1
Publiekrecht (VEMPUB11) Eveline Schipper
20 MC vragen, 10 open vragen. Hoofdstuk 1 t/m 11. H2 niet verplicht, wel aantekeningen uit de les.
Hoofdstuk 1 Inleiding in het recht
Geschreven en ongeschreven recht
Codificeren= Het opnemen van regels in wet- en regelgeving. In het publiekrecht is de rol van het
ongeschreven recht beperkt. Gewoonterecht= Als een regel nergens is vastgelegd, ook wel ongeschreven
recht. In het recht zijn ethische normen vastgelegd. Het geweldsmonopolie berust bij de overheid.
Dwingend en aanvullend recht
Dwingend recht= recht waar niet van afgeweken kan worden. Dwingend recht is de norm in het
publiekrecht. VB de gemeente kan niet bij overeenkomst afwijken van een omgevingsplan.
Aanvullend recht= Hierbij kan wel afgeweken worden. In het privaatrecht is de betekenis van aanvullend
recht veel groter.
Objectief en subjectief recht
Objectief recht= Het geheel van geldende rechtsregels. Alle geschreven en ongeschreven recht horen bij het
objectieve recht. Aan het objectieve recht worden subjectieve rechten ontleend door rechtssubjecten.
Rechtssubjecten zijn natuurlijke personen en rechtspersonen.
Publiek en privaatrecht
In het publiekrecht gaat het om de verhouding tussen de overheid en burgers en bedrijven. Tot het
publiekrecht wordt het staatsrecht, bestuursrecht en strafrecht gerekend. In het privaatrecht gaat het om
verhoudingen tussen burgers en bedrijven, tussen bedrijven onderling en burgers onderling. Tot het
privaatrecht wordt het personen- en familierecht, vermogensrecht en ondernemingsrecht gerekend. Let op:
het lijkt dat 1 van de partijen de overheid is, dus het is publiekrecht, maar dit geldt alleen als de overheid als
overheid optreedt. VB verlenen van een vergunning of verstrekken van een subsidie. Als de overheid handelt
zoals ook een burger of bedrijf kan handelen, dan is het privaatrecht van toepassing. VB gemeente sluit een
huurovereenkomst of boekt een personeelsuitje.
Soorten bronnen:
- Wet
o Verordening= De regels van de decentrale overheden (provinciebesturen,
gemeentebesturen, besturen van waterschappen en andere openbare lichamen voor
beroep en bedrijf)
o Wet in formele zin= Een wet die tot stand is gekomen tussen de regering en de Staten-
Generaal. De formaliteiten. Gaat over het proces als je ergens recht op hebt, of geen recht
op hebt maar wel vind dat je er recht op hebt. Je wilt er dan wat tegen doen en dat is het
bestuursrecht. Dus HOE haal je je recht.
o Wet in materiële zin= Een wet die regels bevat die burgers binden. Dat kan een wet (ook)
in formele zin zijn, maar dat hoeft niet. VB regels die zijn gesteld in een AMvB (Algemene
maatregelen van bestuur) of in een provinciale verordening. Ook die regels zijn bindend
voor een burger (dus wet in materiële zin) maar het zijn geen wetten in formele zin. WAT
zijn je rechten en plichten als het gaat om het bestuursrecht.
o Formeel recht ziet op procedures. Materieel recht ziet op de inhoud van regels
- Verdrag
o Verdrag= Een overeenkomst tussen 2 of meer staten.
- Jurisprudentie
o Jurisprudentie= Alle rechterlijke uitspraken. De wijze waarop de rechtspraak de wet
interpreteert is op zichzelf een rechtsbron.
o Uitspraken= De uitspraken van bestuursrechters
o Vonnissen= De uitspraken in privaatrechtelijke zaken van rechters in de rechtbank.
o Arresten= Uitspraken van rechters in gerechtshoven of de Hoge Raad. Een uitspraak van
de hoogste civiele (privaatrechtelijke) en strafrechter, de Hoge Raad.
, 2
Interpretatiemethoden:
- Grammaticale methode. Daarbij wordt aangesloten bij het normale spraakgebruik
- Kijken naar de wets- of rechtsgeschiedenis.
- Systematische methode. Er wordt dan gekeken hoe een regeling is opgebouwd en daar worden
conclusies aan verbonden
- Teleologische interpretatie. Kijken naar de bedoeling van de wetgever.
Publiekrecht gaat over overheidsbevoegdheden waar de overheid bij betrokken is en ook iets doet wat alleen
de overheid mag doen. VB vergunning aanvragen bij de gemeente voor een verbouwing, paspoort
aanvragen, studiefinanciering.
Bestuursrecht gaat over een overheidsorgaan (bestuursorgaan) die vaak iets naar burgers doet zoals de
vergunning verlenen. VB DUO is een bestuursorgaan. Maar het wil niet zeggen dat je als burger vogelvrij
bent. Als er fouten in zitten of je bent het er niet mee eens, dan kan je hier tegenin gaan
(bestuursprocesrecht).
Een bestuursorgaan (art. 10:1 lid 1)= een orgaan door een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is
ingesteld, of een ander persoon of college, met enig openbaar gezag bekleed.
Openbaar gezag betekent overheidsgezag.
NV, BV, vereniging, stichting= rechtspersonen
- De meeste regels in Nederland zijn van geschreven recht.
- Dwingend recht is recht waar niet vanaf kan worden geweken
- Publiekrecht gaat over verhoudingen tussen overheid en burgers
- Privaatrecht gaat over verhoudingen tussen burgers onderling
- Rechterlijke uitspraken noemen we ook wel jurisprudentie.
Begrippen
Legaliteitsbeginsel= Art. 5:4 Algemeen wet bestuursrecht (AWB). De bevoegdheid voor het opleggen van
bestuurlijke sancties bestaat slechts voor zover zij bij of krachtens de wet is verleend. Als er geen wettelijke
regeling onderligt en als hij niet bij of krachtens de wet dan mag de overheid daar niks aan doen. Voor
overheidsoptreden is een wettelijke grondslag nodig
Decentralisatie= de macht in Nederland is over verschillende overheden verspreid
Decentrale overheden= Het totaal van provincies, gemeenten, waterschappen en de gemeenschappelijke
regelingen
Organen van de gemeente= Burgemeester, gemeenteraad, B&W (burgemeester en wethouders)
Organen van de provincie= Provinciale Staten, Commissaris van de koning, gedeputeerde staten
Waterschap=
1e + 2e kamer= Staten Generaal. Alleen de 2e kamer wordt ook wel het Parlement genoemd.
Organen van de gemeente: Burgemeester, gemeenteraad, college van Burgemeester en wethouders. Dit zijn
A-organen. Organen van een bestuursorgaan.
Wetgevende macht bij de gemeente: Volksvertegenwoordiger
Wetgevende macht: 1e en 2e kamer en de verenigde kamers van de Staten Generaal.
Besluit
Een vergunning is een beschikking en een beschikking valt onder een besluit.
2 beginselen die het fundament voor het bestuursrecht vormen:
- Legaliteitsbeginsel: wetmatigheid van bestuur
o Bepaald dat elk handelen van de overheid een basis moet hebben in de wet. De overheid mag
dus nooit zomaar wat doen. Het moet een grondslag hebben in de wet. In de wet moet dus
staan dat de overheid belasting mag heffen.
- Specialiteitsbeginsel: art. 3:4 lid 1 AWB
o Concretiseert het legaliteitsbeginsel.
o Houdt in dat de overheid zich moet beperken tot de belangen die volgens een wet moeten
worden behartigd. VB de belastingdienst moet belasting heffen. De belastingdienst mag zich
dan niet met andere zaken bemoeien zoals huisvesting. Ze mogen zich dus alleen bemoeien met
hetgeen waartoe zij de bevoegdheid hebben gekregen.
, 3
Hoofdstuk 3: Bestuursrecht algemeen
De eisen die wij stellen aan de rechtsstaat bepalen in belangrijke mate de wijze waarop de overheid is
georganiseerd. Als die overheid aan het werk gaat, betreden wij het gebied van het bestuursrecht. Een
belangrijke wet in dit verband is de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Naast het algemeen bestuursrecht
kennen wij ook het bijzonder bestuursrecht. Tot het bijzonder deel van het bestuursrecht wordt gerekend
alle omgevingsrechtelijke wetgeving. VB Omgevingswet, belastingwetgeving, socialezekerheidswetgeving,
de onderwijswetgeving.
In de eerste hoofdstukken van de Awb ligt de focus op het proces van het nemen van een besluit. In het
tweede deel van de wet is de rechtsbescherming aan de orde. De Awb is geen wet van een hogere orde dan
een andere wet.
Vragen
- In welke wet is de algemene bestuursrecht vastgelegd? Algemene wet bestuursrecht (AWB)
- Wat houdt de gelaagde structuur van deze wet in? Het houdt in dat er van algemeen naar bijzonder
is gewerkt
- Wordt in het bijzondere bestuursrecht afgewezen van het algemene bestuursrecht, dan gaat de
bijzondere wet voor.
In het bestuursrecht staan besluiten van de overheid
3 centrale begrippen in het bestuursrecht: (=openbaar bestuur) centraal. De overheid moet de
samenwerking zodanig besturen dat burgers en
1. Bestuursorgaan
organisaties op een fatsoenlijke manier met en naast
2. Belanghebbende elkaar kunnen leven, wonen, werken en recreëren. De
3. Besluit overheid moet rekening houden met het algemeen belang
(het belang van iedereen)
1. Bestuursorgaan (art. 1:1 Awb)
Bestuursorgaan= Een orgaan dat de bevoegdheid heeft om besluiten te nemen. Er moet sprake zijn van een
publiekrechtelijke rechtspersoon. Het gaat om rechtsbetrekkingen tussen burgers en bedrijven enerzijds en
bestuursorganen anderzijds.
Andere lichamen die voor een deel bestuursrechtelijk is. VB garage die APK keurt. Valt onder art. 2:1
Gemeente, provincies, staten en waterschappen.
2 soorten bestuursorganen:
- A-orgaan= Het zijn de organen van de rechtspersonen die naar publiekrecht zijn ingesteld.
o VB de gemeente
o Van een rechtspersoon kan worden gesproken als hij voldoet aan een aantal vereisten:
▪ Afgescheiden en eigen vermogen
▪ Eigen doel
▪ Onafhankelijk van de mensen die deel uitmaken van de organisatie
o Rechtspersoonlijkheid kan alleen door de wet worden verleend
- B-orgaan= Een ander persoon of college met enig openbaar gezag bekleed.
o VB Garage die de APK keurt
o Het gaat daarbij vooral om privaatrechtelijke rechtspersonen die ook een
publiekrechtelijke bevoegdheid toegekend hebben gekregen en dus over openbaar gezag
beschikken. Andere lichamen die voor een deel bestuursrechtelijk is. Valt onder art. 2:1
Gemeente, provincies, staten en waterschappen.
Een aantal organen zijn geen bestuursorganen (art. 1:1 lid 2 Awb). Onder meer de wetgevende macht en de
wetgever in formele zin.
2. Belanghebbende (Art. 1:2 lid 1 AWB)
Burgers hebben vaak de mogelijkheid op te komen tegen besluiten van de bestuursorganen. Ikzelf kan een
belanghebbende zijn als er achter mijn huis een nieuwe weg wordt aangelegd.
Belanghebbende= Degene wiens belang rechtstreeks bij het besluit betrokken is.
, 4
Wie kunnen belanghebbende zijn:
- Natuurlijke personen
- Rechtspersonen
- Bestuursorganen
- Andere entiteiten
Eisen die worden gesteld aan rechtspersonen die opkomen voor een algemeen belang of een collectief
belang:
- De organisatie moet een rechtspersoon zijn
- Zij moeten dit belang ‘in het bijzonder’ behartigen
- De doelstellingen waar de rechtspersoon voor staat moeten voldoende specifiek zijn omschreven.
OPERA-criteria of er sprake is van een belanghebbende: Bestuursrecht bevat regels (=rechtsnormen) m.b.t.:
- O – Objectief bepaalbaar belang - Organisatie van het openbaar bestuur (zoals
- P – Persoonlijk belang gemeentes en provincies)
- E – Eigen belang - Verlenen van bestuursbevoegdheden
- R – Rechtstreeks belang - Regels voor het openbaar bestuur
- A – Actueel belang - Regels voor burgers en regels voor handhaving
- Regels om juridische bescherming voor burger
3. Besluit (art. 1:3 lid 1 Awb) mogelijk te maken
Een bevoegdheid kan ontstaan door:
Attributie
Attributie= Het creëren en toekennen van een bevoegdheid. Het gaat dus om een nieuwe bevoegdheid.
Delegatie
Delegatie= Als een bestuursorgaan eenmaal een bevoegdheid heeft, kan die bevoegdheid onder
voorwaarden worden overgedragen aan een ander die deze bevoegdheid gaat uitoefenen.
Delegans= Het bestuursorgaan dat de bevoegdheid overdraagt. De delegans draagt over aan de delegataris.
De delegans kan daardoor de bevoegdheid niet meer zelf uitoefenen en de delegataris is ook de partij waarbij
bezwaar dient te worden gemaakt. Art. 10:18 Awb geeft de mogelijkheid om een delegatiebesluit ook weer
in te trekken.
Mandaat
Mandaat= Het gaat hierbij om de machtiging een bepaalde bevoegdheid namens een bestuursorgaan en
onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan uit te oefenen. Het door het bestuursorgaan (de
mandaatgever) machtigen van een ander (de gemandateerde) om een al bestaande, aan de mandaatgever
toekomende bevoegdheid op naam en onder (juridische) verantwoordelijkheid van de mandaatgever uit te
oefenen.
Er zijn 2 vormen van mandaat zijn:
- De beslissingsmandaat
- Het ondertekeningsmandaat. Dit mandaat is beperkter, want het betreft alleen de ondertekening,
het bestuursorgaan moet zelf het besluit hebben genomen.
Het vertrouwensbeginsel beschermt degene die vertrouwt op de aanwezigheid van een geldig mandaat en
daarop ook mocht vertrouwen.
Handelen van bestuursorganen
3 voorwaarden waaraan een besluit in de zin van de Awb moet voldoen:
- Schriftelijke beslissing
- Beslissing van een bestuursorgaan
- Inhoudelijke en publiekrechtelijke rechtshandeling. Een rechtshandeling is een handeling waarmee
rechtsgevolg wordt beoogd. Een rechtshandeling is publiekrechtelijk, indien het bestuursorgaan de
bevoegdheid daartoe ontleent aan een speciaal voor het openbaar bestuur in de wet geschapen
grondslag.
, 5
Beschikking (art. 1:3 lid 2 Awb)= een besluit dat niet van algemene strekking is, met inbegrip van de
afwijzing daarvan.
Besluiten die eigenlijk geen besluit zijn in de zin van de Awb, maar met een besluit gelijk wordt gesteld:
- De weigering van een besluit. De afwijzing van een aanvraag tot een beschikking
- Lex silencio positivo= Van rechtswege verleende fictieve positieve beschikking. Art. 4:20b lid 1
Awb is bepaald dat indien niet tijdig op de aanvraag voor de beschikking is beslist, de gevraagde
beschikking van rechtswege is gegeven. Kortom: als een bestuursorgaan niet tijdig beslist, een
positief besluit op de aanvraag wordt geacht te zijn gegeven.
- De weigering een besluit te nemen en niet tijdig te beslissen
Dit zijn toch besluiten in de zin van de Awb, omdat er behoefte is aan rechtsbescherming.
Samengevat: Indien een aanvraag is ingediend en het bestuursorgaan beslist niet tijdig, hoeft de burger niet
af te wachten. Soms is dan sprake van een van rechtswege verleende vergunning. Indien dat niet het geval
is, kan een beroep worden gedaan op de regeling dwangsom en niet tijdig beslissen. Daarnaast kan ook
rechtstreeks in beroep worden gegaan bij de bestuursrechter
Er zijn verschillende soorten besluiten:
- Beschikking (Besluit dat niet van algemene strekking is)
o Hierbij gaat het om een persoonsgericht besluit. VB toekenning van een uitkering of
krijgen van een vergunning.
- Besluit van algemene strekking. 3 soorten:
o Algemeen verbindende voorschriften:
▪ 1. De regeling moet uitgevaardigd zijn op grond van een wetgevende bevoegdheid
die berust op de Grondwet of een wet in formele zin.
▪ 2. De regels moeten een algemeen karakter hebben, die van toepassing zijn op een
‘open groep van personen’.
▪ 3. De regels moeten ook een externe werking hebben.
▪ Algemene verbindende voorschriften en wetten in materiële zin zijn hetzelfde.
o Plannen:
▪ Gericht op het bereiken van een bepaald doel. Bekendste VB is het omgevingsplan
o Beleidsregels:
▪ Een bij besluit vastgestelde algemene regel, niet zijnde een algemeen verbindend
voorschrift, omtrent de afweging van belangen, de vaststelling van feiten of de
uitleg van wettelijke voorschriften bij het gebruik van een bevoegdheid door een
bestuursorgaan.
▪ De beleidsregel moet op de voorgeschreven wijze bekend worden gemaakt
(art. 3:42 Awb).
▪ Het is van belang dat een beleidsregel geen algemeen bindend voorschrift is.
Inherente afwijkingsbevoegdheid (art. 4:84 Awb)= er kan en soms moet er van
een beleidsregel worden afgeweken.
Publiekrechtelijk handelen
Besluiten Niet-besluiten
Besluiten van algemene strekking Beschikkingen
Algemene verbindende Overige besluiten van algemene
voorschriften strekking
- Plannen
- Beleidsregels
- Concretiserende besluiten van
algemene strekking