Sociale psychologie
Construct: De manier waarop mensen de sociale wereld waarnemen, begrijpen en interpreteren.
Determinant: Bepalende factor in een ontwikkeling of toestand.
Attributie: Het toeschrijven van oorzaken aan het eigen of aan andermans gedrag en het daarmee
voorzien van verklaringen.
Gestaltpsychologie: Stroming in de psychologie die het belang benadrukt van het bestuderen van de
persoonlijke (subjectieve) manier waarop een object wordt waargenomen (het gestalt of geheel), in
plaats van het bestuderen van de manier waarop de objectieve, fysieke eigenschappen van het
object zijn samengevoegd.
Fenomenologie (Husserl): Filosofische methode die probeert door de geestelijk-intuïtieve
beschouwing van dingen, niet door rationele kennis, de constitutie van de wereld in de geest en het
wezen der dingen te beschrijven.
De oorsprong van constructen:
Motief van eigenwaarde (behoefte aan positief zelfbeeld)
- vroeger gedrag rechtvaardigen
- lijden en zelfrechtvaardiging
Motief van sociale cognitie (behoefte om accuraat waar te nemen)
- verwachtingen over de sociale wereld
Overige motieven
- biologische drijfveren
- behoefte aan controle
- Angst, belofte van liefde, goedkeuring en andere beloningen waar sprake is van sociale
uitwisseling
Het doel van de sociale psychologie is het ontdekken van universele wetten van menselijk gedrag.
Sociale cognitie: Hoe mensen denken over zichzelf en de sociale wereld; hoe mensen sociale
informatie selecteren, interpreteren, herinneren en gebruiken om oordelen te vormen en
beslissingen te nemen.
Welk schema we gebruiken voor automatisch denken wordt bepaalt door:
Toegankelijkheid (in hoeverre op voorgrond van ons bewustzijn)
Priming (recente ervaringen verhogen toegankelijkheid)
Perseveratie-effect: Bevinding dat opvattingen van mensen over zichzelf en de sociale wereld
aanhouden, ondanks bewijzen van het tegendeel.
Bestraffingseffect: Bevinding dat positieve opvattingen over de sociale wereld waarvan bewezen
wordt dat ze onjuist zijn, kunnen omslaan naar zeer negatieve opvattingen.
Selffulfilling prophecy: Situatie waarbij mensen een verwachting hebben hoe iemand is, die van
invloed is op de manier waarop ze zich tegenover die persoon gedragen, waardoor die persoon zich
consistent met deze verwachtingen gaat gedragen, zodat hun verwachting uitkomt.
, Pygmalioneffect: Een positieve selffulfilling prophecy: als er positieve verwachtingen zijn van
mensen, gaan zij beter presteren.
Zeigarnikeffect: Het fenomeen dat niet voltooide doelen het automatisch denken blijven beheersen
Beoordelingsheuristieken: Mentale aanname die mensen gebruiken om snel en efficiënt te kunnen
oordelen.
Beschikbaarheidsheuristiek: Mentale aanname waarbij mensen een oordeel baseren op het
gemak waarmee ze zich iets voor de geest kunnen halen
Representativiteitsheuristiek: Mentale aanname waarbij mensen iets classificeren op grond van
de mate waarin het lijkt op een karakteristiek geval
Informatie over de basisfrequentie: Informatie over de regelmaat waarmee leden van
verschillende categorieën in de populatie voorkomen.
Anker- en correctieheuristiek: Mentale aanname waarbij mensen een getal of waarde als
beginpunt gebruiken en vervolgens onvoldoende op dit ankerpunt corrigeren.
Barrière van overdreven zelfvertrouwen: Gegeven dat mensen gewoonlijk te veel vertrouwen op de
nauwkeurigheid van hun eigen oordelen.
Emblemen: Non-verbale gebaren met een duidelijk omschreven definitie binnen een bepaalde
cultuur, meestal met een rechtstreeks verbaal equivalent, zoals de opgeheven duim.
Thin-slicing: Betekenisvolle conclusies trekken over iemands persoonlijkheid op grond van extreem
kortdurende uitingen van diens gedrag.
Primacy-effect: Als het aankomt op het vormen van een eerste indruk, beïnvloeden de eerste
indrukken die we van anderen krijgen hoe we informatie interpreteren die we later krijgen.
Belief perseverance: De neiging vast te houden aan een oorspronkelijk oordeel, zelfs wanneer we
geconfronteerd worden met informatie die ons tot heroverweging zou moeten aanzetten.
Attributietheorie (Heider, 1958): Beschrijving van de manier waarop mensen de oorzaken van hun
eigen en andermans gedrag verklaren.
Interne attributie: iemand gedraagt zich op een bepaalde manier als gevolg van de persoon zelf,
zoals attitude, karakter of persoonlijkheid
Externe attributie: iemand gedraagt zich op een bepaalde manier als gevolg van de situatie
waarin diegene zich bevindt
Covariatiemodel (Kelley): Theorie die stelt dat om een attributie te kunnen maken over de oorzaak
van iemand gedrag, we systematisch kijken naar het patroon tussen de aan- of afwezigheid van
mogelijke causale factoren en het al dan niet optreden van het gedrag.
Kelley onderscheidt 3 kerntypen van informatie:
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper samaraperdijk. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €7,69. Je zit daarna nergens aan vast.