Hoorcolleges klinische psychologie
Hoorcollege 1 – Inleiding:
Psychologie:
- Bestudeert mentale processen en gedrag
- Menselijk functioneren variërend van dagelijks leven tot behandeling van
psychische aandoeningen
- Zoekt naar verklaringen op individueel niveau
- De relatie tussen (innerlijke) mentale processen en gedrag staat centraal
Clinical psychology (1):
- The field of clinical psychology integrates science, theory and practice
- To understand, predict, and alleviate maladjustment, disability and discomfort
- As well as to promote human adaptation, adjustment and personal
development
Clinical psychology (2): focuses on the intellectual, emotional, biological, social and
behavioral aspects of human functioning across the life span, in varying cultures and
at all socioeconomic levels.
Verschil: eerste focust erg op het verschil tussen gezond en ongezond en de ander
gaat veel meer over de omgeving en invloeden etc. van het individu.
Klinische psychologie: test en assessment en interventies voor behandelingen
Wetenschappelijk onderzoek: theorieontwikkeling over thema’s als normaal –
abnormaal gedrag, emoties, cognitie, intelligentie, persoonlijkheid,
veranderingsprocessen etc.
Testontwikkeling: observatie, interview, vragenlijst, zelfrapportage, taken
Interventies: waaronder preventie, community based interventions, counceling
en psychotherapie
Psychotherapie:
- Interactie tussen mensen
- Verlichting van psychisch(e) klachten van één partij
o Cognitief
o Affectief
o Gedragsmatig
- Therapeut heeft theorie over oorzaak, ontwikkeling en instandhouding en
verandering van psychische problematiek
- Methode vloeit hieruit logisch voort
- Professionele scholing, erkenning
Current psychotherapies (boek): ontstaan van psychotherapieën:
- De wetenschappelijke studie naar het onbewuste Leibniz (1646-1716):
subliminale perceptie. ‘The mind never sleeps’ – slaaponderzoek in laboratoria
, - Filosofen: de mens wordt gedreven door irrationele krachten (Schopenhauer).
Nietsche: klacht als aanklacht, verhullen van falen.
- Clinici die mensen met psychische klachten wilden helpen. Freud, Jung, Adler
Biologische invloeden (p. 7):
- Belang van het brein (Ledoux, 2002, synaptic Self)
Omgeving en ervaring verandering neurobiologie
Therapie:
- Nieuwe ervaringen, gedachten en leerproces
- Neuronale herstructurering: nieuwe aanpassingen in gedrag, gevoel en
gedachten mogelijk
- Relatief kleine nieuwe ervaringen kunnen grote gevolgen hebben voor
ervaring van cliënten
- Epigenetische effecten: ‘aanzetten’ van genen, tot expressie laten komen
door positieve ervaring, therapie als genetic enabler (door bepaalde vormen
van therapie kan je genetische aanleg zich ontwikkelen/uiten)
Therapie is een manier om nature/nurture te beïnvloeden, zodat het zich uit in je
ontwikkeling en gedrag. Invloed van hersenen in therapie (zijn plastisch): zijn nog
lang gevoelig voor invloeden van buitenaf, je kunt veel bereiken met therapie.
Empirically based treatment, in psychotherapie bemoeilijkt want:
- Vele gebeurtenissen buiten therapie
- Client als unieke set van variabelen
- Meestal symptomen van meerdere stoornissen
- Spontane interventies therapeut kunnen goud waard zijn (bv. opmerking)
- De persoon van de therapeut is de belangrijkste factor
Psychotherapie Psychomotorische therapie
Verbaal maar ook lichaamsgerichte Bewegen en lichamelijkheid maar ook
methoden verbale interventies
Dramatechnieken en rollenspellen
Bewustwording, awareness, mindfulness
Procesgericht (inzicht krijgen in functioneren of gestagneerde ontwikkeling) of
klachtgericht (uitgaan van klacht zoals client beschrijft, therapie geslaagd als
klacht hanteerbaar is)
Referentiekader: klinische psychologie Referentiekaders:
- Klinische psychologie
- Bewegingswetenschappen
Diagnostiek: gevalideerde tests en Diagnostiek: observatieprocedures en
vragenlijsten vragenlijsten, deels nog in ontwikkeling
Belangrijke topics:
- Lichaamsbeleving – body experience
- Bewegingsgedrag – movement behaviour
, Hoorcollege 2 – Psychoanalytische psychotherapie en aanverwante modellen
(psychodynamische psychotherapie):
Freud en navolgers:
Basale principes psychoanalytische benaderingen:
1. Onbewuste drijfveren
2. Bewust maken meer keuzen
o De onbewuste drijfveren moet je bewust maken, zodat je beter keuzes
kunt maken hoe je daarmee moet omgaan
3. Verkennen van vermijdingsstrategieën (afweer)
o Bij patiënten ging hij die drijfveren uitvragen, kijken of ze die bewust
kunnen maken of afweermechanismen onderzoeken die mensen
gebruikten
4. Ambivalentie t.a.v. verandering
o Mensen willen niet graag veranderen angst
5. Therapeutische relatie als middel voor exploratie
o Goede relatie aangaan met je cliënt was belangrijk voor Freud
6. Therapeutische relatie als middel voor verandering
7. Inzicht in constructie van verleden en heden en de invloed daarvan op
zelfondermijnende patronen
o Wat je vroeger hebt meegemaakt kan je beïnvloeden later in je leven.
Freud zei:
- Id: interne driften (seks en agressie)
- Ego: aanpassen zodat het maatschappelijk verantwoord is
- Superego: waarden en normen
Kan leiden tot innerlijke conflicten ga je voor je interne driften.
Vroeger: psychoanalyse, nu psychodynamische benadering.
Basale concepten:
Onbewuste impulsen, wensen, herinneringen. Onbewuste processen worden
‘weggehouden’ om psychische pijn te vermijden moeten bewust worden gemaakt
in het proces van psychotherapie.
Fantasie:
- Seks & agressie (Freud)
- Niet alleen seks en agressie, ook: zelfbeeld, veiligheid, emotieregulatie,
trauma
Onbewuste drijfveren zijn motivatie voor gedrag
En zorgen voor vormgeving en kleuring van ervaring
Exploreren! (belangrijkste voor therapie!)
Primair proces: primitief, verleden – heden – toekomst en personen verwerven,
uitgedrukt in symbool of metafoor.