SAMENVATTING: A CONCISE
HISTORY OF HISTORY: GLOBAL
HISTORIOGRAPHY FROM
ANTIQUITY TO THE PRESENT –
DANIEL WOOLF
Inhoud
Introduction...............................................................................................................................................................1
1: The earliest forms of historical writing.................................................................................................................2
2: History in Eurasia tot he Mid-Fifteenth Century.................................................................................................13
3: The Sense of the Past, 1450-1700.......................................................................................................................27
4: Enlightenment, Revolution and Reaction, c. 1700-1830....................................................................................42
5: Disciplining the past: professionalization, imperialism and science, 1830-1945...............................................56
6: Transitions: Historical Writing from the Inter-War period to the Present.........................................................73
INTRODUCTION
Gebruik van termen:
- ‘history’ = de vormen waarin het verleden is hersteld, over nagedacht, over gesproken wordt en over
geschreven wordt. Ook wordt ermee bedoeld een bepaald type van geschiedschrijving.
- ‘History’ = (met hoofdletter) het patroon van gebeurtenissen voor diegene die geloofden dat er
dergelijke patronen bestonden.
- Historiografie: het metaniveau van historische praktijk, de geschiedenis van hoe geschiedenis werd
geschreven, over gesproken werd of over nagedacht werd over verscheidene millennia en in
verschillende culturen. Vroeger werd de term ook wel gebruikt als synoniem voor geschiedenis (het
geschreven genre).
Het boek schetst de wereld haar tradities van geschiedschrijving en het proces waarbij de Europese benadering
zijn hegemonie bereikte. De Europese geschiedschrijving kan beschouwd worden als beperking van creativiteit
en gezien worden als barrière tussen de auteur en lezer. Certau beschreef dat in de moderne tijd er een kloof
ontstond tussen auteurs en publiek toen de waarde van bepaald werk niet meer bepaald werd door de lezer,
maar door een peer-approval system wiens criteria vaak heel anders waren dan die van een normaal persoon.
Het bestaan van dit systeem (waar de hedendaagse auteur product van is) beperkt historici. De pogingen van
world history en global history om inclusief te zijn, stuiten vaak toch nog op Eurocentrisme (zoals Edward Said
aangeeft en hij ziet eurocentrisme ontstaan tijdens de Verlichting, dit is niet helemaal correct). Eurocentrisme
kunnen we voorkomen door elke historiografie als uniek en van waarde beschouwen, maar het nadeel van een
hertelling van parallelle geschiedenissen van geschiedenis, is dat we het perspectief verliezen en het grotere
plaatje (relatieve schaal, belang, en magnitude van verschillende types geschiedenis). We kunnen dan ook geen
generalisaties maken of overeenkomsten vinden en connecties. Vergelijkingen kunnen helpen hier, met de
aandacht voor de manieren waarin historische culturen van elkaar op de hoogte waren (langer dan dat ze
contact met elkaar hebben). Ook moeten we niet vergeten dat historische tradities niet altijd met natiestaten
,te associëren zijn. Natiestaat is een modern Westers concept vanaf de 19 e eeuw (dus erg recent). Steden en
rijken waren de dominante vorm van staatsinrichting in de geschiedenis van de mens. Rijken waren vaak multi-
etnisch en meertalig (interne interactie tussen culturen). Natiestaten zijn homogener dan de rijken waar ze
vanuit ontstonden (etnische en raciale uitroeiing illustreren dit). Daarom moeten ‘Franse’ historisch schrijven
(of Engels, Turks etc.) niet begrepen worden als het aanduiden van de moderne landen met dezelfde namen.
Feit is echter wel, dat Europese geschiedschrijving eenmaal dominant is binnen de historiografie.
Daarom is het ook lastig om de Europese geschiedschrijving te benaderen als ‘een van velen’. Voor de lezer van
dit boek is het interessanter om zich af te vragen wáárom moderne historiografie hegemonie verkreeg en of de
‘winnaar’ ook beïnvloed werd door de vaak verdwenen/verloren tradities van geschiedschrijving. De
verspreiding van academische historiografie kan niet simpelweg begrepen worden als een ‘diffusiemodel’
waarbij ideeën ‘opgepakt’ worden buiten het land van origine; het moet begrepen worden als een
consequentie van een variëteit aan politieke en sociale factoren in Europa en de gehele wereld (Dominic
Sachsenmaier). Het landschap van dit boek omhelst dus een variëteit van verschillende historiografische
tradities, parallelle wegen naast elkaar en soms kruisende tradities. Deze tradities waren belichaamd in
verschillende genres, verspreid door alternatieve vormen van commemoratie en communicatie (oraal,
picturaal, literair) en ze ontstonden en ontwikkelden zich in variërende sociale en politieke contexten.
1: THE EARLIEST FORMS OF HISTORICAL WRITING
HET OUDE NABIJE OOSTEN
Het Nabije Oosten was een meertalige, complexe regio die Egypte, het land van de Israëlieten, de Levant,
Mesopotamië, het land van de Hettieten in Anatolië en Noord-Syrië omvatte. Het bevatte een aantal lang-
bestaande beschavingen die niet allemaal op dezelfde manier en op consistente wijze hun verleden vastlegden
en behielden. Wat bewaard is, is fragmentair, afkomstig uit inscripties op stèles, stenen tabletten of stenen en
schriften op papyrus: de meerderheid hiervan heeft het niet volledig intact overleefd. ‘Geschiedenis’ als
concept of geschiedeniswerken zijn niet te vinden; er bestond geen eens een woord voor ‘geschiedenis’ of
‘historiografie’. Toch zegt dit gebrek aan terminologie niet meteen dat er geen geschiedenis was in die tijd. Er
was wel degelijk een gevoel voor het verleden in het oude Egypte, vooral in de pogingen om de opeenvolgende
dynastieën van de Oude, Midden, en Nieuwe Koninkrijken te herdenken. Weinig van de analen van de eerste
farao’s hebben het overleefd: een hele oude is de ‘Palermo steen’ van 25 eeuwen v. Chr., een fragmentaire
stèle waarop lijsten van koningen staan van pre-dynastieke tijden tot aan het mid-3 e millennium. Wat ook
bewaard was: annalen van oorlogen van een mid-2 e-millennium farao (Thoetmosis III), op een tempelmuur.
Historische inscripties en teksten kunnen worden toegeschreven aan de Hettieten; misschien wel het
vroegste volk die zich het didactische en vooral politieke gebruik van geschiedenis realiseerden (om
geschiedenis te gebruiken als legitimatie of advies). In Mesopotamië, echter, is het eerste echte bewijs
gevonden van een bewuste menselijke intentie om te schrijven over het verleden, vooral onder de Babyloniërs
en Assyriërs. Zij ontwikkelden een proto-alfabetisch schrift in spijkerschrift, elementaire vormen van de
representatie van het verleden (bv. analen) en instituties om hun eigen verslagen te bewaren (bibliotheek en
archief). Veel verhalen die werden opgeschreven waren al eerder bedacht en mondeling doorgegeven. Het
genre ‘epos’ (over de avonturen van Gilgamesh van Uruk) is de oudste vorm van het historisch narratief. Dat de
helden in deze verhalen zijn overdreven of nooit hebben bestaan betekent niet een gebrek aan geschiedenis of
historisch denken; de zangers en luisteraars van deze verhalen geloofden op een bepaald niveau in hun literaire
waarheid of i.i.g. de morele principes die de verhalen belichaamden. Net als dat de latere Griekse epossen (de
Ilias en Odyssee van Homerus) toonden hoe de Grieken van de 8 e tot 5e eeuwen v. Chr. hun eigen geschiedenis
zagen. De grens tussen epos en ‘geschiedenis’ is dus vaak vaag.
Herkenbaarder als historisch document is een klasse van teksten die ‘chronografisch’ genoemd kunnen
worden, oftewel dat ze bepaalde gebeurtenissen toeschrijven aan specifieke data binnen een sequentie.
Hieronder vallen koningslijsten, analen en kronieken. De Soemerische koningslijst uit de 22 e eeuw v. Chr., wat
niet alleen een lijst is maar een welbewuste poging om het toenmalige heden in een bepaald daglicht te
stellen, noodzakelijk vanwege de omstandigheden van de tijd van schrijven. Er bestaan ook verscheidene
andere vormen van Soemerisch-Babylonische historische verslagen, zoals bouwinscripties, stèles etc. Een
,voorbeeld van een kroniek, geschreven uit de 3 e persoon, is Chronicle of a Single Monarchy, waarschijnlijk
daterend uit de Akkadische periode (24-22 e eeuwen v. Chr.). Een ander genre is astrologische dagboeken
(Babyloniërs, Neo-Babyloniërs en Chaldeeërs), die voorzagen in een precies chronologisch raster waartegen
gebeurtenissen konden worden vastgelegd. Assyriërs schreven ook historiografische documenten, er is zelfs
bewijs van ‘onderzoek’. Assyrische koninklijke inscripties omvatten annalen, beginnend in de vroege 13 e eeuw
v. Chr. en opgesteld in de eerste persoon: deze vertellen de geschiedenis van specifieke campagnes en hebben
geen Babylonische of Soemerische tegenhanger. De Assyriërs en Babyloniërs produceerden ook kronieken,
geschreven uit de 3e persoon. Deze kronieken werden ook nog geschreven toen er al contact was met de
Grieken. Het meest recente Babylonische werk is dat van de 3 e-eeuwse schrijver Berossus, die in het Grieks
scheef. Dit is een van de vele oude teksten waarvan we alleen indirecte kennis hebben, omdat latere auteurs
eruit hebben geciteerd. De Perzen, de opvolgers van de Babylonische macht in de 6 e eeuw v. Chr., zetten de
historiografische activiteiten voort. Koning Darius I is de eerste Perzische koning aan wie een historisch werk is
toegeschreven.
Er is bewijs dat er naast kronieken en koningslijsten (schrijven over wat er toen in het nu gebeurde), er
ook auteurs waren die schreven over gebeurtenissen uit het verleden, incl. die voor hun eigen tijd. Veel van
deze werken zou het resultaat moeten zijn van wat we nu ‘onderzoek’ noemen, het uitzoeken en selecteren
van meerdere, vroegere niet-narratieve bronnen. Veel gingen voorbij aan het simpelweg vertellen van
vroegere gebeurtenissen, met als doel adviseren, raadgeven of waarschuwen. Een didactisch doel komt op in
een van de meest bekende voorbeelden van vroeg Mesopotamisch historisch schrijven (Weidner Chronicle). Dit
is een van de eerste historische werken die duidelijk werd ontworpen om het verleden terug te halen en te
bewaren, expliciet voor de stichting van het heden en de toekomst. In deze kroniek wordt de goddelijkheid van
Sargon van Akkad tegenover de goddeloosheid van zijn kleinzoon Naram-Sin geplaatst, waartoe de auteur de
val van het Akkadische koninkrijk schrijft. Deze verklaring voor gebeurtenissen via een alternatieve stroming
van goddelijke gunst en straf bestaat dus al heel lang. Het komt ook vaak voor in de Hebreeuwse bijbel.
JOODS HISTORISCH DENKEN VAN DE TANAKH TOT JOSEPHUS
Net als veel culturen uit het Nabije Oosten hadden oude Israëlieten geen term voor ‘geschiedenis’ of ‘mythe’
en geloofden ze ook niet in een onderscheid tussen de twee. Een wat overdreven opvatting stelt dat de
Hebreeërs de uitvinders waren van geschiedenis in zijn post-Verlichting opzicht (een cumulatieve flow van
gebeurtenissen richting een door god aangestelde conclusie). Het werd ook voor lange tijd als vanzelfsprekend
beschouwd dat de monotheïstische religie van de Hebreeërs en hun geloof in een verbond met één God, hen
een onderscheiden en ongeëvenaard gevoel van verleden, heden en toekomst gaf, en een gevoel van een
lineaire richting van tijd dat sterk afstak van de cyclische visie die elders als evident werd gezien. Beide claims
zijn weerlegd + werd het lastig te begrijpen hoe een onderscheiden Israëlisch/Joods gevoel van geschiedenis in
isolatie heeft kunnen ontstaan, aangezien er vroeger contact is geweest met andere volkeren in de regio.
De meest ‘historische’ sectie van de Tanakh (de Hebreeuwse Bijbel) – het beschrijft tijden, personen
en gebeurtenissen van wiens bestaan we redelijk zeker zijn vanwege bewijs in externe bronnen en in
archeologische overblijfselen – is mogelijk het werk van één auteur: de zogenaamde Deuteronomistische
Historicus. Zelfs diens berouwbaarheid is uitgedaagd, echter. Recente geleerdheid heeft de historiciteit van
veel van de Tanakh uitgedaagd, zonder per sé het idee te verwerpen dat men er historiografie (een bewuste
poging om het verleden te representeren) in kan vinden. Dit is dan wel echter een historiografie die niet als
doel had de letterlijke waarheid vast te leggen, want de morele en religieuze waarheid werd als belangrijker
geacht. In de eerdere genealogieën van Genesis en in de meer chronologische verslagen van de Boeken van
Samuel, Koningen en Kronieken, kan men én een poging vinden om gebeurtenissen accuraat te herdenken in
geschreven vorm én een sterk gevoel van het goddelijke lot van de Israëlieten als het gekozen volk, een lineaire
progressie waarbinnen een terugkerende cyclus van triomf en lijden afspeelt, terwijl God zijn kinderen straft of
ophemelt. Dit is nog opvallender gegeven de latere schaarste aan Joods seculier historisch schrijven gedurende
de eeuwen tussen Flavius Josephus (c. 37-100 n. Chr.) en de jaren 1500, waarin Joden (verspreid over Eurazië)
de formele studie van het verleden weer oppakten.
, Van alle Joden heeft Josephus ons hetgeen gegeven wat het dichtst bij geschiedenis in zijn klassieke
vorm in de buurt komt. Josephus had banden met de Joodse en de Romeins-Hellenistische werelden (hij werd
een Romeins burger), waardoor hij een vroeg voorbeeld werd van iets wat we later vaker zouden zien: een
historicus van één cultuur die schreef in de omgeving en stijl van een ander. De geromaniseerde Jood schreef
zijn overlevende geschiedenissen in het Grieks. Zijn Antiquities of the Jews blijkt een waardevolle bron voor de
sociale, legale en religieuze gewoontes van de Joden, terwijl Jewish War conflicten navertelt tussen Joden en
hun vijanden, vooral Rome, van de Seleucidische inname van Jerusalem in 164 v. Chr. tot het verslaan van de
Opstand van Judea (hiervan was hij deelnemer) gedurende zijn eigen tijd. Beide werken tonen het Joodse
vermogen om vredig te leven binnen Romeins heerschappij, waarbij hij de rebellies omschrijft als het werk van
opeenvolgende generaties van fanatici. Elders bekritiseerde Josephus zijn Griekse voorlopers om zo de
grootstere oudheid van de Joodse traditie te verdedigen, waarbij hij een kenmerk inluidt die in latere eeuwen
zou terugkomen, namelijk argumenten over de relatieve leeftijd van instituties, naties, religies en zelfs families.
VROEGE GRIEKSE HISTORIOGRAFIE
De Grieken figureren prominent in de geschiedenissen van geschiedenis. Het woord ‘history’ komt zelfs uit het
Grieks, als eerst gebruikt in connectie met de studie van het verleden door Herodotus van Halicarnassus. Door
de Grieken begon Europa geschiedenissen te associëren met namen van auteurs daarom zijn er maar weinig
fragmenten en overgebleven werken uit het oude Griekenland anoniem gebleven. De Grieken waren ook de
eerste met het experimenteren met verschillende historische vormen, waardoor ze voorbijgingen aan de
beperkende structuur van annalen en kronieken, zonder het chronologische schrijven los te laten.
De oorsprong van Grieks historisch denken ligt wederom in epische poëzie, vooral Homerus’ Ilias en
Odyssee. Deze verhalen toonden de heroïsche daden van de Achaeërs in de Trojaanse Oorlog in de Bronstijd.
Hierin worden veel van de acties toegeschreven aan of menselijke emotie, of aan goddelijke grillen. Met de
vroegste Griekse prozaschrijvers een paar eeuwen later, gaat het meer om menselijke acties, wel nog
doorspekt met goddelijke interventie en vooral de invloed van de onuitsprekelijke en onvoorspelbare kracht
(het lot/Tyche). Doordat de Grieken in contact kwamen met de Feniciërs namen ze waarschijnlijk het
alfabetisch schrift over, waardoor de Homerische epossen (eerst mondeling overgedragen) eeuwen na hun
eerste opvoering konden worden opgeschreven. De oudste historische prozaschrijvers zijn diegenen die
bekend staan onder de collectieve naam van ‘logografen’, waarvan de meeste afkomstig waren uit Ionië
(grenzend aan Perzië). Hun werk was vaak een combinatie van het mythische en het historische,
gebruikmakend van epossen én annalen.
In zo’n twee tot drie eeuwen hadden de Grieken het verleden onderzocht via verschillende
schrijfgenres: genealogieën en mythografieën, etnografieën (de studie van bepaalde vreemde landen en de
gewoontes van hun volken), contemporaine geschiedenis of een doorlopend narratief van openvolgende
gebeurtenissen met hun causale verbindingen, chronografieën (systeem van tijdsrekening, voornamelijk naar
gelang de jaren van functionarissen), en horografieën (de jaar-tot-jaar geschiedenis van een bepaalde stad).
Voor het eerst weren we ook een aantal auteurs van deze teksten bij de naam, zoals mythograaf Hesiodos, die
Works and Days schreef en hierin de notie introduceerde van een opvolging van afnemende eeuwen; of
Hellanicus van Lesbos, de oprichter van Grieks chronografisch schrijven. De Ionische schrijver Hecataeus van
Miletus stichtte het etnografische genre met zijn Periodos Ges + hij zette het precedent voor latere schrijvers
om een serieus onderscheid te maken tussen het fictieve en feitelijke in zijn Genealogia. Maar, het is in 5e-
eeuws Athene dat men voor het eerst het woord history tegenkomt én twee historici wiens werken
grotendeels intact zijn gebleven.
HERODOTUS EN THUCYDIDES
Hoewel Herodotus geschiedenis niet heeft uitgevonden, was hij wel de eerste die het woord historia gebruikte
in connectie met het verleden. Het Griekse werkwoord waar dit vandaan komt betekent ‘onderzoeken’,
Herodotus maakte hiervan het zelfstandig naamwoord geschiedenis om ‘onderzoeken’, of misschien
‘ontdekkingen’ aan te duiden, zonder specifieke verwijzing naar het verleden of het heden. Herodotus was
even geïnteresseerd in ruimte als in tijd; zijn nieuwsgierigheid naar de wereld kwam veelal door de Griekse
geografen en het genre van periegesis (geografische gidsboeken van de 6e eeuw v. Chr.). Herodotus kan ook