Samenvatting Economie Vraag en aanbod Hoofdstuk 1 t/m 5 van de methode lweo. Deze samenvatting is uitgebreid en duidelijk over dit hoofdstuk. De samenvatting is goedgekeurd door mijn docent. Voor deze toets had ik een 8,3.
Concrete markt = vragers en aanbieders komen op bepaalde tijden direct met elkaar in contact.
Abstracte markt = geen sprake van een plaats waar vragers en aanbieders elkaar ontmoeten.
Verschillende soorten markten:
Goederen/dienstenmarkt
o Prijs = prijs
Arbeidsmarkt
o Prijs = loon
Vermogensmarkt
o Prijs = rente
Valutamarkt
o Prijs = wisselkoers
Hoofdstuk 2 Vraag: op zoek naar een spijkerbroek
Vraag wordt bepaald door:
Prijs
Voorkeur/behoefte
Inkomen Individueel
Collectief
Prijs van andere goederen
Aantal vragers
Ceteris paribus = onder gelijkblijvende overige omstandigheden
Als een van onderste 3 verschuift verschuiving vraaglijn naar links/rechts.
Als de prijs verandert verschuiving over/langs/op de vraaglijn.
Inkomen luxe (vraaglijn naar rechts)
Inferieur (vraaglijn naar links)
Substitutiegoederen = goederen die elkaar kunnen vervangen.
Complementaire goederen = goederen die elkaar aanvullen (auto + brandstof).
Collectieve vraaglijn: individuele vraaglijnen van alle vragers samen.
Collectieve vraag = marktvraag van product van alle consumenten samen
Collectieve aanbod = marktaanbod van product van alle aanbieders samen
Ev = %Δq Ev kleiner dan -1: elastische vraag
%Δp Ev tussen 0 en -1: inelastische vraag
Dus hoe dichter bij 0, hoe inelastischer de vraag. Bij elastische vraag veel verschil in p als je q een
klein beetje verhoogt of verlaagt.
Primaire goederen = goederen die niet gemist kunnen worden.
Luxe goederen = goederen die niet noodzakelijk zijn voor levensonderhoud.
, Inferieure goederen = goederen waar betere vervanging voor is.
Kruislingse prijselasticiteit van de vraag (Ek) geeft weer hoe sterk vraag van ene goed reageert op
prijsverandering ander goed. Bij substitutiegoederen is kruiselingse prijselasticiteit positief.
Complementaire goederen hebben een negatieve kruislingse prijselasticiteit.
Inkomenselasticiteit van de vraag (Ey) = %Δq
%Δ besteedbaar inkomen
Ey > 1 luxe goederen (inkomenselasitisch)
Ey 0-1 primaire goederen (inkomensinelastisch)
Ey < 0 inferieure goederen (worden vervangen door luxere goederen als inkomen stijgt)
Drempelinkomen = vanaf bepaald inkomen ga je bepaalde goederen kopen. Alleen bij luxe
goederen.
Verzadigingsinkomen = inkomensstijging leidt niet tot verdere toename gevraagde hoeveelheid.
Hoofdstuk 3 Producti e van een spijkerbroek
Bedrijfskolom = weg die een product aflegt van grondstof tot eindproduct.
korter maken: integratie
langer maken: differentiatie
zich bezighouden met activiteiten uit andere bedrijfskolom (breder):
parallellisatie
smaller maken: specialisatie
Transactiekosten = alle kosten om een ruil te organiseren. Als marktprijs + transactiekosten hoger
zijn dan kosten van het zelf maken van het product, is verticale integratie voordelig.
Verzonken kosten = kosten die fabrikant niet meer kan terugverdienen als productie stopt, omdat
er geen andere gebruiksmogelijkheden voor de machine zijn.
Berovingsprobleem (hold-upprobleem) ontstaat als na afsluiten van een contract de
machtsverhoudingen tussen de contractpartijen veranderen. Ontstaat als een contract onvolledig
is.
(Winst)marge = winst per eenheid product. Verschil tussen verkoopprijs en kostprijs van product.
Kapitaalgoederen/vaste activa = gaan langere tijd mee en slijten worden elk jaar minder waard.
Afschrijvingskosten = Stel dat een machine €12.000 kost en 10 jaar meegaat, dan moet er elk jaar
€1.200 aan klanten als kosten doorberekend worden, zodat de machine na 10 jaar
vervangen kan worden.
Afschrijven = rekening houden met waardedaling vaste activa als gevolg van slijtage of veroudering.
Constante kosten/vaste kosten = kosten die niet veranderen als productie (q) verandert.
Variabele kosten = kosten die wel veranderen als productie verandert.
Als TVK evenredig stijgen met q zijn variabele kosten proportioneel variabel.
Variabele kosten die minder dan evenredig stijgen met de productie noemen we degressief
variabel.
Variable kosten die meer dan evenredig stijgen met de productie heten progressief variabel.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper jasmijnjeulink. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €4,99. Je zit daarna nergens aan vast.