Thema 2 Voeding en Vertering
Basisstof 1 Voedingsmiddelen en voedingsstoffen
Alle producten die jij eet of drinkt, zijn voedingsmiddelen. Deze kunnen plantaardig of dierlijk zijn.
Plantaardige voedingsmiddelen komen van planten of zijn gemaakt van planten en dierlijke
voedingsmiddelen zijn afkomstig van dieren of van producten van dieren. Vlees komt meestal van
dieren die daarvoor zijn gefokt. Eieren en melk zijn ook producten van dieren, van melk worden
zuivelproducten gemaakt, zoals boter, kaas en yoghurt.
Plantaardige producten die je kunt gebruiken in plaats van boter en melk zijn halvarine en sojadrink.
Sojadrink wordt gemaakt van sojabonen en halvarine wordt gemaakt van plantaardige olie.
Bijvoorbeeld de olie uitzonnebloempitten of olijven.
Voedingsmiddelen bevatten voedingsstoffen. Dat zijn stoffen die je lichaam nodig heeft voor energie,
groei en herstel. Voedingsstoffen kunnen vier functies vervullen in je lichaam.
Brandstof, levert energie voor verbranding in lichaamscellen en zorgt voor een goede
lichaamstemperatuur, groei, ontwikkeling en herstel.
Bouwstof, voor groei en ontwikkeling van het lichaam en met bouwstoffen kan je lichaam nieuwe
cellen en weefsels maken voor herstel bij wonden.
Reservestof, zijn niet meteen nodig als brandstof of bouwstof dus wordt opgeslagen als reservestof.
Beschermende stof, zorgt ervoor dat je niet ziek wordt.
De bloedsuikerspiegel wordt geregeld via hormonen.
Als het glycogeengehalte in de lever daalt, krijg je honger. Cellen in de lever geven dan impulsen af
aan het hongercentrum in de hersenen.
Om gezond te blijven heb je alle zes groepen voedingsstoffen nodig: eiwitten, koolhydraten, vetten,
water, mineralen en vitaminen. Je kan vooral ziek worden door een tekort aan mineralen en
vitaminen, want het zijn beschermende stoffen.
Eiwitten zijn bouwstoffen. Ze zijn onder andere nodig voor de vorming van cytoplasma en voor de
opbouw van spieren. Een teveel aan eiwit wordt gebruikt als brandstof of het wordt omgezet in vet
en gebruikt als reservestof. Producten die veel eiwitten bevatten zijn: melk, yoghurt, vlees, vis, kaas,
noten en champignons.
Koolhydraten worden vooral gebruikt als brandstof maar ze kunnen ook gebruikt worden als
bouwstof. Een teveel aan koolhydraten wordt omgezet in vet en opgeslagen als reservestof. Als je
veel koolhydraten binnenkrijgt, dan stijgt de hoeveelheid glucose in het bloed. Door insuline uit de
alvleesklier wordt glucose dan in de lever en de spieren omgezet in glycogeen. Dat is een reservestof
die wordt opgeslagen tot de bloedsuikerspiegel weer daalt. Onder invloed van glucagon zet de lever
het glycogeen weer om in glucose en dit wordt weer afgegeven aan het bloed. Suikers, zetmeel en
glycogeen behoren tot koolhydraten. In aardappelen zit veel zetmeel en in jam en vruchtensap zit
veel suiker. In pasta, rijst en brood zitten ook veel koolhydraten.
Vetten dienen vooral als brandstof, maar worden ook gebruikt als bouwstof en reservestof. Je hoeft
niet veel vet binnen te krijgen. Als je te veel vet binnenkrijgt dan nodig, dan wordt het opgeslagen als
reservestof. Er zijn verzadigde en onverzadigde vetten. Onverzadigde vetten zijn vloeibaar bij
kamertemperatuur, en zijn gezonder. Voorbeelden van producten met vetten zijn pindakaas, olijfolie,
chips, avocado, vis, noten en mayonaise.
, Water is een belangrijke bouwstof voor je lichaam. Je lichaam bestaat voor 60% uit water. Het is
nodig voor het vervoer van stoffen in je lichaam. De meeste stoffen kunnen alleen worden vervoerd
als ze zijn opgelost in water. Bijvoorbeeld in bloed, dat voor een groot deel uit water bestaat.
Dranken, fruit en groenten bevatten veel water.
Mineralen zijn nodig als bouwstof, bijvoorbeeld voor de opbouw van botten. Ook zijn het
beschermende stoffen die je nodig hebt om gezond te blijven. Mineralen worden ook wel zouten
genoemd. Voorbeelden van mineralen zijn calcium (kalk), natrium, magnesium en ijzer.
Vitaminen dienen als bouwstof en beschermende stof. Je wordt ziek als je te weinig vitaminen
binnenkrijgt, maar ook als je er te veel van binnenkrijgt. Vitaminen worden aangegeven met een
letter. Belangrijke vitaminen zijn vitamine A, B, C, D en K. Vitamine A zorgt voor de opbouw van je
huid en zorgt dat je goed kan kijken. Vitamine D wordt aangemaakt in je huid onder invloed van
zonlicht en is nodig voor het vastleggen van kalk in je botten.
Producten met veel mineralen en vitamine A, B, C, D, E en K: melk, kaas, vis, eieren, tofu en vlees.
Producten met veel mineralen en vitamine B, C en K: Fruit en groente zoals kiwi, mandarijn, tomaat
en wortel.
Voedingsvezels zijn plantaardige stoffen die je lichaam niet kan verteren. Ze behoren tot de
koolhydraten en komen uit de celwanden van planten. Ze zitten in groente, fruit, aardappelen,
volkorenbrood, volkoren ontbijtgranen, peulvruchten en noten en ze zorgen voor een verzadigd
gevoel. Voedingsvezels zijn nodig voor goede darmwerking (darmperistaltiek).
Voor opbouw, herstel, energievoorziening en het regelen van de werking van het lichaam zijn
ongeveer 50 verschillende voedingsstoffen nodig. De stoffen die je lichaam niet zelf kan maken, zijn
de essentiële voedingsstoffen. Voorbeelden van essentiële voedingsstoffen zijn vitamine C en
bouwstenen van en vetten.
Stoffen die je lichaam zelf kan maken, zijn niet-essentiële voedingsstoffen. Als deze niet of niet
genoeg voorkomen in je voedsel, dan worden ze gemaakt in je lever. Vetten kunnen bijvoorbeeld zelf
gemaakt worden, daarom hoeft je eten maar weinig vetten te bevatten.