C-ANFY Aantekeningen Blok C1

C-ANFY Aantekeningen Blok C1

C-ANFY 1 Les door Patty Dix

 Hart
o Septum = harthelft, links en rechts.
o 4 ruimtes
 2 atria
 Bloed loopt van atria naar ventrikels
 Ligt boven de ventrikel
 Rechts en links = RA / LA
o Rechter en linker pulmonalis stroom binnen in LA.
 Is belangrijker
 Anulus fibrosis = scheiding atria en ventrikels.
 2 ventrikels
 Ligt onder de artia
 rechts en links = RV / LV
o Aorta begint in de linker ventrikel.
 Gaat naar organen toe  vanaf organen naar
hart:
o Vena cava superior = bovenste holle ader: in RA
o Vena cava inferior = onderste holle ader. In RA
o Truncus pulmonalis begint in de rechter ventrikel
 splitst weer in de rechter en de linker pulmonalis
(zuurstofarm bloed voor elke long).
Vanaf longen: Rechter en linker vena pulmonalis (4x) in
linker atria (zuurstofrijk bloed).
 Minder belangrijk.
 Als LV samentrekt stroomt het bloed naar aorta.
 Chorda tendinae = kleppen in ventrikels = deze houdt het
gebied dicht zodat het bloed niet terugstroomt.
o Kleppen
 Zitten kleppen tussen de ventrikels en artia = AV-kleppen = laat bloed
naar één richting stromen.
 Rechts = RA-RV = tricuspidalisklep
 Links = LA-LV = mitralisklep
 Semilunaire kleppen = halvemaanvormige kleppen
 Deze kleppen zitten in het begin van de aorta (aortaklep) en de
truncus pulmonalis. (pulmonalisklep).
o Klep is dicht  zakjes zijn vol
o Klep is open  zakjes zijn leeg
o Meniastinum = ruimte tussen de longen en het hart.
 Linker long is kleiner dan de rechter long omdat het hart meer tegen
de linker long aan ligt.
o Hartzakje = om het hart heen
 Epicard = is vergroeid met de hartwand, binnenste laag
 Pericard = buiten laag
 Ertussen zit vloeistof, twee lagen kunnen langs elkaar heen glijden.

, o Hartwand
 Endocard = binnenweefsel van het hart, bestaat uit epitheelweefsel.
 Myocard = spierlaag
 Epicard = buitenbekleding van het hart
o Zuurstof
 Zuurstof arm is bloed vanaf de organen naar hart
 Zuurstof rijk is vanaf de longen  hart naar organen
o Venen/arteriën
 Venen stroomt naar het hart toe
 Arteriën stroom van het hart af.
o Depolarisatie
 Membraanpotentiaal in normale omstandigheden;
 Verschil in concentratie
o Natrium gaat in de cel, kalium eruit.
o Veel natrium, weinig kalium buiten de cel.
o Veel kalium, weinig natrium in de cel.
 Ladingsverschil
o Buiten de cel is de lading meer positief t.o.v de
binnenkant.
o Binnen de cel is de lading meer negatief t.o.v de
buitenkant.
 Depolarisatie = wanneer de lading is veranderd. Dus meer
positief wordt meer negatief, meer negatief wordt meer positief.
o Zorgt voor contractie van het hart.
 Repolarisatie = kalium kanaaltjes gaan openstaan  kalium
gaat de cel uit, natrium erin. Ladingdeeltjes veranderen weer
o Zorgt ervoor dat het hart in rust is.
 Actiepotentiaal = depolarisatie + repolarisatie.
 Natrium-kalium pomp gebeurd na de repolarisatie  alles is
weer normaal. Natrium gaat weer de cel uit, kalium gaat weer
de cel in, zo kan alles weer opnieuw beginnen (depolarisatie /
repolarisatie).
o Knopen = deze knopen trekken niet samen, zorgen wel voor pulsvorming/-
geleiding
 SA knoop
 = Sinus knoop, in rechter artia.
 Deze kan lekken, natrium stroomt eruit, dit gebeurd het snelst,
 Depolariseert het snelst.
 AV knoop
 Snelheid is wat langzamer
 AV knoop kan SA knoop overnemen,
 Houdt pulsen tegen en geeft niet direct pulsen door
o Wanneer dit niet gebeurd ontstaat er ineens
depolarisatie.
o ECG = hiermee kun je elektrische veranderingen kun je aflezen
 P = depolarisatie atria = ladingsverandering.
 Q = depolarisatie ventrikels