Ondernemingsrecht
Module 1
Nederlands recht
Het recht is een mechanisme om gedrag van mensen te bepalen en te uniformeren.
Specifieker: het recht is een middel om aan de ene kant conflicten te voorkomen
(door regels met elkaar af te spreken) en aan de andere kant geeft het recht
manieren om, als een conflict is ontstaan, te handhaven of een conflict op te lossen
of te beslechten.
Hoe doe je dat? Het gedrag organiseren en uniformeren? Door regels met elkaar af
te spreken. Vaak zijn die regels dan geformuleerd in termen van bevoegdheden of
verplichtingen, een gebod of verbodsbepaling. Een verbodsbepaling vind je veel in
strafrecht, je mag bijv. niet stelen en moorden. Geboden vind je vaak in
verkeersvoorschriften, bijv. rechts heeft voorrang.
Als je spreekt over het recht zijn er verschillende bronnen van. Er zijn vier bronnen
van het recht, dus waar vind je het recht, in de wet, in gewoontes, in jurisprudentie,
en in verdragen. Met een wet wordt een set van algemene rechtsregels bedoeld die
afkomstig zijn van een overheidsorgaan dat bevoegd is tot het maken van wetgeving.
Het moet dus wel gaan om een overheidsorgaan met wetgevende bevoegdheden.
Dat zijn rechtsregels die we wetten noemen. Jurisprudentie is een ander woord voor
rechtspraak en rechtspraak zijn uitspraken van rechters. Uitspraken van rechters,
afhankelijk van welke rechters ze afkomstig zijn, noemen we vonnissen of arresten.
Niet al het recht is vastgelegd in een wet. Als een rechter een bepaalde zaak wordt
voorgelegd, dan is het wel eens zo dat de wettekst waar het dan om gaat niet
helemaal duidelijk is. Bijv. bestuurdersaansprakelijkheid. Stel je voor je bent CEO
van een onderneming en je vindt dat een van je medebestuurders niet goed heeft
bestuurd en je wilt die aansprakelijk stellen. Daar geeft de wet dan een bepaald
handvat voor, van wanneer ben je als bestuurder aansprakelijk. Je gaat naar de
rechter en legt voor wat er gebeurd is en op basis van dat wetsartikel vind je dat de
medebestuurder aansprakelijk is. In dit voorbeeld, de tekst over wanneer een
bestuurder aansprakelijk is, was tot een paar jaar geleden vrij summier in de wet
opgenomen, dus het was dan aan de rechter om daar een bepaalde uitleg aan te
geven. Hoe moet je die wetstekst, die de wetgever ooit heeft gemaakt, nou eigenlijk
lezen en uitleggen. Dat soort uitleg van rechters, dat is ook een bron van recht.
Helemaal als een bepaalde uitleg door de ene rechter, wordt overgenomen door een
andere rechter. Dan ontstaat dat rechtersrecht; jurisprudentie. Die regels hebben
dezelfde kracht als wetten.
Ook de gewoonte kan een bron zijn van recht. In bepaalde bedrijfssectoren heb je
bepaalde bindende regels om dingen te doen, bijvoorbeeld in de bouw. Ook dat soort
gewoonteregels kunnen door een rechter worden toegepast en hebben dan ook
dezelfde kracht als dat rechtersrecht op de wettelijke bepaling. Het belang van recht
vastgelegd in verdragen, of recht dat voortvloeit uit verdragen, is de laatste jaren
sterk toegenomen. Het gaat dan eigenlijk om verdragen, en dat zijn afspraken die
door Nederland als land zijn gesloten. Het uitgangspunt is dat in Nederland het
nationale Nederlands recht geldt. Dat betekent wetten die gemaakt zijn door de
Nederlandse overheidsorganen, aangevuld met het rechtersrecht van Nederlandse
rechters, Nederlandse gewoontes. Maar door dat verdragenrecht sijpelt
1
,internationaal recht ook in ons Nederlandse recht door. Het uitgangspunt is dat wij
soeverein zijn, dus wij bepalen wat de omvang is van ons recht, wat de inhoud is
enz. maar door dat verdragenrecht komen er ook bepalingen, bijv. uit de EU, bij die
onderdeel worden van ons recht. Een voorbeeld van een verdrag dat rechtstreekse
werking heeft in het Nederlands recht is bijv. het Europees verdrag voor de rechten
van de mens; EVRM. Hierin zijn grondrechten vastgelegd, en door de rechtstreekse
werking van dat verdrag, het is namelijk een verdrag waar Nederland zich bij heeft
aangesloten, hebben we ook in ons nationale recht te maken met de grondrechten
die in het EVRM zijn vastgelegd.
Het recht heeft twee belangrijke functies:
het ordenen van menselijk gedrag en ook het stellen van rechtsregels om conflicten
te voorkomen. Het recht wordt ook wel ingedeeld langs die twee functies. Regels die
gaan over inhoud, dus wat spreken we met elkaar af, dat noem je materieel recht. En
de regels die gaan over het handhaven van dat materiele recht, die noemen we
formele recht, ook wel procesrecht.
Dat materiele recht wordt ook vaak weer ingedeeld naar rechtsgebied, oftewel naar
onderwerp. En dan is een veelgemaakte tweedeling naar publiekrecht en
privaatrecht. Ondernemingsrecht is onderdeel van het privaat recht. Een ander
woord voor privaat recht is burgerlijk recht. Het privaatrecht kan ook weer verdeeld
worden in het personenrecht en vermogensrecht. Dus
Publiekrecht:
- Staatrecht
- Bestuursrecht
- Strafrecht
Privaatrecht:
- Personenrecht
- Vermogensrecht
Personenrecht zijn regels over persoonlijke betrekkingen binnen en buiten het gezin.
Wat kan er in je leven gebeuren met betrekking tot jou als persoon. Denk aan:
- Afstamming
- Handelings(on)bekwaamheid
- Familierecht
- Huewelijksvermogensrecht
- Echtscheidingsrecht
- Erfrecht
Vermogensrecht: hierbij gaat het over regels met betrekking tot
vermogensbestanddelen (rechten en plichten). Denk hierbij bijv. aan vermogen in de
zin van eigendom.
Procesrecht: regels met betrekking tot een procedure voor de rechter
Onderwerpen
1. Indeling van het Burgerlijk Wetboek: WB
2. Jurisprudentie
3. Begrippen
a. Rechtshandeling/rechtsfeit
b. Nietigheid/ vernietigbaarheid
2
, c. Dwingend recht/ regelend recht
d. Goederenrecht/ verbintenissenrecht
4. Totstandkoming van overeenkomsten
5. Gevolgen van overeenkomsten
6. Onrechtmatige daad
7. Schadevergoeding
8. Vertegenwoordiging
9. Faillissement
Burgerlijk wetboek:
Ons burgerlijk recht is grotendeels opgenomen in het burgerlijk wetboek. Dit boek
bestaat uit 10 boeken. Boek 9 is al een tijdje gereserveerd, omdat daarin bepalingen
over intellectueel eigendomsrecht zouden worden opgenomen. Dat zijn rechtsregels
over hoe je omgaat met rechten op een domeinnaam, handelsnamen, alleen loopt de
Nederlandse wetgeving daarbij een beetje achter de feiten aan, omdat er al best veel
recht daarover uit de EU is. Dus de vraag is of dat boek er nog komt. Ieder boek
staat min of meer op zichzelf en regelt een stukje van het burgerlijk recht. Wij
focussen ons op boek 2. Boek 6 en 7A zijn voor ons ook van belang.
Boek 1: personen- en familierecht
Boek 2: rechtspersonen
Boek 3: vermogensrecht in het algemeen
Boek 4: erfrecht
Boek 5: zakelijke rechten
Boek 6: algemeen gedeelte van het verbintenissenrecht
Boek 7: bijzondere overeenkomsten
Boek 7A: bijzondere overeenkomsten: vervolg
Boek 8: verkeersmiddelen en vervoer
Boek 10: internationaal privaatrecht
Aanduiding:
Boek, titel, artikel
- Boek nr (boek 2 BW)
- Boek. Titel (titel 2.5 BW)
- Boek.titel.afdeling (afdeling 2.5.3 BW)
- Boek: artikel (artikel 2:203 BW)
- Eventueel: artikel, lid (artikel 2:203, lid 1 BW)
Rechterlijke macht:
- Elf rechtbanken: vonnis – hoger beroep
- Vier gerechtshoven: arrest – cassatie
- Een hoge raad: arrest
De geschilbeslechting is in Nederland opgedragen aan de rechterlijke macht. In NL is
die rechterlijke macht georganiseerd in verschillende regio’s. NL is als het ware
onderverdeeld in 11 arrondissementen, dat zijn delen van het land. In ieder
arrondissement is een rechtbank. Die rechtbank kent dan weer verschillende
locaties. Waarbij het soms ook zo is dat iedere locatie zich bezighoudt met een
bepaald deel van het recht. Naast die 11 rechtbanken NL vier gerechtshoven. En 1
hoge raad. De gerechtshoven zijn ook over het land verdeeld. De hoge raad is het
hoogste rechtscollege wat we hebben in NL. en deze zit in Den Haag. Voor een
rechtbank geldt dat deze kan bestaan uit een enkelvoudige kamer of een
3
, meervoudige kamer. Dus bij een enkelvoudige kamer bestaat de rechtbank uit 1
rechter en bij een meervoudige kamer uit meerdere rechters, vaak 3. Het aantal
rechters hangt weer af van de complexiteit van de zaak en het belang ervan. Voor de
verschillende rechtscolleges geldt ook weer een iets afwijkende terminologie. Het
oordeel dat een rechtbank geeft noem je een vonnis, terwijl het oordeel dat een hof
geeft een arrest wordt genoemd. Een uitslag van de hoge raad noem je ook een
arrest.
Als je een geschil wilt voorleggen aan de rechter dan kom je bijna altijd als eerst
terecht bij de rechtbank. Er zijn een aantal bijzonderheden, maar in de algemene lijn
is de eerste rechter waar je je zaak kan voorleggen bij de rechtbank. De rechtbank
heeft ook een bijzondere rechtsingang, een bepaald onderdeel van de rechtbank, dat
noemen we kantonrechter. Deze houdt zich bezig met zaken van een wat geringere
omvang in geld, alles tot 25.000 euro. Het belangrijkste uitgangspunt is eigenlijk dat
altijd bevoegd is de rechter van de woonplaats van de gedaagde. In sommige
gevallen kan je je zaak voorleggen aan een rechter zonder dat je een advocaat nodig
hebt. In veel gevallen is er sprake van verplichte procesvertegenwoordiging en dat
houdt in dat je je alleen bij de rechter kan melden als je een advocaat hebt. Die
advocaat meldt zich dan namens jou bij de rechter. Omdat er ook mensen zijn die
geen advocaat kunnen betalen hebben we in NL een systeem, dat noemen we
gesubsidieerde rechtsbijstand. Stel je wordt betrokken in een rechtszaak, dus je
moet als gedaagde verschijnen in de rechtszaak, en je moet dat doen bij een
advocaat en je hebt geen geld om deze te betalen, dan kan je je melden bij de raad
voor de rechtsbijstand en als je inderdaad een zeer beperkt inkomen hebt en ook
geen vermogen dan kan jou een advocaat worden toegewezen die dan jouw
belangen behartigt en dat kost je dan alleen een hele lage eigen bijdrage. Dat noem
je de procedeo toevoeging, omdat iedereen wel in staat moet zijn om zich te
vertegenwoordigen in een rechtszaak.
Als een rechtbank een oordeel geeft dan noemen we dat een vonnis. Als je het daar
niet mee eens bent, dan is er de mogelijkheid om in hoger beroep te komen van dat
vonnis. Hoger beroep houdt in dat je de zaak opnieuw voorlegt aan een tweede
rechter die die zaak dan ook gaat bekijken. Die tweede rechter staat in de hiërarchie
boven de eerste rechter. Dus als die tweede rechter en dat is het hof, gerechtshof,
vindt dat de rechtbank het niet juist heeft gezien of het oordeel van de rechter is niet
juist, dan kan het hof dat oordeel vernietigen en daarvoor haar eigen oordeel in de
plaats stellen. Dus daaruit blijkt dat het een hogere rechter is dan de rechtbank. Als
ook het hof het niet met jou eens is, dan heb je ook weer de mogelijkheid om weer in
beroep te komen van dat arrest van het gerechtshof en zo’n hoger beroep noemen
we dan cassatie. Dus in rechtstermen zeg je dan je komt in cassatie van het arrest
van een gerechtshof. Een verzoek tot cassatie kan je alleen instellen bij het hoogste
rechtscollege dat we hebben in NL en dat is de hoge raad. Het is wel van belang dat
de rechtbank en het gerechtshof feitelijke instanties zijn. De hoge raad is dat niet.
Dat onderscheidt is van belang, omdat daaruit blijkt dat de toetsing voor een
rechtbank of een hof van een andere orde is dan de toetsen die de hoge raad doet.
Een rechtbank en hof zijn feitelijke instanties. Dat houdt in dat een rechtbank stelt
feiten vast en een hof stelt feiten vast, en een hoge raad doet dat niet. De rechtbank
zal op basis van je verhaal en het verhaal van de tegenpartij feiten gaan vaststellen
en dus een oordeel gaan vormen over wat er nou is gebeurd. Dus wat is nou het juist
verhaal. Als je vervolgens een oordeel krijgt van de rechtbank dan zal de rechtbank
zich daarbij baseren op feiten. Je gaat een wet op een rechtsregel toepassen, maar
4