Biologie 12.1
Hormoonklieren zijn endocriene klieren, geven hun producten af aan het inwendige milieu. Alleen
cellen met passende receptoren voor een hormoon reageren -> doelwitcellen bij doelwitorganen en
–weefsels.
Hypothalamus geeft hypofyse informatie over het lichaam. Hypofyse stuurt andere hormoonklieren
aan. Bestaat uit neurohypofyse (achterkwab, zenuwweefsel) en adenohypofyse (voorkwab,
klierweefsel).
De hypothalamus maakt releasing en inhibiting hormonen. Als reactie op RH’s geeft de
adenohypofyse hormonen af. IH’s remmen de afgifte van hormonen.
Veel hormoonconcentraties zijn via negatieve terugkoppeling geregeld, waardoor de concentratie
van een hormoon in het bloed voortdurend rond de norm blijft. Dit in tegenstelling van een positieve
terugkoppeling, waarbij de hormoonconcentratie juist stijgt.
Biologie 12.2
Tyrosinehormonen zijn hydrofoob kunnen hun doelwitcellen bereiken op dezelfde manier als
steroïdhormonen of peptidehormonen. Het DNA van de doelwitcel reageert op het hormoon of de
tweede boodschapper.
Biologie 12.3
Antagonisten = 2 hormonen met tegengestelde werking.
Osteoclasten = grote, samengesmolten cellen met veel kernen die m.b.v. zuren botweefsel afbreken.
Osteoblasten = botvormende cellen
PTH stimuleert de botafbraak indirect door de osteoblasten aan te zetten tot productie van
groeifactoren voor osteoclasten. Testosteron en oestrogenen remmen de osteoclasten direct.