Psychiatrie voor juristen
Collegejaar 2021-2022
A. ZIEKTEBEELDEN
1 Geen ziektebeeld besproken
Psychose
Een veranderde beleving van de werkelijkheid die de waarneming, de inhoud
2 van het denken en emoties beïnvloedt.
Grip op realiteit verliezen, verschil tussen realiteit en werkelijkheid verdwijnt
Hallucinaties: Sensorische waarneming zonder dat er een prikkel in de realiteit
aanwezig is
• Is een waarneming die (a) voor waar wordt aangenomen en (b)
daadwerkelijk wordt ervaren (c) bij afwezigheid van een corresponderende
externe prikkel
• Het is een stoornis van de waarneming à Gewijzigde functie: perceptie
Wanen: We onderscheiden formele denkstoornissen (stoornissen in de vorm van
het denken) en inhoudelijke denkstoornissen
Inhoudelijke denkstoornissen (er is iets mis met de inhoud van het denken) à Een
gedachte die je hebt over de werkelijkheid, maar komt daarmee niet overeen
• Is een (a) persoonlijke overtuiging die (b) in strijd is met de werkelijkheid en
(c) oncorrigeerbaar is noch (d) door het aandragen van feiten die wijzen op
het tegendeel (e) noch door logisch redeneren
• Het is een stoornis van de inhoud van het denken à Gewijzigde functie:
denkvermogen
Waanwaarneming:
Alles wat je om je heen ziet, interpreteer je op een waanachtige manier
Beïnvloedingswaan:
Het idee dat je aangestuurd wordt/tot handelingen wordt aangezet
Gedachtenonttrekking:
Idee dat gedachten worden onttrokken (gedachtes uit hoofd gezogen)
Gedachteninbrenging:
Idee dat gedachten van buitenaf worden geïmplanteerd (niet jouw eigen
gedachten)
Schizofrenie
= iets waarbij de psychose heel hardnekkig is en regelmatig terugkomt
Positieve symptomen (symptomen die er als bijkomen)
• Hallucinaties
• Wanen
• Desorganisatie
• Spraakstoornis
Negatieve symptomen (symptomen die je normaal gesproken wel zou moeten
hebben, maar die zijn uitgevallen en er niet meer zijn)
• Spraakarmoede (normaal: vloeiend denken en spreken)
• Afgevlakt effect (normaal: emotionele expressie)
• Avolitie (normaal: gedrevenheid en motivatie)
• Anhedonie (normaal: emotionele respons)
• Sociale isolatie (normaal: sociaal gedrag)
, n Zijn tegenovergesteld aan elkaar!
Verminderd functioneren op één of meer belangrijke levensgebieden
Duur: 6 maanden onafgebroken
Criteria waaraan je moet voldoen om stempel schizofrenie te krijgen (zie
bovenstaand)
Kleptomanie
3 1. Impuls/drang om iets te stelen. Het is niet iets wat je nodig hebt, het heeft
geen waarde voor je. Je kunt aan die impuls geen weerstand bieden.
2. Toename van spanning voordat je de diefstal pleegt
3. Een aangenaam gevoel/opluchting als de diefstal gepleegd is
4. Het gaat niet om het uiten van boosheid, wraak of terugpakken. Ook niet
een gevolg van een waan of een hallucinatie
5. Je moet kijken of er nog andere stoornissen zijn behalve die drang om te
stelen. Als die er wel zijn, moet je kijken of er door die stoornis een
verklaring kan worden geven waarom steelt. Als die er niet zijn, pas dan heb
je kleptomanie.
à DUS: de drang om te stelen mag niet verklaard worden door een
bijkomende andere stoornis. Het moet dus een vrij zuiver iets zijn!
Is ANDERS dan dwangmatige stoornissen (handen wassen, poetsen, etc.) à Bij
dwangmatige stoornis zit er vaak een angst onder! Bij kleptomanie NIET, wat
maakt dat het lastig te behandelen is
Persoonlijkheidsstoornis
4 à Een psychiatrische stoornis die invloed heeft op het denken en het gedrag, wat
kan leiden tot gevaar bij niet-behandeling!
Criteria
A. Een duurzaam patroon van innerlijke ervaringen en gedragingen dat
duidelijk afwijkt van wat binnen de cultuur van de betrokkene wordt
verwacht
, - Duurzaam: het blijft in grote mate aanwezig + constant
- Dit patroon komt op twee (of meer) van de volgende terreinen tot uiting:
A. Cognities (manieren van denken, waarnemen en interpreteren van
zichzelf, andere mensen en gebeurtenissen).
B. Affectiviteit (emotionele reacties zijn te veel of te weinig wisselend, te
sterk of te zwak, of ongepast).
C. Interpersoonlijk functioneren (intimiteit en wederkerigheid).
D. Impulsbeheersing (te weinig controle, of juist te rigide).
B. Het duurzame patroon is inflexibel en komt tot uiting in een breed scala
van persoonlijke en sociale situaties (bijna niet kunnen aanpassen naar de
situatie)
C. Het duurzame patroon veroorzaakt klinisch significante lijdensdruk of
beperkingen in het sociale of beroepsmatige functioneren of in het
functioneren op andere belangrijke terreinen (er ontzettend veel last van
hebben, steeds tegen dezelfde soort problemen aanlopen)
D. Het patroon is stabiel en van lange duur, en het begin ervan kan worden
herleid tot op zijn laatst de adolescentie of de jonge volwassen leeftijd
(niet iets dat komt en gaat, hoort bij die persoon)
E. Het duurzame patroon kan niet worden verklaard als een uiting of gevolg
van een andere psychische stoornis
F. Het duurzame patroon kan niet worden toegeschreven aan de
fysiologische effecten van een middel (een drug of medicatie) of aan een
somatische aandoening (zoals een schedeltrauma)
3 grote clusters (A/B/C-cluster) van persoonlijkheidsgroepen
A. Paranoïde-, schizoïde, de schizotypische persoonlijkheidsstoornissen
o Eigenaardig, achterdochtig of excentriek
o Dit cluster hangt tegen psychotische stoornissen aan
B. Antisociale- (week 5), borderline- (zie hieronder), histrionische- en
narcistische persoonlijkheidsstoornis
o Dramatisch, emotioneel of wispelturig
o Dit cluster komt in het strafrecht het meeste voor
C. Vermijdende-, afhankelijke-, en dwangmatige persoonlijkheidsstoornis
o Teruggetrokken, angstig, zorgelijk, vreesachtig & afhankelijk
Borderline
De borderline persoonlijkheidsstoornis is een psychische stoornis waarbij je
1) sterke stemmingswisselingen vertoont (intense
somberheid/angst/prikkelbaarheid voor een paar uur),
2) moeite met beheersen van kwaadheid hebt (intense woede, driftbuiten,
vechtpartijen),
3) instabiele en intense relaties hebt,
4) vaak bang bent om in de steek te worden gelaten,
5) je voelt je erg instabiel,
6) hebt een instabiel zelfbeeld/zelfgevoel,
7) reageert impulsief op meerdere gebieden (seks, middelengebruik, roekeloos
rijgedrag, eetbuiten) en dit schaad je,
8) je hebt suïcidale gedragingen/dreigingen en
9) een chronisch gevoel van leegte
, Comorbide stoornissen bij borderline-stoornis (één of meer aandoeningen
naast de hoofddiagnose waar de meeste aandacht naar uitgaat)
à Depressie, dysthymie (chronische vorm van depressie), drugsmisbruik,
eetstoornissen, bipolaire stoornis (minst), antisociale persoonlijkheidsstoornis (ook
wel ASP, zie week 5), narcistische persoonlijkheidsstoornis, zelfverwoning (meest)
In Nederland komt het vrijwel nooit voor dat iemand die alleen maar een
persoonlijkheidsstoornis heeft, volledig ontoerekeningsvatbaar wordt verklaard à
MAAR WEL: verminderd toerekeningsvatbaar
Psychopathie & antisociale persoonlijkheidsstoornis (ASP)
5 à Historisch gezien is de ASP uit de psychopathie voortgekomen. ‘Psychopaat’
was geen DSM-waardige term, waardoor dit is omgevormd naar de ‘antisociale
persoonlijkheidsstoornis’ (= dus de formele term, maar psychopathie bestaat
nog steeds)
à LET OP: de termen overlappen elkaar nu heel erg, maar er is toch een verschil
in!
- Antisociale persoonlijkheidsstoornis: vooral gebaseerd op uiterlijk gedrag
(wat je kunt zien en observeren) = 4% v.d. bevolking = staat WEL in de
DSM-5
- Psychopathie: gaat verder dan dat à gebaseerd op uiterlijk gedrag, MAAR
OOK: emotionele oppervlakkigheid en de afwezigheid van schuldgevoelens
= 1% v.d. bevolking = staat NIET in de DSM-5 (Waarom niet? Omdat de
betrouwbaarheid van het beoordelen wordt verhoogd door zoveel mogelijk
oberveerbare criteria in de DSM te krijgen)
DUS: bij psychopathie focussen we NIET ALLEEN op antisociaal gedrag (zoals bij
de een antisociale persoonlijkheidsstoornis), MAAR OOK op wat er emotioneel en
gevoelsmatig met iemand gebeurt. Dat is niet heel rechtstreeks benaderbaar en dat
moet je afleiden uit andere zaken (daarom niet in de DSM-5)
Antisociale persoonlijkheidsstoornis
= Is iets diepgaands/een patroon/iets structureels = een kenmerk van je
persoonlijkheid
à 3 van de 7 kenmerken dien je te hebben voor dit ‘etiket’:
1. Kan zich niet aan de wet/maatschappelijke norm houden
2. Onbetrouwbaarheid
3. Impulsiviteit of onvermogen vooruit te plannen
4. Prikkelbaarheid en agressiviteit (bijv. mishandeling partner/kinderen)
5. Roekeloze onverschilligheid voor de veiligheid van zichzelf of anderen (bijv. hard
rijden/rijden onder invloed)
6. Constante onverantwoordelijkheid (bijv. werk wordt niet behouden, komt
financiële verplichtingen niet na)
7. Ontbreken van spijtgevoelens (bijv. als anderen gekwetst, bestolen of
mishandeld zijn)