Materieel strafrecht
Week 1 Opzet en Culpa
Arrest 1 Vinkeveense plassen
De verdachte is met zijn motorboot over opvarenden van een andere boot heen
gevaren, die als gevolg daarvan zijn overleden. Het hof heeft dood door schuld,
strafbaar gesteld in art. 307 Sr, bewezenverklaard en in zijn bewijsvoering
toereikend tot uitdrukking gebracht dat zich hier het uitzonderlijk geval voordoet
waarbij van roekeloosheid als zwaarste, aan opzet grenzende vorm van schuld
sprake is.
Het hof kon de benadeelde partijen mede op grond van de uitleg van art. 361 lid
3 Sv zoals gegeven in HR 15 september 2006, NJ 2007/484 niet-ontvankelijk
verklaren in hun vorderingen wat betreft de post ‘gederfd levensonderhoud’.
De door de benadeelde partij gevorderde legeskosten en notariskosten zijn, zo kon
het hof oordelen, geen kosten van lijkbezorging als bedoeld in art. 6:108 lid 2 BW, in
aanmerking genomen dat die gevorderde kosten niet in rechtstreeks verband staan
met het begraven van de overledene
Arrest 2 Handrem
Verdachte heeft, in het kader van een meningsverschil over de te rijden route, als
passagier van een personenauto (bestelbus) met kracht aan de handrem getrokken,
welke ingreep de bestuurder totaal verraste en waardoor de achterwielen van de
auto blokkeerden en de auto in de slip raakte, terwijl de auto op dat moment met een
snelheid van ongeveer 70 km/u reed op een autoweg. Verdachte was op de hoogte
van de functie en de werking van een handrem en van het slipgevaar dat optreedt
als een passagier de handrem van een rijdende auto aantrekt. Op grond hiervan
heeft het hof kunnen oordelen dat verdachte ‘roekeloos’ heeft gehandeld in de zin
van art. 6 jo. art. 175 lid 2 (oud) WVW 1994.
1
,Boek H2
Strafbare feit in 3 dimensies:
1. Historische strafbare feiten: een gedraging leidende tot een ongewenst
resultaat dat zo in de wet staat omschreven
(art 1 lid 1 sr en art 64 sr)
2. Wettelijke strafbare feiten: de delictsomschrijvingen die men in de wettelijke
strafbepalingen aantreft
3. Juridische strafbare feiten: straf dogmatische voorwaarden om een strafbaar
feit te kwalificeren (in te vullen).
Definitie strafbaar feit: gedraging (van een Natuurlijk persoon of rechtspersoon),
moet voldoen aan:
- de wettelijke delictsomschrijving > bestandsdelen
- wederrechtelijkheid > element
- aan schuld te wijten of verwijtbaar is> element
De componenten van een delictsomschrijving is samengesteld door bestanddelen
van het wettelijke strafbare feit. Wederrechtelijkheid en verwijtbaarheid worden
elementen genoemd.
2.2 de bestanddelen van het wettelijk omschreven delict
2.2.1 de gedraging; typen delictsomschrijvingen
de wettelijke strafbare feiten, dus de delictsomschrijvingen kunnen worden
getypeerd in:
(1) (oneigenlijke) commissie (handelen/doen, handelen ism verbiedende norm) en
omissiedelicten (niet handelen/nalaten, handelen ism gebiedende norm)
oneigenlijk commissie> juist veroorzaakt door nalaten (verhongeren door niet eten te
geven)
(2) materieel omschreven delicten> ommissiedelicten die zijn omschreven naar hun
gevolg) en
formeel omschreven delicten> niet uitsluitend een specifieke, scherp getypeerde
gedraging als delictshandeling ‘van het leven beroven’
(3) krenkingsdelicten en gevaarzettingsdelicten (in gevaar brengen van rechtsgoed,
preventieve fase)
concreet gevaarzetting> op 1 artikel gericht
abstract gevaarzetting> heel algemeen
2.2.2 de omstandigheden van de gedraging
De omstandigheden die in delictsomschrijvingen kunnen worden geformuleerd zijn; -
- persoonlijke omstandigheden (dader als persoon)
inwendig: psychische gesteldheid (denk aan opzet en culpa) ‘’opzettelijk’’ of ‘’aan
schuld te wijten’’ > doleuze misdrijven (opzettelijk) of culpoze > schuld/
onachtzaamheid
2
, uitwendig: hoedanigheid of kwaliteit van de dader; een ambtenaar of moeder bij
kinderdoodslag = kwaliteitsdelict
Expliciete kwaliteitsdelicten: uit de woorden van de DO kan rechtstreeks worden
opgemaakt dat de strafbaarstelling zich Alleen richt tot degenen die de
desbetreffende kwaliteit of hoedanigheid bezit (moeder)
Impliciete kwaliteitsdelicten: delicten die zich enkel richten tot personen met een
bepaalde kwaliteit, die vereiste kwaliteit kan echter niet rechtstreeks uit de wet
worden afgeleid, maar bijvoorbeeld door de wetsgeschiedenis of wet systematiek
- onpersoonlijke omstandigheden (betreffende diens gedraging): je hebt de
begeleidende omstandigheden van de gedraging.
Denk bijvoorbeeld aan een goed wegnemen dat geheel of ten dele aan een ander
toebehoort. er moet dan aan dit vereiste zijn voldaan om strafbaar te zijn.
Een geobjectiveerd bestanddeel is een uitzondering hierop, bijvoorbeeld bij met
geweld verzetten tegen een ambtenaar In de rechtmatige uitoefening van zijn
bediening> Het is ook strafbaar als hij zich met geweld verzet tegen een ambtenaar
Zonder te weten dat deze In de rechtmatige uitoefening van zijn bediening handelt.
Delicten met verzwarende gevolgen noem je gekwalificeerde delicten, omgekeerd
noem je dit geprivilegieerde delicten (minder zwaar).
2.2.3 de bijkomende voorwaarde van strafbaarheid
Bijkomende voorwaarden van strafbaarheid: een omstandigheid die nog niet
aanwezig is op het moment van de gedraging, en er ook geen direct gevolg van is,
maar die pas later intreedt.
Het is een voorwaarde waarvan het intreden een gedraging met alle
omstandigheden en directe gevolgen van dien achteraf/ ex-post strafbaar maakt,
terwijl zonder het intreden de gedraging straffeloos blijft. Zie bijv. Art. 294 lid 2 Sr.
Die bijkomende voorwaarden van strafbaarheid is wel geobjectiveerd, dus het hoeft
niet door opzet of onachtzaamheid te komen.
Denk aan wie een ander behulpzaam is bij plegen van zelfdoding is strafbaar indien
de zelfdoding volgt (Causaal verband)> Een poging daartoe is dus niet denkbaar
denk aan … is pas strafbaar indien de oorlog uitbreekt> Een poging daartoe is dus
wel denkbaar
2.3 art. 350 Sv
2.3.1 de vier vragen van art. 350 Sv
De rechter kijkt eerst naar de 4 vragen van artikel 348 sv (formele vereisten zoals
dagvaarding). daarna kijkt hij naar de 4 vragen van artikel 350 sv.
3
, 4 hoofdvragen van art 350 sv
1. Is bewezen dat het feit zoals er laste is gelegd daadwerkelijk door de
verdachte is begaan? (bewijs)
2. Elk strafbaar feit levert het bewezenverklaarde op (is het feit strafbaar)?
deelvraag 1> toepasselijk wettelijke delictsomschrijving
deelvraag 2> is het bewezenverklaarde ook wederrechtelijk
(rechtvaardigingsgronden)
3. indien het feit strafbaar is, is dan ook de verdachte strafbaar?
(verwijtbaarheid) (schuld uitsluitingsgronden)
4. Welke straf en of maatregel dient te worden opgelegd
dit hangt allemaal Samen met:
1. een gedraging
2. die een wettelijke DO vervuld
3. wederrechtelijk is
4. aan schuld te wijten is> verwijtbaar
Wat zijn de gevolgen?
Hoofdvragen van 350 en352 Sv
Vraag Einduitspraak
Is de tenlastelegging tll bewezen? (MG) Nee, vrijspraak verdachte
Is het feit door de verdachte begaan? Ja, volgende vraag (352 lid 1 sv)
Levert de bewezenverklaring een Nee. ontslag alle rechtsgevolgen
strafbaar feit op? (DO) (kwalificatie) Ja (art..), volgende vraag
Is het bewezenverklaring Nee, ontslag alle rechtsgevolgen(OVAR
wederrechtelijk (W) art 253 lid 2 sv)
‘’ vraag 2’’ Levert de Ja, volgende vraag
bewezenverklaring een strafbaar feit
op?
> rechtvaardigingsgronden (noodweer
bijv)
Is het bewezenverklaring verwijtbaar Nee, ontslag alle rechtsgevolgen
(V) (OVAR)
> schulduitsluitingsgronden Ja, volgende vraag
Welke straf of maatregel dient er te Oplegging straf , hoeft niet, zie 9a sr
worden opgelegd?
2.3.2 de eerste vraag
Tenlastelegging bevat het historische feit. Deze is door de OvJ feitelijk en zo
duidelijk mogelijk omschreven. Alle bestanddelen van het delict moeten in de
tenlastelegging worden verwerkt.
De rechter is gebonden aan de tenlastelegging en mag niet meer of anders
bewezen verklaren dan In de tenlastelegging is opgenomen.
De rechter mag afwijken van bepaalde standpunten van de verdachte of Ovj maar
moet dit motiveren = art. 359 lid 2 Sv.
4