Aardrijkskunde samenvatting vwo 5 over hoofdstuk 3 (Leefbaarheid in stedelijke gebieden) en 4 (De Randstad: toekomstige topregio?) van het boek Geo Wonen in Nederland en over het boek Geo Globalisering hoofdstuk 4 (Drie wereldsteden in de Verenigde Staten).
Leefbaarheid in stedelijke gebieden
§3.1 Wonen in een stedelijke omgeving
Middelgrote stad: ongeveer 20.000 inwoners.
Grote stad: meer dan 100.000 inwoners.
Stadsgewest: centrale stad met verstedelijkt platteland eromheen. Functioneert
als ruimtelijk geheel door samenhang tussen centrale stad en verstedelijkt
platteland.
Agglomeratie: een stad met de daaraan vastgegroeide randgemeenten.
Twee relaties die zorgen voor samenhang tussen de hoofdkern en gemeenten
eromheen:
- Woon-werkrelaties. Inwoners van een stadsgewest zijn vaak forensen die
in een gemeente eromheen wonen. Ze zoeken en houden werk in het
stadsgewest waar ze wonen, dus stadsgewest is een soort regionale
arbeidsmarkt. Dit geldt ook voor de woningmarkt.
- Voorzieningen in de centrale stad: bewoners van het verstedelijkte
platteland maken gebruik van de binnenstad en de centrale diensten
daarin. Het verzorgingsgebied van centrale steden is dus groter dan de
steden zelf.
Stad -> agglomeratie -> stadsgewest -> stedelijk gebied
Ontwikkeling -> urbanisatie -> suburbanisatie -> stedelijk netwerk
Historische binnenstad: horeca en winkelfunctie is het belangrijkst. Er zijn veel
oude gebouwen en er is veel toerisme. De woonfunctie is minder belangrijk.
Binnenstad: compact stadsdeel. Smalle wegen, fijnmazig netwerk en de
gebouwen liggen dicht bij elkaar. Oorzaak hiervan is 19 e eeuw toen de
stadsbevolking begon te groeien en alle lege plekjes werden opgevuld.
Centrale zakenwijk (cbd/central business district): het centrale deel van de stad
met winkelvoorzieningen en kantoren. Ligt in oude steden vaak tegen het
historische gedeelte aan. Soms is de bouw van cbd’s ten koste van historische
gebouwen.
19e -eeuwse arbeiders- en industriewijken: wijken tegen de binnenstad aan,
gebouwd tussen 1870 en 1900 tijdens de industriële ontwikkeling. Fabrieken
en werkplaatsen naast spoorlijnen en havens. Kleine en donkere
arbeidswoningen dichtbij de fabrieken en dicht bij elkaar. Vaak hadden ze geen
waterleiding en riolering. Heel af en toe met tuintje.
De rijke industriëlen woonden buiten de arbeiderswijken in villa’s in groene
gebieden.
, Vanaf 1900: urbanisatie zet door en arbeiderswoningen werden verbeterd door
bemoeien van de overheid (Woningwet van 1901). Woningen werden
aangesloten op waterleiding en riolering en er ontstonden wooncorporaties.
Wooncorporaties; organisaties die de taak kregen betaalbare huurwoningen te
bouwen, te verhuren en te onderhouden waardoor de kwaliteit en leefbaarheid
van de woningen sterk verbeterde.
Vanaf 1945: enorme woningnood. Gebrek aan geld en bouwmaterialen en
overschot aan huwelijken. Er werd snel en goedkoop gebouwd met
systeembouw. Het voorzieningenniveau in deze naoorlogse wijken was laag.
Etage- en portiekwoningen namen toe evenals hoogbouw. Vanaf 1950/1960 nam
laagbouw in de vorm van goedkope rijtjeswoningen ook toe.
Suburbanisatie: de trek van de stad naar de omgeving daarvan die ontstond in de
jaren 60. Deze migratie naar de omgeving was selectief. Het platteland rondom
de centrale steden verstedelijkte snel doordat jonge gezinnen vertrokken uit
oudere stadswijken naar nieuwbouwwijken aan de rand van de stad en naar
dorpen in de omgeving.
Groeikern: dorpen die door de overheid werden aangewezen om te voorkomen
dat alle stadse dorpjes te sterk zouden groeien en het open karakter van het
platteland zouden versnipperen. Migranten uit de steden werden in deze
groeikern opgevangen en moesten binnen het stadsgewest werken. Deze
methode was niet altijd succesvol.
Eind 20e eeuw: centrale stad had meer aandacht nodig, suburbanisatie werd
ingeperkt. Stedelijke bevolking verarmde snel door selectief vertrek uit oude
dichtbevolkte wijken, waardoor relatief oude en arme mensen achterbleven wat
leidde tot verpaupering, leegstand en verder verval. Later vestigden niet-
westerse bevolkingsgroepen zich hier.
Compactestadbeleid: beleid van de overheid om mensen weer naar de centrale
stad te lokken en voor verdichting van de steden te zorgen. De steden werden
opgeknapt en aantrekkelijk gemaakt. De uittocht van mensen naar de
omliggende dorpen wordt omgebogen naar een migratiestroom richting stad:
re-urbanisatie.
Vinex-beleid: overheid bouwt grootschalige nieuwbouw(Vinex-)wijken in
stedelijke regio’s in 1990 om tekort aan woningen in West-Nederland op te
lossen. In tegenstelling tot groeikernen liggen Vinex-locaties tegen de rand van
de centrale stad.
§3.2 Werken aan leefbaarheid
Buurtprofiel: weergave van de leefbaarheid door de lokale overheid per buurt of
wijk. Het stadsdeel wordt getypeerd aan de hand van drie soorten kenmerken;
- Woningkenmerken (ouderdom, woningtype, eigendomsverhoudingen en
staat van onderhoud)
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper rozemarijnovermeen. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €5,49. Je zit daarna nergens aan vast.