BESTUURLIJKE NETWERKEN EN INSTITUTIES
Het plein en de toren: verborgen netwerken uit de geschiedenis – Niall Ferguson
Voorwoord
Informele netwerken staat vaak tegenover de gevestigde instituten en hebben er soms zelfs een
vijandige relatie mee. Als iemand wordt beschuldigd van vriendjespolitiek, impliceert dit dat
bepaalde informele relaties voorrang hebben gekregen boven het geformaliseerde promotieproces.
Veel grote veranderingen in de geschiedenis zijn voortgekomen uit informeel georganiseerde
groepen. Deze zijn vaak nauwelijks gedocumenteerd. Er is in de geschiedenis een groot onderscheid
te zien tussen lange tijdvakken waarin hiërarchische structuren het menselijk bestaan overheersten
en de schaarsere, maar dynamische tijdvakken waarin netwerken de overhand hadden, mede door
techno-logische veranderingen. Bij een hiërarchie bezit elk lid binnen de hiërarchie slechts die macht
die hem toekomt volgens zijn rang binnen de organisatorische inrichting. Als netwerken de
boventoon voeren, hangt de persoonlijke macht van individuen rechtstreeks samen met de positie
die ze innemen in een of meerdere horizontaal gestructureerde sociale groepen. De centrale stelling
is dat sociale netwerken ook in het verleden altijd veel belangrijker zijn geweest dan de meeste
historici erkennen, met name in twee periodes. Het eerste ‘netwerktijdperk’ begon met de
introductie van de boekdrukkunst in Europa aan het eind van de 15 e eeuw en duurde tot het einde
van de 18e eeuw. Het tweede tijdperk begon in de jaren ’70. Het hoogtepunt van de hiërarchisch
georganiseerde macht lag in het midden van de 20 e eeuw: het tijdperk van totalitaire regimes en
alomvattend oorlogsgeweld.
Hoofdstuk 2 – Ons netwerktijdperk
Hoewel we voortdurend over netwerken praten, hebben de meesten een zeer beperkt inzicht van
hoe netwerken functioneren en ook vrijwel geen idee waar ze vandaan komen. We vergeten meestal
hoe wijdverspreid ze in de ons omringende natuur zijn en welke sleutelrol ze hebben gespeeld. Het
gevolg is dat we het belang van netwerken in het verleden en de toekomst onderschatten. Als de
eerste cyber-wereldoorlog al is begonnen, dan is het een oorlog tussen netwerken. Het
alarmerendste vooruitzicht is dat één netwerk ervoor kan zorgen dat de mens overbodig wordt en
uitsterft.
Hoofdstuk 3 – Netwerken, overal netwerken
Volgens natuurkundige Geoffrey west bestaat de fysieke wereld in een verbijsterende mate uit
‘geopti-maliseerde, ruimte vullende, zich vertakkende netwerken’. Deze zijn geëvolueerd ten
behoeve van de distributie van energie en materialen tussen niveaus die 27 grootteordes van elkaar
verschillen (vb. stelsels van bloedvaten, maar ook mierenkolonies). In de prehistorie heeft de homo
sapiens zich ont-wikkeld tot een samenwerkende mensaap met een uniek vermogen dat netwerken
(communiceren en collectief optreden) dat ons van alle andere dieren onderscheidt. Vroegen waren
netwerken kleiner (vb. doorsnee boer). Traditionele kleinschalige netwerken (geïsoleerde
gemeenschappen) waren soms zo onderdrukkend dat sommigen de voorkeur eraan gaven zich terug
te trekken in een isolement. Toch is een dergelijk ongeremd individualisme eerder uitzondering dan
regel. Het raadsel is hoe en waarom wij als geboren netwerkers zo lang in de ban zijn geweest van
verticaal gestructureerde, rigide geïnsti-tutionaliseerde hiërarchieën. Het woord hiërarchie is afgeleid
van het Griekse hierarchia, dat ‘heer-schappij van de priester’ betekent. Het werd gebruikt voor de
hemelse rangorde van engelen en later meer algemeen voor de gestratificeerde ordening van
spirituele of wereldse hoogwaardigheidsbekle-ders. Tot aan de 16 e eeuw werd het woord ‘netwerk’
enkel en alleen gebruikt om een geweven net van dooreengevlochten draden aan te geven. Pas
1
, vanaf ± 1980 werd ‘netwerken’ als een werkwoord gebruikt voor het doelgericht uitbouwen en
onderhouden van sociale contacten.
Hoofdstuk 4 – Waarom hiërarchieën?
De meeste mensen denken over hiërarchieën als een verticaal gestructureerde organisatie die wordt
gekenmerkt door een gecentraliseerde top-downleiding, controle en communicatie. Ver terug in de
geschiedenis zijn hier voorbeelden van te zien (vb. familieverbanden van clans en stammen). In de
premoderne periode ontstonden zeer strak georganiseerde, stedelijke politieke structuren die afhan-
kelijk zijn van commerciële handel (vb. religies, legers, staatsbureaucratieën, ambachtslieden, etc.).
De belangrijkste reden voor de populariteit van hiërarchieën was dat de uitoefening van macht veel
efficiënter kon plaatsvinden. In werkelijkheid lieten ook veel autocratische heersers een groot deel
van de macht over aan de markt, hoewel ze natuurlijk regelgeving konden invoeren, belastingen en
heffen soms ook de marktwerking beïnvloeden (vb. Siena: de toren op het plein vertegenwoordigt de
wereld-lijke macht, daar waar economische transacties en andere vormen van openbaar handelen
plaatsvon-den, en dat plein zelfs overschaduwt). Het is dan ook een vergissing om uit te gaan van een
eenvoudige dichotomie tussen staat en markt. Voor informele netwerken liggen de zaken echter
anders. Netwer-ken vormen soms een grijs gebied.
Hoofdstuk 5 – Van zeven bruggen naar zes graden
Een driehoek waarin alle drie de leden onderling door positieve gevoelens zijn verbonden, heet
‘even-wichtig’, ‘mijn vriends vrienden zijn ook mijn vrienden’. Een driehoek waarin twee leden elkaar
niet kenen, ondanks dat ze beiden het derde lid kennen, wordt soms een ‘verboden driehoek’
genoemd. Een variant waarin twee leden vrienden zijn en eentje een vijandige houding aanneemt,
vertegenwoor-digt ‘mijn vriends vijanden zijn ook mijn vijanden’. Mensen zijn geneigd tot
homosociale binding (assor-tativiteit): de neiging dat we ons aangetrokken voelen tot mensen die op
ons lijken. Homosociale binding kan gebaseerd zijn op een gedeelde status (vb. etniciteit, sekse,
leeftijd), op verworven ken-merken (vb. godsdienst, opleiding, beroep, gedragspatronen) of gedeelde
waarden. Volgens socio-logen zou optimale heterofilie beter zijn. In de formele netwerkanalyse zijn
de drie belangrijkste maat-eenheden voor belangrijkheid: 1) Graadcentraliteit: het aantal
verbindingslijnen dat uitstraalt van een specifieke knoop. Dit is een indicatie voor sociabiliteit: het
aantal relaties dat een individu onderhoudt. 2) Verbondenheidscentraliteit: de mate waarin
informatie via een specifieke knoop passeert. Mensen vertrouwen in een netwerk vaak op
sleutelindividuen die hen in verbinding kunnen stellen met indivi-duen of groepen met wie ze anders
geen contact zouden hebben of kunnen krijgen. Individuen met een hoge verbondenheidscentraliteit
hebben niet per se de meeste connecties, maar wel de belangr-ijkste connecties (het gaat niet om
hoe veel mensen je kent, het gaat om wie je kent). 3) Nabijheids-centraliteit: geeft het gemiddeld
aantal ‘stappen’ weer dat vanuit een knoop moet worden gedaan om alle andere knopen te
bereiken. Netwerkdichtheid is ook een maatstaf van onderlinge verbondenheid.
Hoofdstuk 6 – Zwakke bindingen en virale ideeën
‘De kracht van zwakke bindingen’: als alle bindingen even sterk waren als de vriendschapsrelatie met
onze beste vrienden, zou de wereld gefragmenteerd zijn. Zwakkere bindingen zijn juist de sleutel tot
het fenomeen ‘kleine wereld’. Zwakke bindingen vormen levenskrachtige bruggen tussen
ongelijksoor-tige clusters die anders nooit met elkaar verbonden zouden zijn. Veldonderzoek toonde
vb. aan dat sterke bindingen voor armen een belangrijkere rol speelden dan zwakke bindingen, zodat
de hechte netwerken van de proletarische wereld wellicht juist armoede in stand hielpen houden.
Als markten netwerken waren waarbinnen de meeste mensen deel uitmaken van clusters die in meer
of mindere mate met elkaar verbonden zijn, zou de economische wereld er geheel anders uit komen
te zien, niet het minst omdat de netwerkstructuur de informatiestromen zou bepalen. Veel
2