Leerdoelen Kindergeneeskunde HBO-V jaar 2 (aangepast)
Hoorcollege 1: Pasgeborene en zuigeling
1. Kunnen uitleggen hoe de opvang van de pasgeborene wordt gedaan en de APGAR
score kunnen toepassen.
2. Basisbegrippen uitleggen met betrekking tot geboortetermijn en gewicht:
prematuriteit, SGA/dysmaturiteit, LGA/macrosomie, serotiniteit.
3. Problemen in de neonatale periode begrijpen en kunnen verklaren: hypoglycemie,
hyperbilirubinemie.
4. Bekend zijn met mechanische geboortetraumata: plexus brachialis letsel en clavicula
fractuur, caput succedaneum, cefaal hematoom, subgaleale bloeding
5. De volgende schedelafwijkingen kunnen beschrijven en uitleggen (plagiocefalie,
craniosynostosis)
6. Huidverschijnselen kunnen herkennen: vernix, milia, erythema toxicum neonatorum,
ooievaarsbeet, wijnvlek, hemangioom, archipelvlekken (kennisclip?)
7. Bekend zijn met het RVP en weten tegen welke ziektes wordt gevaccineerd en wat de
ernstige complicaties zijn van iedere ziekte: DKTP, BMR, HiB,HepB, HPV, Pneu,
MenACWY. (kennisclip)
8. Veelvoorkomende problemen op de zuigelingenleeftijd (spugen, huilen) kunnen
uitleggen aan de hand van de ontwikkeling van het kind en de meest voorkomende
oorzaken van spugen en excessief huilen kunnen benoemen.
Hoorcollege 2: Aangeboren afwijkingen
1. Bekend zijn met de hielprikscreening en globaal weten op welke ziekten gescreend
wordt. Bekend zijn met de gehoorscreening, wanneer deze wordt gedaan.
2. De overgang van prenatale naar postnatale circulatie kunnen uitleggen, de
veranderingen die optreden en de rol van de ductus Botalli kunnen benoemen. Aan
de hand van deze veranderingen begrip hebben van het ductus afhankelijk kunnen
zijn van de long- of lichaamscirculatie. Globaal kennis hebben van hartafwijkingen
en begrijpen wat een onschuldige hartruisje inhoudt
3. Pylorushypertrofie: wat is een pylorushypertrofie? Begrip hebben van de specifieke
symptomen en labafwijkingen die optreden bij een pylorushypertrofie.
4. Schizis àglobale kennis van de verschillende vormen en op de hoogte zijn van het
bestaan van een schizisteam
5. Weten wat heupdysplasie is, welke kinderen een verhoogd risico hebben op en wat
globaal de behandeling inhoudt.
6. Begrijpen wat het verschil is tussen enkelzijdig of dubbelzijdig niet ingedaalde testis,
en welke diagnostische consequenties dit heeft.
,Hoorcollege 3: Infectieziekten
1. Het ernstig zieke kind herkennen en de ABCDE methode toepassen
2. Pijn bij kinderen kunnen herkennen door middel van het toepassen van verschillende
scoresystemen om pijn uit te drukken.
3. Bekend zijn met de verschillende luchtweginfecties (bronchiolitis, laryngitis
subglottica, pneumonie) en op grond van welke symptomen je onderscheid kunt
maken.
4. Kunnen uitleggen wanneer we spreken van een gastro-enteritis en de kenmerken van
dehydratie bij lichamelijk onderzoek kunnen herkennen en beschrijven.
5. Meningitis kunnen herkennen en de symptomen die meningitis op de kinderleeftijd
kan geven beschrijven.
6. Bekend zijn met de meest voorkomende verwekkers van bovenstaande infecties.
7. Koortsconvulsie: wat zijn de kenmerken van een koortsconvulsie en op welke leeftijd
komt dit voor.
8. Kinderziekten met huidafwijkingen herkennen: waterpokken, 5 e en 6e ziekte ( quiz
mbt huidafwijkingen?)
9. Kunnen uitleggen wanneer er sprake is van koorts zonder focus.
10. Ziekte van Kawasaki, wat is de ziekte van Kawasaki en wanneer is er een verdenking
op deze ziekte.
Hoorcollege 4: Veelvoorkomende aandoeningen
1. De pathofysiologie van astma en een astma exacerbatie kunnen uitleggen, begrijpen
waar de behandeling op is gericht en welke medicatie wordt gegeven.
2. Viral induced wheezing: kunnen beschrijven wat dit inhoudt.
3. Eczeem kunnen beschrijven en uitleg kunnen geven over niet medicamenteuze
aandachtspunten in de behandeling en globaal weten hoe deze medicamenteus
wordt behandeld.
4. Groeiproblemen. Een groeicurve kunnen interpreteren, en afwijkingen kunnen
benoemen. (afbuigende lengtegroei, afbuigende gewichtsgroei)
5. Kunnen beschrijven welke multifactoriële aspecten er een rol spelen bij overgewicht.
6. Chronische buikpijn: globale kennis en begrip van de pathofysiologie van de
verschillende oorzaken van chronische buikpijn te weten obstipatie, coeliakie,
lactose intolerantie, inflammatory bowel disease (IBD) en prikkelbare darm
syndroom (PDS)
7. SOLK systemisch onverklaarde lichamelijke klachten; het begrip SOLK kunnen
beschrijven en uitleg kunnen geven over het verklaringsmodel van SOLK.
,Kindergeneeskunde Hoorcollege 1 Pasgeborene en zuigeling
Neonaat:
Bij geboorte zijn ze klein en nat en koelen snel af -> warmtemanagement is van cruciaal
belang (afdrogen, muts op en droge warme doeken.)
Respiratoire ontwikkeling:
- Longen gevuld met vocht -> moet plaatsmaken voor lucht
- eerste ademteugen
APGAR-score om postpartum te beoordelen
> goed = 9/10
De APGAR-score bestaat uit een score van Appearance, Pulse,
Grimace, Activity en Respiration. Hoe hoger de score, hoe beter.
7-10 na 5 min geen asfyxie goede prognose
4-6 na 5 min matige asfyxie klein risico op
neurologische
schade
0-3 na 5 min ernstige asfyxie groot risico op
neurologische
schade
Casus Floor:
- AD 39+5
- Maternale diabetes gravidarum
- Verwacht groot kind >p95
- Vaginale bevalling, VE en schouderdystocie
- Gynaecoloog hoort “knapje” bij het ontwikkelen van het kind
- AS 6-8-9
- Geboortegewicht 4200 gram.
Wat is het risico bij een schouderdystocie voor het
kind?
Asfyxie, neurologische schade, Erbse parese
Herkennen aan arm dat slapjes naar beneden hangt en
naar binnen gedraaid is.
Breken sleutelbeen is soms een redding, want dit
voorkomt plexus laesie/erbse.
Als je met een vacuümpomp geboren wordt dan kun je een bloeding krijgen bij het hoofd:
, - cefaal hematoom
- caputs succedaneum
- moulage (schedelnaden iets over elkaar)
- schedelnaden
- fontanel (ruimte tussen schedelnaden)
De achterste fontanel sluit rond 2 maanden.
De voorste fontanel sluit rond de 6 maanden.
Vaak voorkomend: scheve hoofden bij baby’s -> plagiocefalie
(plat hoofd) en craniosynostosis (schedelnaden die te vroeg aan elkaar groeien)
Oorzaak: op de rug liggen ipv. op de buik.
Geboortetrauma:
- plexus brachialis letsel: zenuwen naar de armen
gescheurd of losgetrokken van het ruggenmerg.
- clavicula fractuur: gebroken sleutelbeen
- caput succedaneum: zwelling op hoofd, bestaande
uit vocht.
- cefaal hematoom: pijn, anemie, shock. Bloeding
onder beenvlies van het schedelbot.
- subgaleale bloeding: bloeding op het hoofd tussen
peesblad en botvlies van het schedelbot.
Veelvoorkomende problemen in de eerste levensweek:
- Hypoglykemie
- Thermoregulatie
- Hyperbilirubinemie
- Voedingsproblemen
Als een baby te dik (LGA) geboren worden, dan kan dit komen doordat de moeder mogelijk
diabetes mellitus of zwangerschap diabetes heeft.
De oorzaak hiervan is dat de moeder relatief hoge bloedsuikers heeft, waardoor de
insulineproductie hoog ligt, wat leidt tot toegenomen opslag van energievoorraden bij het
kind in de buik.
Bij een pasgeborene zit er nog veel vocht in de longen, want de baby wordt in de buik via de
navelstreng van zuurstof voorzien. Zodra de baby geboren wordt dan wordt het vocht naar
buiten geperst en moet de long zuurstof op gaan nemen.
Bij kinderen die geboren zijn door een keizersnede, gebeurt dit minder goed en zal er
regelmatig een ‘natte long’/’wet lung’ optreden en zou de baby de eerste uren een
versnelde ademhaling hebben en soms kreunen. Dit hoort vanzelf in de komende uren over
te gaan, maar observatie is wel van belang.
Dysmaturiteit: laag geboortegewicht in verhouding tot zwangerschapsduur.
Prematuriteit: baby geboren vóór de 37ste zwangerschapsweek
Serotoniteit: zwangerschap langer dan 42 weken.