Hofcultuur in 16e en 17e eeuw Begrippen
A
Académie Royale
De Dance -In 1661 opgericht, hier danstechniek beschreven + vastgelegd = codificeren
__________________________________________________________________________________
Antropocentrisch -Op de mens gericht (in Renaissance werd mens veel zelfbewuster en op
mens gericht)
Artificialia -Door de mensen gemaakte voorwerpen zoals schilderijen en instrumenten
A capella -Zang zonder instrumentale begeleiding
Affecten -Basisemoties, gevoelens. (4 affecten: flegmatisch, cholerisch, sanguinisch,
melancholisch) Middelen om gevoelens bij mensen te activeren is combi
muzikale toepassingen bv tempo, ritme, dynamiek, toonsoort, intervallen
Affectenleer -Verzameling regels die aangeeft hoe bepaald gevoel of gemoedstoestand
muzikaal moet worden weergegeven
Al antica -Geïdealiseerd
Atmosferisch perspectief -Realisme nog sterker maken door met kleur de illusie van ruimte te
creëren. Op voorgrond dingen in heldere kleuren, achtergrond vaag, mistiger
Anatomie -Leer van de bouw van menselijk lichaam
Allegorieën -Symbolen voor bepaalde begrippen. (Veel gebruikt voor schilderijen of
beelden in Renaissance. Bv de deugd, liefde, schoonheid worden uitgebeeld
in vorm van mensen, dieren of voorwerpen)
Aflatenhandel -Is in de Katholieke Kerk een kwijtschelding, tegen forse betaling, van straffen
die de gelovige in het hiernamaals / hemel nog moet uitboeten. Met een
aflaat verzeker je je van een plaatsje in de hemel en worden je zonden
kwijtgescholden
Atrium -Open binnenplaats. Bv. bij een palazzo
Antagonist -Schurk, tegenstander in klassieke Griekse drama
Architraafbalk -Steunbalk onder een verdieping
Artes Liberales -Vrije kunsten
B
Barok -Kunststijl uit 17e eeuw die zich kenmerkt door decoratieve versieringen
Balletti’s -Hierin vormen dansers allerlei ruimtelijke figuren en de dansen zijn meer
theatraal (term ballet is ervan afkomstig)
, Basse danse -Statige dans, populair als hofdans, kenmerken: buigingen, passen,
wendingen volgens symmetrische patronen, de dans is statig, rustig,
langzaam. (Werd vaak gevolgd door een snellere dans (bv balletti), gevolg van
snellere dansen was toename populariteit van figuurdansen)
Balletopera -Komt uit hofballet en Franse tragedie. (Inhoud gebaseerd op klassieke
tragedie, ook hier komen aristotelische eenheden en overheersende verhaallijn voor)
Beauchamps-Feuillet-systeem -1e Systematische methode voor dansnotatie. M.b.v. diverse
tekentjes en lijntjes alle bewegingen van een dans op papier vastleggen
Botticelli -Italiaanse kunstschilder, een van de belangrijkste vertegenwoordigers van de
vroege Renaissance in Florence
Buste -Torso
C
Chanson -Lied van Troubadour, in middeleeuwen 1-stemmig, in Renaissance
meerstemmig
Consonant -Muziek die goed, zuiver klinkt
Choreografie -Dansontwerp, het ontwerpen van dansen
Cantes Firmes -Een basismelodie, meestal geleend uit een ander werk, waarop een nieuw
werk wordt gecomponeerd
Carpe Diem -Pluk de dag (Renaissance tijd)
Catastrofe -Crisis, in 1 van bedrijven in klassieke Griekse Drama
Climax -Dramatisch hoogtepunt, in 1 van 5 bedrijven in klassieke Griekse Drama
Clair-obscur -Nadrukkelijk gebruik van licht en donker
Centraalbouw -Gebouw in vorm van cirkel, veelhoek of kruisvorm vaak overdekt met koepel
Classicistisch -Zuiverheid van vorm, past precies bij streng klassieke karakter van Franse
toneel
Contrareformatie -Aanval op Reformatie (=Hervorming, Protestantse beweging in 16 e eeuw die
RK Kerk wilde verbeteren) door kerk van Rome
Concave -Hol (bv. holle vorm in gevel Barokke kerk in Zuiden)
Convexe -Bol (bv. Bolle vorm in gevel Barokke kerk in Zuiden)
Contrapost -Klassieke, leunend op 1 been staand beeld. Statisch, in Renaissance.
Bv. Michelangelo’s beeld van David die Goliath overwint
Commedia dell’arte -Humoristische toneelvorm (reizende spelersgroepen, veel improviseren,
volkstoneel nadruk op acteurs i.p.v. schrijvers, veel humor is visueel,
acteerstijl is sterk fysiek)