1
Samenvatting
Psychofarmacologie
Master Medische Psychologie
Tilburg University
2021 - 2022
Floortje Koppen
Hoi slimmerik!
Ik hoop dat mijn samenvatting je gaat helpen!
1. Rode tekst tussen [ haken ] heeft de docent specifiek benoemd als “Dikke kans dat dit in het
tentamen komt”. Als het dus rood is en zeker als er [ !!! ] staat, is dit extra belangrijk.
2. Oefenvragen voor het tentamen staan in het blauw. Soms met antwoord, soms zonder
antwoord om je eigen hersencellen wat te laten kraken ;-)
3. De mini-samenvattinkjes uit de colleges heb ik uitgebreid (korte uitleg ipv bulletpoints) zodat
je regelmatig een beknopte herhaling hebt van de belangrijkste punten uit de colleges.
Toptip: lees de oranje blokken door voor de rode lijn en bekijk ze nog even vlak voor het
tentamen.
Veel succes met leren. You can do it!
Liefs, Floortje
Ps. verder heb ik natuurlijk allemaal leuke kleurtjes gebruikt en meer dan genoeg plaatjes
toegevoegd, aangezien onderzoek aantoont dat je het dan beter onthoudt.
, 2
College 1. Introductie
Over het TENTAMEN:
- +- 40 multiple choice vragen
- 5 kleinere open vragen
- WIKI opdracht
LET OP: info over actiepotentialen, neurotransmitters, volume neurotransmissie, excitatie-secretie
coupling → zie boek.
Achtergrond
RECEPTORS AND SIGNAL TRANSDUCTION PATHWAYS
In een presynaptische cel vindt een actiepotentiaal
plaats. Hierdoor verplaatsen vesikels (blaasjes met
neurotransmitters) zich naar het membraan. Door
het actiepotentiaal smelten deze blaasjes samen
met het membraan en worden neurotransmitters
afgegeven in de synaptische spleet. Een
neurotransmitter is een ligand: een molecuul dat
bindt aan de receptor van de postsynaptische cel.
Door het binden van een ligand aan een receptor
komt een cascade van reacties tot stand in de
postsynaptische cel. Uiteindelijk zorgen
bijvoorbeeld enzymen ervoor dat bepaalde genen
worden afgelezen, gekopieerd tot RNA en dat
hierdoor bepaalde eiwitten worden aangemaakt.
Een tussenstap hierbij is het aan-/uitzetten van
bepaalde genen. Er komt dus een biologische
reactie tot stand.
Je hebt verschillende stappen. Per receptor en per neurotransmitter kunnen deze verschillend zijn.
G-PROTEIN LINKED
Een G-protein receptor is een voorbeeld van een bepaald type
eiwit in zo’n messenger pathway zoals hierboven. Het is een
algemeen type en een algemeen principe. De variatie zit hem
in hoe het eiwit eruit ziet en welke stoffen kunnen binden.
Ligand = molecuul dat aan ander molecuul bindt; vaak
een hormoon/neurotransmitter die bindt aan een
receptor. Voorbeelden zijn GABA, serotonine, dopamine,
psychofarmaca, …
G-protein coupled receptor signal transduction
Het binden van een ligand (first messenger) aan de receptor, verandert de vorm van de
receptor, wat een geassocieerd G-protein activeert. Dit activeert vervolgens effector
proteins, enzym functies of ion kanalen.
Q: Waarom gebeurt er niet direct iets met het DNA na binding aan receptor?
Nou, het is handig dat er stapjes tussen zitten. Hierdoor kan er namelijk versterking
van het signaal komen. Ook wordt het signaal op verschillende niveaus gegeven. Een
, 3
cel heeft namelijk meerdere receptoren. Een cel die bv. gevoelig is voor serotonine, heeft meerdere
receptoren voor serotonine. Maar een cel kan ook zelf invloed hebben op de hoeveelheid receptoren
“ik ben veel te gevoelig, laat ik wat receptoren weghalen” of “er is zo weinig serotonine in de synaps,
laat ik meer receptoren maken”.
KINASE
Kinase is een verzamelnaam voor een groep enzymen die een fosfaatgroep
kan aanbrengen op een ander eiwit of molecuul. Kinase verbruikt hierbij
energie. Andersom kan fosfatase een fosfaatgroep verwijderen, waardoor
energie vrijkomt. Het plakken of afknippen van zo’n fosfaatgroep kan een
doeleiwit activeren of deactiveren, waardoor er signaaltransductie
plaatsvindt.
ATP is de universele energiebron van het lijf.
Wanneer de fosfaatgroep (P) loskomt, komt er energie vrij.
In de cascade van kinase heb je een first messenger, daarna een second messenger en de third
messenger is kinase; kinase zorgt voor het binden van een fosfaatgroep aan ATP, wat zorgt voor
verbruik van energie.
PHOSPHATASE
Phosphatase is dus juist een enzym dat de fosfaatgroep van ATP afknipt. Hierbij komt energie vrij.
SIGNAALOVERDRACHT: AAN-/UITZETTEN GENEN
DNA codeert voor het maken van eiwitten. Aan de voorkant van DNA heb je regio’s waar genen aan
kunnen binden (= enhancer & promoter regio’s). Wanneer een transcriptiefactor is geactiveerd, kan
deze binden aan de enhancer/promoter regio van een gen, wat een gen vervolgens ‘aan’ kan zetten.
Kinase bindt bijvoorbeeld een fosfaatgroep (P) aan de transcriptiefactor (TF) [zie plaatje hieronder].
Hierdoor wordt de TF geactiveerd. Dit zorgt ervoor dat de transcriptiefactor bindt aan het gen
(enhancer-promoter gedeelte). Het gen wordt geactiveerd en wordt dus ‘AAN’ gezet. Oftewel: hij
wordt afgeschreven; er wordt een RNA-kopie gemaakt, dit wordt afgelezen in de celkern en dit zorgt
voor de aanmaak van bepaalde eiwitten.
Signaaloverdracht kan zich ook uitsmeren over de tijd. Er vindt dan een bepaalde kettingreactie
plaats met allerlei verschillende messengers die elkaar opvolgen. Zo kun je ook lange termijn effecten
van ‘late gene products’ hebben (bv. lange termijn opslag in je geheugen).
, 4
SAMENVATTING
Een ligand is een molecuul dat bindt aan een ander molecuul, vaak een neurotransmitter die bindt
aan een receptor.
Je hebt messenger pathways / signaaloverdracht pathways; hierbij kan een cascade plaatsvinden
met bv first, second en third messengers. Het uiteindelijke doel is meestal DNA transcriptie, oftewel:
de aanmaak van eiwitten.
Bij een G-protein coupled receptor bindt een ligand aan de G-protein receptor, wat vervolgens
zorgt voor activatie van een gekoppeld G-protein. Deze activeert vervolgens effector proteins,
enzymen of ion kanalen. Er kan een signal transduction cascade / snowball effect tot stand
komen.
Kinase en fosfatase zijn voorbeelden van enzymen die betrokken zijn bij het vrijmaken en
verbruiken van energie. Kinase plakt bv een fosfaatgroep (P) vast aan een transcriptiefactor. Deze
transcriptiefactor raakt geactiveerd, en kan dan binden aan de promotor/enhancer regio van een
gen. Dit activeert het gen en zorgt voor DNA transcriptie. Fosfatase is juist een enzym dat een
fosfaatgroep van ATP (de universele energiebron van het lijf) knipt en zorgt voor het vrijkomen van
energie.
Signaaltransductie kan zowel korte- als lange termijn effecten hebben.
ENZYMEN
Enzymen zijn eiwitten die zorgen voor een specifieke chemische verandering
van een substraat. Een enzym maakt er iets anders van: bindt iets of knipt er
iets af.
MOA: Monoamine-oxidase
Een voorbeeld van een enzym is MOA. MOA zorgt voor de afbraak van serotonine: het knipt er iets
vanaf, waardoor het geen serotonine meer is.
MOA inhibitors (=farmaca met een antidepressieve werking) remmen de werking van MOA. Dit zorgt
ervoor dat er netto meer serotonine overblijft in de synaps. Dit is een heel direct effect.
DRUGS AFFECTING ENZYMES: REVERSIBEL
Een reversibele inhibitor kan binden aan een enzym,
waardoor het substraat zelf niet aan het enzym kan binden.
Het effect is dat er minder substraat wordt omgezet.
(Je hebt ook een irreversibele inhibitor: hierdoor zou je bv
nooit meer serotonine kunnen afbreken. Je zou dan meer
enzymen moeten aanmaken, maar dat duurt een tijd)
BELANGRIJKE NEUROTRANSMITTERS
● Serotonine
● Norepinephrine
● Dopamine
● Acetylcholine
● Glutamaat
● GABA (Gamma-aminonbutyric acid)