Hoorcollege 1 – Pedagogiek
Wat is pedagogiek:
- Wetenschap die zich bezighoudt met opvoeding, onderwijs en vorming van kinderen
en jeugdigen 0-18 (en daarna).
- Bestuderen en ontwikkelen van (kennis/theorie over) opvoeden, opvoeding, onderwijs
en vorming.
- Ook het bestuderen van de grond ideeën van waaruit mensen hun kinderen
opvoeden. (Mensbeelden en visies): waartoe voeden we op?
Wat is opvoeding:
- Opvoeden en verzorgen.
- Is het voldoende kinderen de primaire behoeften (eten, drinken, onderdak, kleding) te
bieden?
Definitie opvoeding:
- Alle omgang tussen ouder en kind waarbij de ouder gericht een relatie met het kind
aangaat.
- Ouder biedt het kind liefde, geborgenheid, veiligheid, intimiteit, aandacht, grenzen,
instructie, ondersteuning en controle.
- Doel = zelfontplooiing, zelfvertrouwen, zelfstandigheid en zelfredzaamheid.
- Opvoeding is wezenlijk voor- en gericht op menswording.
Opvoeding volgens Langeveld: 3 voorwaarden:
- Omgang tussen volwassenen en kinderen.
- Er wordt invloed uitgeoefend.
- Invloed gaat uit van volwassenen op de kinderen, niet andersom.
- Doel = mondigheid.
Voorbeelden van doelen van opvoeding:
- Volgzaam kunnen zijn.
- Zichzelf kunnen zijn.
- Kritisch-autonoom zijn.
- Inlevend zijn.
- Behulpzaam zijn.
Doelen en opvoeding zijn subjectief en normatief, want er zit een gedacht achter.
Visie op opvoeding:
De manier waarop je je kind gaat opvoeden wordt bepaald door welk doel (mensbeeld) je
voor ogen hebt (beeld van hoe hij/zij later moet zijn).
Mensbeeld > Visie op opvoeden > Opvoedingsstijl > Concrete opvoedingssituatie
, Opvoeden heeft 4 basishandelingen:
1. Ondersteuning bieden
- Warmte, affectie, sensitiviteit (gevoelig zijn voor signalen), responsiviteit (reageren op
de signalen).
- Invloed op hechting.
- Voorbeeld effect op kind als er geen reactie komt: still face experiment.
- Straffen en belonen, negeren.
- Emotionele vs. materiele ondersteuning (kleding, speelgoed).
2. Instructie geven
- Uitspreken van verwachtingen.
- Ontwikkelen van kennis en vaardigheden.
3. Controle uitoefenen
- Autoritaire controle (dwingend).
- Autoritatieve controle (overleggend).
4. Grenzen stellen
- Positiviteit belonen.
- Negatief gedrag straffen.
Voorbeeld:
- Controle uitoefenen: op de gang zetten, met uitleg waarom, positief gedrag
bekrachtigen, bijvoorbeeld als ze terugkomt aan tafel en gaat eten.
- Grenzen aangeven: huilen aan tafel moet stoppen, als het niet stopt, op de gang
- Instructie geven: ‘als je klaar bent met huilen, gaan we weer gezellig samen eten’
Daarmee aangeven welk gedrag wordt verwacht van het kind.
- Ondersteuning: complimenten geven (wat ben je goed aan t eten!), belonen, negeren
(jengelen negeren bij begin maaltijd), straffen (op de gang zetten)
Opvoedingsstijlen:
- Autoritair eisend, dwingend.
- Autoritatief overleggend, democratisch.
- Toegevend nalatend, permissief, vrijheid.
- Verwaarlozend
Het beste voor je kind is het uitgangspunt bij alle stijlen.
Autonomie/vrijheid
(Verwaarlozing) Toegevend
Afwijzing (koel) Liefde (warm)
Autoritair Autoritatief