Samenvatting Ontwikkelingspsychologie voor leerkrachten
basisonderwijs
T. Hooijmaaijers
T. Stokhof
F. Verhulst
4e herziene druk, 2019 Koninklijke van Gorcum
Warming-up
Uitgangspunten van dit boek schematisch weergegeven
Hoofdstuk 1 Jouw autobiografie
In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe je eigen jeugdervaringen bijdragen tot hoe je als
leraar in de wereld staat. Het belang van jezelf kennen wordt omschreven. Je kunt jezelf
beter leren kennen door de opdrachten te maken uit dit hoofdstuk, zoals het schrijven van
een autobiografie.
Hoofdstuk 2 Ontwikkelingspsychologie
2.1 Relatie met autobiografie
Je bent pas een ervaren leerkracht als de ervaringen die je opdoet betekenis krijgen, deel
gaan uitmaken van jouw denken over leerlingen, over leerkracht zijn, over onderwijs maken.
Dat betekenis geven gebeurt voor een groot deel in narratieven (ervaringen die verhalen en
aansprekende beelden vorm worden gegeven). Daarom wordt in dit boek ook de narratieve
werkwijze als uitgangspunt genomen: het is niet voldoende om afstandelijke informatie op te
nemen van noodzakelijke kennis en inzichten maar het gaat ook om je eigen betrokkenheid
en nieuwsgierigheid. Kennis over ontwikkeling van kinderen is belangrijk maar betrekkelijk
want elk kind is anders.
2.2 Hoe leer je kinderen kennen
Er zijn een aantal gereedschappen waarmee we kinderen kunnen leren kennen:
2.2.1 Observeren
Het doelgericht en systematisch waarnemen van gedragingen en uitingen van één of meer
personen of van een gebeurtenis, met de bedoeling om wat je ziet samen te vatten.
,Observaties moeten: gericht en doelbewust + zo objectief mogelijk gebeuren (zonder eigen
interpretaties).
Verschillende observatiemethoden:
• Longitudinaal: obs. van kind of groepje over een langere periode
• Cross-sectional: obs. van verschillende kinderen / in dezelfde periode / op hetzelfde
aspect
→ Er ontstaat dan een ontwikkelingslijn van gedrag in verschillende leeftijdsfasen
• Transversaal: obs, van verschillende kinderen / in dezelfde leeftijd / op hetzelfde aspect
→ om verschillen en overeenkomsten zichtbaar te maken
Relatie leerkracht-kinderen
Dit kun je observeren om de kinderen te helpen gericht zich sociaal-emotioneel te
ontwikkelen. Dat kinderen zich op school prettig en veilig voelen kun je een algemene
leervoorwaarde noemen.
Interactieanalyse
Voorbeeld van een techniek waarbij je gebeurtenissen tijdens een les observeert en vastlegt.
Zoals met Verbale interactie Categorieën Systeem (VICS). Gedurende half uur interacties
turven waarbij je kijkt naar of leerling of leraar spreekt en daarbij initiatief neemt of reageert.
Hieruit kun je consequenties trekken: voor jouw onderwijsgedrag en over de aard van de
inbreng van kinderen.
2.2.2 Sociogram
Je stelt de kinderen vragen gericht op met wie ze graag samen spelen en/of werken
(anoniem). Dit om zicht te krijgen op onderlinge relaties.
Je verzamelt de gegevens in tabel, genaamd een sociomatrijs. En maakt daarna onderlinge
relaties met pijlen zichtbaar in een sociogram.
De gebruikswaarde van sociogram is beperkt want een momentopname. Dus altijd
combineren met gesprekken/observaties etc en vaker per jaar uitvoeren.
2.2.3 Gesprek
Voorwaarden voor een goed gesprek volgens Carl Rogers (Amerikaanse psycholoog):
• Congruentie: leerkracht is ‘echt’, meent/voelt wat hij zegt
• Empathie: Leerkracht leeft zich in in belevingswereld van kind
• Positieve blik: leerkracht aanvaard kind zoals hij is, open voor gevoelens/gedachten kind
Eisen voor een goed en open gesprek volgens Delfos:
• Alle deelnemers voelen zich prettig, respecteren elkaar los van inhoud van gesprek
• Kind kan mening en gevoelens delen zonder geleid/misleid te worden door volwassene.
• Kind geeft informatie ipv dat informatie onttrokken wordt door volwassene.
Er zijn ook enkele communicatievoorwaarden te stellen zoals op gelijke ooghoogte zitten,
kind op zijn gemak stellen en een kind tot zichzelf laten komen na een moeilijk gesprek.
Metacommunicatie: Vooral met jonge kinderen is het belangrijk eerst de regels van een
gesprek te duiden. Basisregels:
• Maak het doel van gesprek duidelijk (gelijkwaardigheid)
• Vertel jouw intenties (algemeen doel, subdoelen, persoonlijk en emotionele intenties)
• Laat weten dat je feedback nodig hebt, mag ook non-verbaal
• Laat weten dat een kind mag zwijgen. Kind is vrij om wel of niet te praten.
• Gebruik je intuïtie, benoem en volg wat je voelt
• Nodig het kind uit zijn mening te geven
• Maak een grove inschatting van mentale leeftijd van het kind
,Stappen van een goed gesprek:
1. Jezelf voorstellen
2. Introductie gesprekskader (bedoelingen)
3. Introductievragen (wie ben jij, welke klas zit je)
4. Startvraag (neutrale, open vraag, eventueel materiaal laten zien)
5. Romp: fase waar het om gaat. Draait om: onderwerp dat besproken moet worden en
onderhouden van goede relatie en sfeer.
6. Afronding: spanning afbouwen, samenvatten, herhalen wat met info gedaan wordt,
bedanken.
2.2.4 Toets en test
Formatieve toets: diagnostische toets (onderdeel van leerproces) om te kijken hoe leerling
ervoor staat of om instapniveau te bepalen → geen cijfer.
Summatieve toets: meten van kennis en vaardigheden op bepaald moment → cijfer.
Diagnose-instrumenttoetsen zijn bedoeld om diagnose te stellen: hoe staat leerling er op dit
moment voor. Bedoeling is om ervoor te zorgen dat leerling zich verder kan ontwikkelen.
Dus via onderwijs oorzaken van problemen opsporen en daar aan werken. Diagnosticerend
onderwijs= rekening houden met mogelijkheden en behoeften verschillende leerlingen.
Verschillende diagnostische toetsen:
• Schoolvorderingstoets: bv DLE, zicht krijgen op vorderingen van leerlingen en problemen
signaleren. Uitkomst=indicatie hoe onderwijs aan te passen aan vorderingen diverse
leerlingen.
• Leesvoorwaardentoets: zicht krijgen op voorwaarden die nodig zijn om voor een bepaald
vak (hier: lezen) met succes aan de slag te kunnen
• Functietoets: toetsing van specifieke functies zoals motoriek
• Intelligentie/persoonlijkheidstest: advies over keuze vervolgonderwijs. Ook
gedragsproblemen en motivatieproblemen vaststellen kan hiermee.
2.2.5 Portfolio
• Sterk in opkomst en ontwikkeling. Ontleent aan kunstonderwijs.
• Proces en product kunnen bekeken en gevolgd worden.
• Leerling zelf houdt portfolio bij, past dus bij zelfverantwoordelijk leren.
• Nieuwe optie is digitaal portfolio: bepaalde delen portfolio kan leerling privé houden en
andere presenteren.
2.2.6 Video-interactie
Geschikt om eigen ontwikkeling als leerkracht bij te sturen en om leerlingen beter te leren
kennen.
, 2.3 Begrippen uit de ontwikkelingspsychologie
Onderwijs didactische termen:
Leefwereld Woonomstandigheden, afkomst, gezinssamenstelling,
sociaal netwerk (sociaal-culturele factoren).
Belevingswereld Hoe het kind de wereld ervaart:
• Kleuters: Animisme, egocentrisme, gerichtheid op
aanschouwelijke wereld.
• Middenbouw: Scheiding van fantasie en werkelijkheid,
meer ordening en structuur.
• Bovenbouw: Realiteit voorop, inzicht in sociale relaties
neemt toe, abstract redeneren, eigen mening vormen.
Ontwikkelingspsychologische termen
Klassieke Stadia volgen elkaar op. Er is een eindpunt bij
ontwikkelingspsychologie ontwikkeling.
• Chronologische leeftijd: Op een bepaalde leeftijd mag
je bepaalde gedragingen en veranderingen
verwachten.
• Biologische leeftijd: De menselijke ontwikkeling wordt
min of meer bepaald door fysieke factoren.
• Sociale context: Uitgangspunt is dat ontwikkeling
wordt bepaald door invloeden van de omgeving.
Levenslooppsychologie • Elk individu heeft een eigen levensloop en zijn
gevormd door hun eigen verleden.
• Ontwikkeling is levenslang proces.
• Andere kijk op kinderlijke ontwikkeling: Kind zelf én nu
omgeving.
Ontwikkeling – ervaring – rijping Drie stromingen:
• Nature: Aanleg en genen.
• Nurture: Tabula Rasa (onbeschreven blad) -
Behaviorisme
- Skinner en Pavlov
- Methode conditionering (belonen, straffen).
• Interactie
- Vygotsky
- Vorming persoonlijkheid door erfelijke gegevens en
culturele omgeving
Ecologische benadering Bronfenbrenner:
• Mens is gemeenschapswezen, reageert door zijn
gedrag