Hoofdstuk 5 Meerderjarigenbescherming
§5.1 Inleiding
Ter bescherming van meerderjarigen die hun belangen niet behoorlijk zelf kunnen behartigen kent
ons recht achterin Boek 1 BW drie maatregelen. Het gaat om de curatele (titel 16), de
onderbewindstelling ter bescherming van meerderjarigen, veelal aangeduid als het
beschermingsbewind (titel 19) en het mentorschap (titel 20). Curatele betreft zowel de
vermogensrechtelijke als de niet-vermogensrechtelijke belangen van de meerderjarige, terwijl het
beschermingsbewind zich beperkt tot de vermogensrechtelijke belangen. Het mentorschap biedt de
meerderjarige alleen bescherming op niet-vermogensrechtelijk vlak.
§5.2 Kenmerken en beginselen
De drie beschermingsmaatregelen voor meerderjarigen hebben twee belangrijke kenmerken
gemeen: bij curatele, beschermingsbewind en mentorschap benoemt de rechter een of twee
personen die de bevoegdheid krijgen om de meerderjarige te vertegenwoordigen binnen het
toepassingsgebied van de maatregel. Een ondercuratelestelling leidt tot handelingsonbekwaamheid
en de beide andere maatregelen resulteren in onbevoegdheid van de meerderjarige.
Wilsonbekwaamheid is een ander begrip; bij wilsonbekwaamheid gaat het vooral om een niet-
kunnen (de gevolgen niet overzien, niet begrijpen wat moet worden beslist en waarom, enz.), terwijl
het bij handelingsonbekwaamheid en onbevoegdheid gaat om een niet-mogen. Bij het instellen en
toepassen van de beschermingsmaatregelen spelen enkele, deels onderlinge conflicterende,
belangen. De belangrijkste twee zijn het belang van de meerderjarige om te worden beschermd
tegen misbruik of verwaarlozing van zijn belangen en het belang te worden gevrijwaard van
ongevraagde overheidsbemoeienis.
§5.3 Belangrijke ontwikkeling
Lange tijd hebben zich op dit rechtsgebied geen grote veranderingen voorgedaan. De uit het
Romeinse recht afkomstige curatele heeft in het BW van 1838 een officiële plaats gekregen en pas in
1982 respectievelijk 1995 zijn het beschermingsbewind en het mentorschap ingevoerd. Een
belangrijke wijziging heeft zich in het begin van 2014 voltrokken. De Wet Wijziging curatele,
beschermingsbewind en mentorschap die voor het grootste deel op 1 januari 2014 van kracht werd,
bracht een aantal verbetering en onderlinge aanpassingen van de regels in de drie titels. Op 1 april
2014 werd het besluit Kwaliteitseisen curatoren, beschermingsbewindvoerders en mentoren (Stb.
2014, 46) van kracht. Met dit besluit werden voor professionele vertegenwoordigers kwaliteitseisen
ingevoerd, waaraan zij in de toekomst moeten voldoen. Een andere relevante ontwikkeling was de
ratificatie van het VN Verdrag inzake de rechten van mensen met een handicap van 13 december
2006. Na ratificatie op 14 juni 2016 was het verdrag in Nederland geldig vanaf 14 juli 2016. Ten slotte
is een opvallende ontwikkeling de forse toename van het aantal beschermingsbewinden. Het gaat
daarbij vooral om een groeiend aantal meerderjarigen dat in de schulden is geraakt, al dan niet
vanwege een ‘gat in de hand’ en die niet meer in staat zijn de eigen financiële belangen te
behartigen.
§5.4 Rechtsgevolgen en de verhouding tot andere rechtsgebieden
Meerderjarigenbescherming heeft met bescherming van minderjarigen gemeen dat het in beide
gevallen gaat om bescherming van mensen die in het maatschappelijk en rechtsverkeer onervaren of
kwetsbaar zijn. Naast de duur is er ook verschil in de wijze van bescherming; anders dan bij
meerderjarigenbescherming gaat het bij kinderbeschermingsmaatregelen niet primair om het
kunnen aantasten van onbekwaam of onbevoegd verrichte rechtshandelingen, maar om het
, interveniëren bij situaties waar de ouderlijke zorg te wensen overlaat en de ontwikkeling of de
veiligheid van de minderjarige bedreigd wordt.
Het belangrijkste rechtsgevolg van het instellen van een maatregel als curatele, beschermingsbewind
of mentorschap is dat de meerderjarige wordt beperkt in zijn handelingsbekwaamheid of zijn
bevoegdheid om zelfstandig in het rechtsverkeer op te treden. Tegelijk worden een of twee door de
rechter benoemde personen of rechtspersonen bevoegd om de meerderjarige te vertegenwoordigen
en meer algemeen zijn belangen te behartigen. Een beschermingsbewind heeft hoofdzakelijk
gevolgen in vermogensrecht. Wat het mentorschap betreft, de doorwerking daarvan vindt vooral
plaats in het gezondheidsrecht, al kan een mentorschap betreft, de doorwerking daarvan vindt vooral
plaats in het gezondheidsrecht, al kan een mentorschap ook leiden tot onbevoegdheid om ouderlijk
gezag uit te oefenen (art. 1:453a BW).
§5.5 Alternatieven voor curatele, beschermingsbewind en mentorschap
Het privaatrecht biedt buiten het personen- en familierecht nog enkele mogelijkheden om de
belangen van meerderjarigen te beschermen. De belangrijkste zijn de mogelijkheid om een onder
invloed van een geestelijke stoornis verrichte rechtshandeling te vernietigen (art. 3:34 BW) en de
mogelijkheid om met behulp van een volmacht een ander de bevoegdheid te geven om de belangen
van de volmachtgever te behartigen (art. 3:60 e.v. BW). Een bijzondere voorziening is het
levenstestament.
§5.6 Internationaal recht
Hiervoor kwam het VN Gehandicaptenverdrag al aan de orde. Dit internationale
mensenrechtenverdrag heeft als doel de rechten en waarden van alle mensen met een handicap te
beschermen, te waarborgen en te bevorderen en het realiseren van een inclusieve samenleving
waarbij persoonlijke autonomie en volledige participatie voorop staan. Toepassing van het EVRM
heeft tot enkele belangrijke uitspraken op het gebied van meerderjarigenbescherming geleid. Het
gaat daarbij om mogelijke schendingen van artikel 6 (recht op een eerlijk proces) en artikel 8 (recht
op eerbiediging van privé, familie- en gezinsleven).
§5.7 Totstandkoming van de beschermingsmaatregelen
Artikel 1:450 lid 1 BW regelt het instellen van een mentorschap ten behoeve van een meerderjarige
waarbij als grond is geformuleerd dat hij als gevolg van zijn geestelijke of lichamelijke toestand zijn
belangen van niet-vermogensrechtelijke aard niet behoorlijk zelf kan waarnemen. De gronden voor
instelling van een curatele zijn per 1 januari 2014 wel gewijzigd. Een belangrijke wijziging is dat
verkwisting niet meer geldt als grond voor een curatele, maar grond voor een beschermingsbewind is
geworden. In de grond voor een beschermingsbewind is sinds 1 januari 2014 vastgelegd dat het niet
behoorlijk kunnen waarnemen van zijn vermogensrechtelijke belangen het gevolg is van de
lichamelijke of geestelijke toestand van de meerderjarige of van verkwisting of het hebben van
problematische schulden (art. 1:431 lid 1 BW). Voor de drie maatregelen geldt dat een verzoek al kan
worden ingediend tijdens de minderjarigheid (art. 1:378 lid 2, art. 1:431 lid 2 en art. 1:450 lid 2 BW).
Op dit punt blijkt de beoogde stroomlijning van de wetswijziging tussen de drie maatregelen (art.
1:379, art. 1:432 lid 1 en 2 en art. 1:451 lid 1 en 2 BW). Het gaat om de betrokkene zelf, degene die
gezag over hem uitoefent in het geval het verzoek tijdens de minderjarigheid wordt ingediend, de
naaste bloedverwanten, de partner en als een ander maatregel van kracht is, de curator,
bewindvoerder dan wel de mentor. De groep van hulpverlening instellingen is per 1 januari 2014 aan
de kring van verzoekers toegevoegd. Sinds 1 januari 2014 is het college van B&W van de gemeente
waar de rechthebbende woonplaats heeft, bevoegd een schuldenbewind te verzoeken, dat wil
zeggen een beschermingsbewind op grond van verkwisting of het hebben van problematische