwerking tussen
strafrechtswetenschap, criminologie, penologie, sociologie, forensische psychiatrie en psychologie.
Het wezen van de straf is de vergelding van schuld. De inhoud van de straf is leed. Daarnaast heeft de
straf een werking. Zij werkt (al dan niet) afschrikwekkend op de rechtsgenoten in het algemeen en op
de dader. (voorwaardelijke gevangenisstraffen passen niet bij zijn denkbeeld, Omdat de
voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf nog niet ten uitvoer is gelegd, heeft de verdachte ook niet
de mogelijkheid gehad zijn schuld te vereffenen.)
•rationeel humanisme (Vrij, Groningse school) Subsocialiteit als derde element (naast
wederrechtelijkheid en schuld)
-De derde functie van de straf is het effenen van de sociaalpsychologische beroeringen die het
strafbare feit teweeg heeft gebracht (herhalingsdrang bij de dader, onvoldaanheid van het
slachtoffer, neiging tot navolging van derden en ontdaanheid van vierden)
-Maar als deze er niet zijn hoeft er dus geen straf te volgen
-Subsocialiteit is geen derde element geworden. Maar zijn kijk op het opportuniteitsbeginsel is wel
de aanzet geweest tot een positieve invulling ervan
•pragmatisch humanisme (Van Bemmelen): Nadruk op onwenselijkheid van onnodig menselijk leed,
op tolerantie en op de noodzaak het strafrecht te vrijwaren van irrationele, moralistische tendenties
Strafbaarstelling en dus straffen zijn slechts nodig als de bescherming van individuele en
gemeenschapsbelangen door andere gebieden van het recht onvoldoende worden gewaarborgd
Grote tegenstander van de doodstraf
Eind jaren 60
Heroriëntatie op het strafrecht
Juridiseringsrichting (Peters) en welzijnsrichting (Hulsman (1970-1980)
Peters ‘policing society’ maar vooral ‘policing the police’ Introductie van veel procedurele
regels om te zorgen voor een juridisch behoorlijk overheidsoptreden
Hulsman zijn reductive van het strafrecht leidde uiteindelijk tot het ‘abolitionisme’
Opkomst van alternatieve straffen
Latere ontwikkelingen
Aandacht voor het slachtoffer
Het delict is niet alleen een schending van de rechtsorde maar ook een schending van de
rechten van het slachtoffer
•Wet Terwee 1995
•Kaderbesluit 2001
•Initiatiefwet spreekrecht slachtoffer 2005
•Wet versterking positie van het slachtoffer in het strafproces, 2011
•Wet uitbreiding spreekrecht slachtoffers en nabestaanden, 2012
•Richtlijn 2012/29/EU ter vaststelling van minimumnormen voor de rechten, de ondersteuning en de
bescherming van slachtoffers van strafbare feiten
•Wetsvoorstel 34 236 (implementatie Richtlijn)
•Wet aanvulling spreekrecht 2016