Communicatie, Jaar 1, Periode 3:
Leerdoelen:
Dio kan:
1. weet het verschil tussen de beroepsrollen en kent de plaats van de verschillende rollen
binnen de preventiepiramide
2. kan effectief communiceren (vormen van communicatie inzetten en communicatieve
vaardigheden uitvoeren) in iedere laag van de preventiepiramide
3. is bekend met de skillslabmethode van het boek “Het diëtistisch consult”
4. begrijpt het belang van methodisch handelen
5. ontwerp: (Her)kent kop-romp-staart structuur in communiceren en/of kan
aanpassingen maken in een bestaand ontwerp
6. leert vaardigheden aan om verbaal en non-verbaal geïnteresseerde houding aan te
nemen; o.a. stelt open vragen en maakt oogcontact met (gespreks)partner
7. heeft juiste houding tijdens verbinden: bejegent personen open en respectvol en heeft
belangstelling voor anderen
8. kan (gespreks)condities creëren zodat interactie met cliënt, doelgroep, opdrachtgever,
klant en/of zorgprofessional tot ontwikkeling komt
9. Kan de volgende items/vaardigheden functioneel inzetten: manier van spreken,
lichaamstaal, gebaren, mimiek, stiltes laten vallen, observeren, luisteren, vragen,
doorvragen, samenvatten, nabijheid, Informeren
10. analyse: kan verzamelde gegevens analyseren en interpreteren
11. kan gegevens verzamelen over klachten en symptomen en op relevante klachten
doorvragen
12. kan op basis van de verwijzing aanvullende gegevens verzamelen
13. evaluatie: past de criteria (volgens het boek ‘Het diëtistisch consult’) van ‘vragen om
feedback’ en ‘geven van feedback’ toe
14. weet wat een ‘informed consent’ (toestemmingsformulier) is en kan er een opstellen
(als de situatie hier om vraagt).
15. leert vaardigheden aan om verbaal en non-verbaal geïnteresseerde houding aan te
nemen; o.a. stelt open vragen en maakt oogcontact met (gespreks)partner
16. heeft juiste houding tijdens verbinden: bejegent personen open en respectvol en heeft
belangstelling voor anderen
17. kan (gespreks)condities creëren zodat interactie met cliënt, doelgroep, opdrachtgever,
klant en/of zorgprofessional tot ontwikkeling komt
18. Kan de volgende items/vaardigheden functioneel inzetten: manier van spreken,
lichaamstaal, gebaren, mimiek, stiltes laten vallen, observeren, luisteren, vragen,
doorvragen, samenvatten, nabijheid, Informeren
19. Kent de criteria van de volgende gespreksvaardigheden: o Reflecteren van gevoel o
Parafraseren
20. Analyse: • kan de aanleiding van de verbinding vaststellen • houdt bij contacten van
verschillend niveau rekening met afwijkende behoeften en belangen • kan verzamelde
gegevens analyseren en interpreteren • kan gegevens verzamelen over klachten en
symptomen en op relevante klachten doorvragen • kan op basis van de verwijzing
aanvullende gegevens verzamelen
, 21. Evaluatie: past de criteria (volgens het boek ‘Het diëtistisch consult’) van ‘vragen om
feedback’ en ‘geven van feedback’ toe
22. kan met een voedingsanamnese techniek de eetgewoonte van een (simulatie)cliënt te
achterhalen; in deze praktijksituatie is dit de Dietary History methode
23. leert vaardigheden aan om verbaal en non-verbaal geïnteresseerde houding aan te
nemen; o.a. stelt open vragen en maakt oogcontact met (gespreks)partner
24. heeft juiste houding tijdens verbinden: bejegent personen open en respectvol en heeft
belangstelling voor anderen
25. kan (gespreks)condities creëren zodat interactie met cliënt, doelgroep, opdrachtgever,
klant en/of zorgprofessional tot ontwikkeling komt
26. Kan de volgende items/vaardigheden functioneel inzetten: manier van spreken,
lichaamstaal, gebaren, mimiek, stiltes laten vallen, observeren, luisteren, vragen,
doorvragen, samenvatten, nabijheid, Informeren
27. Analyse: houdt bij contacten van verschillend niveau rekening met afwijkende
behoeften en belangen
28. Ontwerp: herkent tegenstellingen bij contacten van verschillend niveau en kiest een
geschikt communicatiemiddel
29. weet welke communicatievormen effectief en efficiënt ingezet kunnen worden en kan
bestaand ondersteunend materiaal beoordelen op geschiktheid voor een
cliënt/doelgroep/opdrachtgever/klant/zorgprofessional
30. evaluatie: past de criteria (volgens het boek ‘Het diëtistisch consult’) van ‘vragen om
feedback’ en ‘geven van feedback’ toe
Communicatie: een doorlopend proces waarin twee of meer personen informatie
uitwisselen en waarbij zij voortdurend op elkaar reageren.
Zender: degene die spreekt of op een andere wijze informatie geeft.
Ontvanger: degene tot wie de informatie is gericht, degene die luistert, kijkt, ruikt, tast
of proeft.
Boodschap: datgene wat de zender aan de ontvanger wil laten weten.
-De boodschap wordt via een kanaal doorgegeven.
Zender → encodering boodschap → kanaal → decodering boodschap → ontvanger.
Waarnemen: het door middel van de zintuigen kennis nemen van bepaalde personen,
voorwerpen, onderwerpen, gebeurtenissen of situaties.
Interpreteren: wanneer we aan datgene wat we hebben waargenomen betekenis
toekennen.
Contextuele factoren: de situatie heeft in dit verband betrekking op de totale context
waarbinnen gecommuniceerd wordt, dus niet alleen de fysieke omgeving. De
volgende factoren kunnen vaak voor storing zorgen:
-De plaats waar gecommuniceerd wordt; uit de fysieke omgeving kunnen storingen komen die
het de zender en de ontvanger bemoeilijken de wederzijdse boodschappen correct waar te
nemen.
, -Aanwezigheid van derden; als je weet dat anderen meeluisteren, voel je je niet altijd vrij
genoeg om met iemand een persoonlijk gesprek aan te knopen.
-Tijdsdruk; wanneer je onder tijdsdruk informatie opneemt, heb je vaak niet voldoende rust
om hoofd- en bijzaken uit elkaar te houden.
Er is nog een aantal andere factoren die invloed hebben op onze waarnemingen. Het
gaat daarbij om aspecten van de situatie die zo sterk de aandacht trekken dat zij een
speciale betekenis geven aan afzonderlijke elementen van de situatie; pregnantie:
-Verandering/ beweging
-Afwijking
-Herhaling
-Intensiteit
Factoren aan de kant van de zender:
-De zender wil informatie achterhouden
-De zender weet niet precies wat hij wil/ moet zeggen
-De zender is erg met zichzelf bezig
-De zender spreekt een andere taal dan de ontvanger
-Pregnantie door de zender
-Het non-verbale gedrag is niet in overeenstemming met wat iemand zegt
Factoren aan de kant van de ontvanger:
-Kennis en ervaring
-Gevoelens
-Aandacht
-Opvattingen, normen, waarden, cultuur
-Motivatie
-Humeur
-Lichamelijke gesteldheid
-Afweermechanismen