,Aantekeningen cursus: Inleiding in de filosofie
Inhoudsopgave
Deel 1 Kennisfilosofie (Boek Pritchard) ........................................................................................ 3
College 1 ........................................................................................................................................... 3
College 2 ........................................................................................................................................... 4
College 3 ........................................................................................................................................... 6
College 4 ........................................................................................................................................... 7
College 5 ........................................................................................................................................... 8
College 5 extra (Chicker sexer) ............................................................................................. 10
What is that thing called knowledge? Part I: What is knowledge? ............................... 10
College 6 ......................................................................................................................................... 12
College 7 ......................................................................................................................................... 13
College 8 ......................................................................................................................................... 14
What is this thing called knowledge? Part II: Where does knowledge come from? . 16
College 9 ......................................................................................................................................... 18
What is this thing called knowledge? Part III: What kinds of knowledge are there? 20
What is this thing called knowledge? Part IV: How can the theory of knowledge be
applied to particular domains? .............................................................................................. 21
What is this thing called knowledge? Part V: Do we have any knowledge? ............... 21
Deel 2 Ethiek (Boek Tännsjö) ......................................................................................................... 22
College 10 ....................................................................................................................................... 22
Understanding ethics: Practical and Normative Ethics ................................................... 24
College 11 ....................................................................................................................................... 24
College 12 ....................................................................................................................................... 25
Understanding ethics: Utilitarianism ................................................................................... 27
College 13 ....................................................................................................................................... 28
Understanding Ethics: Egoism and Contractualism ......................................................... 30
Understanding ethics: deontological ethics ...................................................................... 31
,Deel 1 Kennisfilosofie (Boek Pritchard)
College 1
Filosofie
1. Epistemologie: kennen
- 1e boek dat we lezen
2. Logica: argumenteren
- Door de hele cursus heen
3. Ethiek: moreel oordelen
- 2e boek dat we lezen
Vb. logica: hoe groot de afstanden in het echt? → verschil in wat echt is, juf zegt je moet met schaal
rekenen terwijl leerling zegt dat het papier het echt is. Beoordelen van de twee verschillende
argumentaties: wat is de kwaliteit van de argumentatie
Epistemologie: kennisfilosofie → boek van Pritchard
Negen stappen om erin te komen (vanaf stap 4 → boek pritchard
Stappen 1,2 en 3
Kennis: drie soorten variantie
1. Oppervlakkig vs. grondig
Vb. van iemand kennen
- Ervaring min of meer ruim
- Ervaring min of meer gevarieerd
- Ervaring min of meer nabij
- Ervaring min of meer intensief
2. Indirect, bemiddeld vs. direct, authentiek
- Bemiddeld (medium) → authentiek, echt.
- Indirect (heb je taal voor nodig) is informatie en direct heb je echt ondervonden (vb. waar de
Lofoten liggen, ben je er geweest of alleen over gehoord)
- Anders dan oppervlakkig → grondig,
- Want indirect kan grondig zijn
- Wordt heel grondig niet op den duur toch echt? Nee
- Vergelijk: virtual reality
3. Semantisch vs. existentieel
- Semantisch kennen = betekenis kennen van woorden, zinnen, beperkingen (taal kennen) →
docent zei: semantische kennis is indirecte, indirecte kennis = vorm van indirect kennen
- Existentieel kennen = levendig, doorleefd kennen = direct kennen
- Is anders dan oppervlakkig → grondig
- Semantisch kan grondig zijn
- Vb. weten hoe het is om opa te zijn, door het meegemaakt te hebben, existentieel kennen.
Wat het betekend om opa te zijn, wanneer een van je kinderen een kind krijgt, semantisch
kennen
Direct is altijd existentieel maar indirect is niet altijd semantisch.
4. Onderscheid: kunnen en kennen (procedureel vs. propisitoneel)
- Propositionele kennis: gedachte, voorstelling (vb. verschil tussen bakfiets en racefiets)
- Procedurele kennis: vaardigheid (vb. fietsen)
- Pritchard: alleen propositionele kennis is kennis
- Criterium van kennen: (1) gedachte / belief
- Maar is het wel zo makkelijk te onderscheiden? → vb. autorijden, remlichten zien remmen, je
weet wat remlichten betekenen maar doe je het remmen niet automatisch
5. Overeenkomst met werkelijkheid
- Tweede criterium van kennen: waar
- (1) gedachte belief
- (2) gelijk true
, - Vb. wanneer je brievenbus hoort, je denk dat het de krant, maar je weet het niet. Je weet het
past wanneer je het ook daadwerkelijk de krant is. → dus er is sprake dat zijn van een
gedacht en er moet sprake zijn van gelijk.
6. .
7. .
8. .
9. Toeval uitsluiten
- Derde criterium van kennen:
- Mag geen resultaat zijn van gokken of gissen (vb. welk sociale media platform heeft de
meeste gebruikers → dan ga je gokken, blijkt het juist is het geen kennis want je hebt gegokt)
(1) Gedachte / belief
(2) Gelijk / true
(3) Geen geluk-gelijk
College 2
Twee criteria: gedachte & gelijk (zie ook college 1)
Gedachte
• Semantisch
• Vrouw verteld aan mij dat Kees opa is geworden → Hoe weet je dat? Vrouw laat foto zien.
Gedacht opa zijn, betekent voor mij dat is er een betekenis is voor opa, hij heeft een kind die
zelf ook een kind heeft. Maar stel, kees bedoelt het anders → stiefkind van kees heeft een
pleegkind genomen. Dus mijn semantische kennis zit er naast. (gedachte kan dus van
betekenis dus ook incorrect zijn)
• Toevoeging Piet: stel semantische correctheid ook al voorwaarde voor kennis
Bijvoorbeeld wanneer rechtszaak → Wat is een “echte” opa. Rechter moet eerst op semantische
niveau bedenken wat echt een opa is (wie heeft gelijk) en vervolgens is het empirische zo dat de opa
gedaan heeft wat hij zegt of wat de dochter zegt.
Gelijk
• Ik zit in de kamer… Iemand vraagt is de deur wel dicht? Ik herinner me dat ik de deur dicht
heb gedaan en zie dat ook → nu weet je het ook, niemand vraagt zich ook af of je de
betekenis van de deur is dicht horen.
• Maar nu zit je in het vliegtuig… ene stewardess vraagt aan de andere of de deur wel dicht zit
→ nu wil je waarschijnlijk zeker weten dat de deur dicht zit → wanneer de ene zegt volgens mij
is die dicht, wil je dit toch preciezer weten, omdat het in het vliegtuig iets anders betekent dan
wanneer thuis de deur dicht is. (deur dicht zit geen ruimte meer tussen omgeving en deur
terwijl thuis wel lucht langs kan)
➔ Consequentie is dat betekenis van woorden/zinnen zorgt voor of er sprake van gelijk is.
Semantische kennis = waarheidsconditie kennen
“The truth condition of a statement is the condition the world must meet if the statement is to be true.
To know this condition is equivalent to knowing the meaning of the statement.”
Waarheidsconditie is ander bij de deur is dicht thuis dan bij de deur is dicht in vliegtuig
Toeval uitsluiten
Derde criterium van kennen: het mag geen resultaat zijn van gokken of gissen.
1) Gedachte
2) Gelijk
3) Geen geluk-gelijk
Voorbeeld 1: Oma denkt dat het elke dag dat het zondag wat, maar op zondag had oma gelijk, maar
hier is sprake van geluk-gelijk, omdat ze het eigenlijk per toeval is dat de oma het goed heeft dat het
zondag is.
Voorbeeld 2: Welke app heeft de meeste gebruikers? Je gokt, waarvan een groot deel gelijk heeft,
maar dat is per toeval, dus je weet niet welke app de meeste gebruikers heeft, maar er is sprake van
geluk gelijk.
Voorbeeld 3: Gedachte afwijkende lichamelijke ontwikkeling van de kinderen, wordt veroorzaakt door
de straling van de kernramp. Maar later bleek dat deze deskundigen, wel gelijk hadden, maar bij nader