GEZIN EN RECHT
Hoofdstuk 2
2.2
Het uitgangspunt voor het juridische moederschap is eenvoudig. Moeder is de vrouw uit wie het kind
geboren is. De wetgever laat zich leiden door de bevalling. De vrouw die het kind ter wereld brengt is
de moeder. Deze regel geldt ook als er bij de bevruchting genetisch materiaal van anderen is
ingebracht.
Draagmoederschap wil zeggen dat een vrouw (draagmoeder) voor een andere vrouw (wensmoeder)
een kind ter wereld brengt. Het BW erkent draagmoederschap niet, daarom is de kern van de
afspraken tussen de draagmoeder en de wensmoeder over de ‘overdracht’ van het kind voor het
recht ongeldig. Moederschap kan niet worden ontkend, dus ook een draagmoeder die voor de
bevalling duidelijke afspraken maakt met een wensmoeder dat ze haar kind zal afstaan, wordt door
de geboorte van haar kind de juridische moeder.
De weg om ervoor te zorgen dat de wensmoeder de juridische moeder wordt is ingewikkeld. Is
draagmoeder niet getrouwd, dan kan wensmoeder het kind erkennen. Vervolgens vraagt ze de
rechtbank om het gezag naar haar over te hevelen. Daarna kan de wensmoeder het kind adopteren
als ze het minstens een jaar heeft verzorgd en opgevoed.
Is de draagmoeder wel getrouwd, dan zijn zij en haar man de juridische ouders en is erkenning door
een wensouder niet mogelijk. De rechtbank zal het gezag dat de moeder en haar man na de geboorte
automatisch over hun kind hebben gekregen, moeten beëindigen. Daarna kan de wensmoeder het
kind als pleegkind in haar gezin opnemen. Een jaar later kan de vrouw het kind, eventueel samen met
haar partner, adopteren.
2.3
De juridische vader is de man:
- Die bij de geboorte met de moeder is gehuwd (geldt ook voor geregistreerd partnerschap).
- Die de jeugdige heeft erkend (alleen mogelijk als het kind nog geen juridische vader heeft).
- Van wie door de rechter het vaderschap is vastgesteld.
- Die de jeugdige heeft geadopteerd.
Krijgt een lesbische vrouw een kind, dan wordt haar vrouw automatisch de duo-ouder. Voorwaarde
is dat voor het genetisch materiaal waarmee het kind is verwerkt, gebruik is gemaakt van een
officiële spermabank. Is het kind op een andere manier verwekt dan ontstaat het duo moederschap
niet automatisch en kan de echtgenote het kind, met toestemming van de moeder, erkennen.
2.5
De wet verbindt een aantal gevolgen aan het juridisch ouderschap:
- Het gezag; wil zeggen dat de ouders hun kid mogen opvoeden en zeggenschap over hem
hebben.
- Omgang; betekent dat ouder en kind elkaar regelmatig mogen zien.
- Onderhoud; juridische ouders zijn verplicht om kosten te dragen van de verzorging en
opvoeding van hun kind. De verplichting gaat door tot meerderjarigheid (21). Zou de jeugdige
voor die tijd trouwen of geregistreerd partnerschap aangaan, dan vervalt de
onderhoudsplicht.
- Familienaam; jeugdige draagt achternaam van juridische ouders, en zij kiezen zijn voornaam
uit.
- Wettelijk erfgenaam; de jeugdige is wettelijk erfgenaam van zijn juridische ouders.
, - Nationaliteit; heeft een van de ouders de Nederlandse nationaliteit, dan krijgt de jeugdige op
grond van de Rijkswet op het Nederlanderschap (ook) de Nederlandse nationaliteit.
- Positie in juridische procedures; de juridisch ouder heeft bepaalde rechten als de rechtszaak
betrekking heeft op zijn minderjarig kind.
Hoofdstuk 5
5.2
Minderjarigen, jeugdigen tot 18 jaar, zijn handelingsonbekwaam. Dit betekent dat zij niet zelfstandig
in het juridisch verkeer kunnen optreden. Zij hebben daarvoor hun ouders of hun voogd nodig. Als
een jeugdige toch een overeenkomst sluit, dan is deze overeenkomst vernietigbaar. Er komt wel een
geldige overeenkomst tot stand, maar de ouders van de jeugdige kunnen de overeenkomst achteraf
vernietigen.
Het zou echter merkwaardig zijn als een jongen van 17 geen reep chocola mag kopen zonder de
toestemming van zijn ouders. Daarom biedt lid 3 van artikel 1:234 BW een soort glijdende schaal:
naarmate de jeugdige ouder wordt, mag hij steeds meer zaken zelfstandig regelen. Voor
overeenkomsten waarvan ‘we’ het normaal vinden dat een jeugdige van die leeftijd ze zonder zijn
ouders sluit, is hij handelingsbekwaam.
De wet biedt de mogelijkheid van handlichting, als een jeugdige bijv. een belangrijke rol in een
(familie)bedrijf speelt. Op verzoek van de jeugdige kan de kantonrechter hem voor bepaalde
rechtshandelingen handelingsbekwaam verklaren. Gevolg van de handlichting is dat de minderjarige
bepaalde transacties zelfstandig kan sluiten. De rechtelijke uitspraak beschrijft nauwkeurig voor
welke handelingen de jeugdige door de handlichting handelingsbekwaam is geworden.
5.3
Om te kunnen trouwen, moeten beide huwelijkspartners 18 jaar oud zijn. Voor hun huwelijk hebben
jongeren vanaf 18 jaar geen toestemming van hun ouders nodig. Er geldt een absoluut verbod voor
minderjarigen om te trouwen. Dit absolute verbod op een huwelijk met een minderjarige is
opgenomen in een geheel van maatregelen gericht op het voorkomen van huwelijksdwang.
Nederland erkent gesloten huwelijken met een minderjarige in het buitenland ook niet.
Een vreemdeling kan zijn ‘kind bruid’ niet op grond van gezinshereniging naar ons land halen. Komt
een ‘kind bruid’ als asielzoeker naar Nederland, dan behandelt men haar als een ongehuwde
minderjarige asielzoekster. Dit betekent dat de vrouw een voogd krijgt toegewezen.
Bij een huwelijk tussen neven en nichten gelden ook regels. Een dergelijk huwelijk is alleen mogelijk
als beide aanstaande echtgenoten bij de aangifte een beëdigde verklaring afleggen dat zij uit vrije wil
met elkaar een huwelijk aangaan. Deze bepalingen gelden ook voor het geregistreerd partnerschap.
5.4
Het BW bedoelt met het begrip woonplaats het adres waar iemand juridisch, dus voor de overheid
en voor het rechtsverkeer, bereikbaar is. Een minderjarige bepaalt niet zelf zijn woonplaats. Hij heeft
namelijk de woonplaats van degene die het gezag over hem uitoefent. Men noemt dit een afgeleide
woonplaats.
Degene die het gezag uitoefent, heeft ook het recht om de feitelijke verblijfplaats van zijn kind te
bepalen. Een ouder of een voogd kan een minderjarige dus ook in een pleeggezin of een internaat
plaatsen. De woonplaats van de jeugdige is van belang voor de verantwoordelijkheid voor eventuele
jeugdhulp. De gemeente van de woonplaats of het feitelijk woonadres is verantwoordelijk voor de
jeugdhulp van de jeugdige.
, Hoofdstuk 18
18.2
Het doel van het Kinderrechtenverdrag heeft als doel om de positie van jeugdigen wereldwijd te
verbeteren door ook aan kinderen mensenrechten toe te kennen. In het verdrag wordt de jeugdige
gezien als een mens in ontwikkeling die beschermd en ondersteund dient te worden in deze
ontwikkeling. Inmiddels is het Kinderrechtenverdrag door alle landen in de wereld ondertekend met
uitzondering van de Verenigde Staten, Zuid-Soedan en Somalië. Nederland tekende het verdrag in
1995.
Doordat het verdrag zo geschreven is dat landen er wereldwijd mee konden instemmen, is het vrij
algemeen geschreven. Dit laat ruimte voor eigen interpretaties door verschillende landen. Ook
mogen landen bij het ondertekenen van het verdrag een voorbehoud maken, dat wil zeggen dat ze
kunnen aangeven dat ze zich niet aan 1 of meer bepalingen van het verdrag willen of kunnen
houden.
18.3
De volgende vier artikelen worden gezien als kernbepalingen van het verdrag:
1. Het recht om in gelijke gevallen gelijk behandeld te worden (art. 2).
2. De verplichting om het belang van het kind de eerste overweging te laten zijn (art. 3).
3. Het recht op leven en op ontwikkeling naar volwassenheid (art. 6).
4. Het recht om gehoord te worden (art. 12).
18.4
Het verdrag ziet de ouders als eerstverantwoordelijken voor de verzorging en opvoeding van hun
kinderen. In art. 5 staat namelijk ook dat de staten de verantwoordelijkheden en rechten en plichten
van ouders respecteren. Een uitzondering maakt art. 9 alleen voor die gevallen waarin gedwongen
scheiding mogelijk is, maar dan alleen als dat in het belang van het kind noodzakelijk is en voor zover
dit door bevoegde autoriteiten is beslist, waarbij een lidstaat de procedure zo moet inrichten dat
deze beslissing door een rechter kan worden getoetst.
De overheid grijpt pas in als de ouders zodanig tekortschieten in hun taken dat de ontwikkeling van
het kind ernstig bedreigd wordt. In die taak als ondersteuner van ouders heeft de staat volgens het
verdrag de plicht om bijvoorbeeld te zorgen voor goede opvoedondersteuning, voldoende kwaliteit
van gezondheidszorg en van onderwijs.
18.5
Voor het Kinderrechtenverdrag is een Comité opgericht dat belast is met het toezicht. Dit is voor de
Rechten van het Kind in Genève. Het bestaat uit 18 deskundigen op het terrein van kinderrechten die
door de lidstaten worden gekozen. Hun taak is het beoordelen of de lidstaten zich aan het verdrag
houden op basis van een rapport dat iedere lidstaat eens per vijf jaar zelf moet schrijven.
Op basis van dit alles komt het Comité met een serie aanbevelingen voor de lidstaat, die worden
openbaar gegeven. Het Comité kan niet rechterlijk ingrijpen als rechten geschonden worden. De druk
doordat de aanbevelingen openbaar zijn, maakt dat bij forse schendingen er alsnog een behoorlijke
druk ontstaat om de situatie te verbeteren.
18.6
In principe werkt een internationaal verdrag niet rechtstreeks richting burgers. Dat wil zeggen dat
burgers meestal niet rechtstreeks rechten aan een internationaal verdrag kunnen ontlenen en hun
overheid daarop kunnen aanspreken. Als dit wel het geval is dan heet dat rechtstreekse werking. Dat