100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na betaling Zowel online als in PDF Je zit nergens aan vast
Eerder door jou gezocht
Volledige samenvatting MICROBIOLOGIE - partim prof. Delputte: Virologie - 17/20 gehaald - belangrijke zaken voor het examen zijn aangeduid - 3e bachelor diergeneeskunde UAntwerpen€8,99
Volledige samenvatting MICROBIOLOGIE - partim prof. Delputte: Virologie - 17/20 gehaald - belangrijke zaken voor het examen zijn aangeduid - 3e bachelor diergeneeskunde UAntwerpen
HOOFDSTUK 1 - ALGEMENE INTRODUCTIE
Het leven op aarde is al miljarden jaren oud en is het resultaat van survival of the fittest.
Bacteriën zijn hier heel succesvol in geweest. Pathogenen zijn primitieve micro-organismen
die ziekten veroorzaken. Deze gaan we behandelen met antibiotica. Primitieve zoogdieren
komen ‘maar’ van miljoenen jaren geleden.
Survival of the fittest: degene die het best aangepast is aan de omstandigheden van dat
moment zal zich kunnen voortplanten en overleven.
MICROSCOPISCHE TECHNIEKEN GEBRUIKT IN MICROBIOLOGIE
Antonie van Leeuwenhoek heeft de eerste lens/microscoop gemaakt met een vergroting van
100x tot 300x. Hij zag dat er kleine levende diertjes (animalcules) waren overal waar hij
keek, waardoor er veel kennis hierover werd verzameld. Hierdoor kunnen we tegenwoordig
bv. bacteriën bekijken.
LAW OF BIOGENESIS
Louis Pasteur heeft bewezen dat er sprake is van
biogenese en verwerpte het idee van spontane
generatie: leven ontstaat altijd uit leven.
Hij experimenteerde via de zwanennek fles en kwam
erachter dat er biogenese is en leven dus niets zomaar
ontstaat. De zwanenhals fles bevat een bocht,
waardoor het niet mogelijk is dat er een contact is met
de buitenwereld. Door de verwarming en de stoom
werd de binnenkant van het glas steriliseerd.
Hij vulde drie flessen met een vloeistof. Alle drie de
flessen werden verwarmd. Met de eerste fles werd
niets meegedaan en er waren geen bacteriën
aanwezig. Bij de tweede fles werd het glazenbuisje
verwijderd, waardoor er contact was met de
buitenwereld en er bacteriën in de vloeistof terecht kwamen. Bij het derde flesje werd na
verwarming de fles schuin gehouden, zodat de vloeistof doorheen de nek van de fles zou
lopen en zo in contact kwam met stoffen van de buitenwereld die zich in de nek hadden
gevestigd. Er waren bacteriën aanwezig in de vloeistof hierna. Conclusie: de fermentatie van
bacteriën wordt veroorzaakt door de groei van micro-organismen en bacteriën in de
vloeistof (dat dient als nutriënten bron). Er is dus sprake van biogenese en geen spontane
generatie.
Law of biogenesis → “All life is from life” (omne vivum ex vivo), de primitieve organismen
die ontstaan komen van complexe, niet-levende organismen. Dit wordt ook wel de
kiemtheorie van ziekten genoemd: infectieuze ziekten worden veroorzaakt door micro-
organismen, kleine organismen te klein om te zien zonder vergroting, die de gastheer
invaderen. Bacteriën en virussen die ziektes veroorzaken gaan vaak invaderen,
microbioom/normale flora blijven op de oppervlakte (darm) en koloniseren.
1
,KOCH’S POSTULATEN
Beschrijven de microbiologie van een infectieziekten.
Robert Koch, bacteriologist, heeft een aantal technieken ontwikkeld waarmee micro-
organismen kunnen worden onderzocht. Dit worden de 4 postulaten van Koch genoemd:
1. Bij een ziek dier moet je in grote hoeveelheden micro-organismen terug vinden. In
een gezond dier zou je deze niet terug kunnen vinden.
I. Een gezond dier kan het micro-organisme toch wel dragen, maar geen
symptomen hebben; asymptomatische dragers.
II. Er kunnen meerdere micro-organisme kunnen worden teruggevonden die
tezamen een ziekte veroorzaken, een syndroom.
2. Het micro-organisme moet worden geïsoleerd van het zieke dier, er moet een
zuivere cultuur worden gecreëerd door een bacteriële kweek.
I. Een micro-organisme kan niet altijd worden gecultiveerd (bv. prionen kunnen
dit niet)
3. Wanneer je een gezond dier inoculeert met micro-organismen, zou deze ziek kunnen
worden (met dezelfde symptomen als het dier waar het uit gehaald was.)
I. Niet alle organismen die worden blootgesteld aan infectieuze agentia zullen
een infectie krijgen.
4. De micro-organismen uit het geïnoculeerde, zieke dier (de gastheer), moeten worden
teruggevonden en die moet je kunnen isoleren, in een zuivere cultuur. Deze moeten
kunnen worden geïdentificeerd als identiek aan de oorspronkelijke micro-
organismen.
Probleem: asymptomatische infectie.
2
,Er zijn aan aantal aanpassingen gedaan aan de postulaten. We gaan tegenwoordig niet meer
altijd kweken. We gaan meer naar aparte factoren kijken.
1. Er wordt gekeken naar of er een nucleïne zuur aanwezig is i.p.v. kijken naar
pathogenen. Of er RNA of DNA kan worden teruggevonden. Nadeel: extreem
gevoelige techniek, kan aantasting hebben van de omgeving terwijl het niet ziek is.
Wordt bekeken door aan kwantitatieve methode, hoeveel is het aanwezig.
2. Een tweede aanpassing is dat we niet meer kijken naar het dier als geheel, maar
meer op orgaan/cellulair niveau. Op deze manier kun je het dragerschap
onderzoeken. Is het orgaan aangetast waar het virus zich uit. Een virus op de huid zal
niet je neuronale symptomen veroorzaken, het virus moet in de hersenen zitten.
3. De derde aanpassing is dat we gaan kijken naar meer of minder aanwezigheid van
kiemen/bacteriën. Dit gaat om relatieve hoeveelheden. Geen zwart wit situatie maar
iemand die ziek is moet een grotere hoeveelheid hebben dan iemand die gezond is.
Na deze aanpassingen zijn de postulaten herschreven:
1. Een nucleïne zuur sequentie die hoort bij een vermoedelijk pathogeen zou aanwezig
moeten zijn in de meeste gevallen van een infectieuze ziekte. Microbiële nucleïne
zuren zouden bij voorkeur terug moeten worden gevonden in de organen of
anatomische sites waar de ziekte aanwezig is en niet in de organen waar deze ziekte
niet aanwezig is.
2. Weinig of geen kopieën van de pathogeen geassocieerde nucleïne zuur sequentie zou
voor moeten komen in de gastheren of weefsels zonder de ziekte (relatieve
nummers).
3. Wanneer de ziekte is opgelost/bestreden zou het aantal kopieën van de pathogeen
geassocieerde nucleïne zuur sequentie moeten afnemen of niet-detecteerbaar
moeten worden. Bij een klinische terugval zou het omgekeerde moeten gebeuren.
4. Wanneer de sequentie detectie voor de ziekte komt of het aantal sequentie kopieën
correleert met de heftigheid van de ziekte of pathologie, dan is de sequentie-ziekte
associatie waarschijnlijk een causaal verband.
5. De natuur van de micro-organismen die interfereert met de beschikbare sequentie
zou consistent moeten zijn met de gekende biologische karakteristieken van die
groep organismen.
6. Weefsel-sequentie correlaties zouden gezocht moeten worden op cellulair niveau: er
zou moeite gedaan moeten worden om de specifieke in situ hybridisatie van de
microbiële sequentie te demonstreren in plekken met weefsel pathologie en van
zichtbare micro-organismen of op plekken waar je de aanwezigheid van micro-
organismen verwacht.
7. Deze sequentie-gebaseerde vormen van bewijs van microbiële oorzaak zouden
reproduceerbaar moeten zijn.
De manier van oculeren heeft gevolgen voor de manier waarop de ziekte zich gaat
ontwikkelen.
3
,OPDELING VAN MICROBIOLOGIE
Prionen zijn pathogene eiwitten (infectieuze
eiwitten) met een bepaalde opvolging. Die is
van belang voor de functie van het eiwit en de
afbraak ervan (wanneer bv. defecten optreden).
Een pathogeen eiwit is infectieus en zal andere
eiwitten ‘aansteken’ om ook infectieus te
worden. Deze pathogene eiwitten zijn stabiel en
moeilijk afbreekbaar. Dit kan ook in de
voedselketen terecht komen. Dier A bevat deze
pathogene eiwitten en wordt opgegeten door
dier B, waardoor dier B ook besmet wordt.
Gekke koeienziekte: zodra er een stabiele kristalvorm ontstaat zal alles wat er mee in
aanraking komt ook deze vorm aannemen. Het kristaleiwit zal een kettingreactie
veroorzaken waardoor er veel meer van gevormd worden, hersenweefsel werd aangetast.
Het voeding van rund: slachtafval van runderen werd verwerkt en in voeding gedaan.
Bevatte veel hersenen en via de darmen bij het eten werden deze kristallen ook niet
afgebroken, er werden veel runderen besmet. Komt ook in de voedingsketen van de mens
en was hier ook besmettelijk.
Is ook beschreven bij kippen. Als ze voeding krijgen afkomstig van andere kippen kunnen ze
ook symptomen krijgen. Ook bij mensen die kanibaal waren.
MICROSCOPISCHE TECHNIEKEN GEBRUIKT IN MICROBIOLOGIE
4
,Een bright-field microscope is een gewone lichtmicroscoop. Deze heeft weinig contrast, dus
als er iets helders onder ligt, is dit niet te zien. Om het probleem van heldere stalen onder de
lichtmicroscoop op te lossen, worden de stalen gekleurd, zodat er meer contrast is. Dit is
niet altijd mogelijk, bv. met bacteriën kun je dit niet doen, want die zullen dan dood gaan.
Gramkleuring: twee types bacteriën, positief en negatief.
De fluorescentie microscoop werkt met UV-licht. Een elektronenmicroscoop heeft een
betere resolutie.
Een donkerveld (dark field) microscoop heeft meer contrast.
De lichtbundel is zo gemaakt dat als er niks onder ligt, dat het
licht dan niet in het oculair valt (dus je ziet zwart). Als er wel
iets onder ligt, krijg je verstrooiing van het licht, waardoor het
wel in het oculair valt. Hierdoor kun je dingen die transparant
zijn, zien. Deze microscopen worden meestal gebruikt bij
spirocheten (dunne spiraalvormige bacteriën).
Bij fase-contrast microscopen wordt er zo met de fasen van het licht gespeeld dat ze elkaar
versterken of opheffen, door de golflengtes van het licht te veranderen. Het verstrooide licht
gaat door een preparaat, waardoor het licht een andere golflengte krijgt. Hierdoor loopt het
qua fase gelijk met het natuurlijke licht en elkaar zo versterkt of juist opheft.
- Dit is bakkersgist, 5 micrometer.
5
,GROOTTE EN MORFOLOGIE VAN MICRO-ORGANISMEN
- Millimeter kun je zien met het blote oog: bv je broodschimmel. Ook kun je zien als
bacteriën kolonies beginnen vormen. Slijmachtige etter kolonie.
- Micrometer gaat over individuele bacteriën.
- Nanometer is voor virussen. Antistoffen zijn 15-20 nanometer lang.
- Spirochaete kun je niet zien met een normale microscoop, daar heb je een dark field
voor nodig want hij is doorzichtig.
6
,- Een virus is geen cel! Het is een doosje waarin nucleïnezuur zit. Komt pas tot leven
wanneer het de cel binnenkomt. Obligaat intracellulaire parasieten.
- Er wordt een elektronenmicroscoop gebruikt om virussen te zien. Je kunt ze niet zien
met een lichtmicroscoop omdat deze beperkte golflengtes heeft, kleinere golflengtes
kun je niet onderscheiden.
7
,BIOLOGISCHE CLASSIFICATIE EN NOMENCLATUUR
TAXONOMIE
De praktijk en wetenschap van de orde classificatie van organismen in hiërarchische units
die taxa worden genoemd. Het bestaat uit identificatie, nomenclatuur en classificatie.
Taxonomie is belangrijk vanwege:
- Accurate identificatie van organismen
- Precieze naamgeving die een
efficiënte communicatie toelaten
- Het groepeert gelijkaardige
organismen op een manier dat het
mogelijk is om voorspellingen te doen
en hypotheses te maken met een
redelijke zekerheid, kijkend naar de
andere leden van dezelfde groep
Micro-organismen werden altijd geclassificeerd op basis van fenotype expressie (anatomie,
morfologie, fysiologie, metabolisme), tegenwoordig wordt het op basis van genotype
geclassificeerd (genotypische analyse). Het genoom kan direct worden gesequenteerd. Deze
vooruitgang heeft geleid tot een verhoogde reflectie van de fylogenetische relatie tussen
micro-organismen.
Hepatitis E bij de mens is een opkomende leverziekte die veroorzaakt wordt door een
infectie van het hepatitis E virus. Dit wordt via de faeces en/of oraal doorgegeven en het is
een zoönose. Het komt bv. ook voor bij vleesvarkens.
8
,INFECTIE EN IMMUNITEIT
Infectieuze ziekte = klinisch duidelijk ziektebeeld als gevolg van een infectie, aanwezigheid
en groei van pathogene biologische agentia in een gastheer organisme. In sommige gevallen
zijn infectieuze ziekte asymptotisch. Een infectie is niet gelijk aan een infectieuze ziekte!
Sommige infecties veroorzaken namelijk geen ziekten. Er zijn verschillende soorten
interacties tussen micro-organisme en gastheer:
- Infectiviteit = het vermogen van micro-organismen om een infectie te veroorzaken
- Pathogeniciteit = het vermogen van een micro-organisme om een infectieuze ziekte
te veroorzaken, oftewel pathologische of pathofysiologische veranderingen
toebrengen aan de gastheer.
- Virulentie = de mate van (graad) pathogeniciteit van een micro-organisme op basis
van de case fatality rate van een infectieuze ziekte en het vermogen om een
beschadigd weefsel van de gastheer te invaderen. Dit gaat over relatieve waarden.
- Opportunistische infecties = natuurlijke kiemen die voorkomen in de natuurlijke
flora van een individu en normaal gesproken geen problemen veroorzaken. Onder
bepaalde omstandigheden (bv. verzwakt immuunsysteem) kunnen deze toch
infectieus worden.
- Synergisme = staat een organisme toe om pathogeen te worden, terwijl die dat
normaal gesproken niet is
- Pathogene micro-organismen = micro-organismen die in staat zijn om een ziekte te
veroorzaken
Feline Infectieuze Peritonitis (FIP) kan respiratoir zijn of
intestinaal en dus in het laatste geval uitscheiding via faeces.
Het wordt veroorzaakt door het Feliene Corona virus. Er is
een natte en droge variant. Bij de natte variant zal er vocht in
het buikvlies terecht komen en zal de buik opzwellen. Bij de
droge variant worden ook andere organen aangetast.
Gele koorts wordt overgedragen via muggen.
Afrikaanse varkenspest (swine fever virus) wordt via teken overgedragen of door een ander
dier. Het virus blijft lang infectieus en kan zich goed verspreiden op die manier. Symptomen
van een besmet varken zijn koorts, gebrek aan eetlust, ontstoken oogslijmvliezen, rode huid,
(bloederige) diarree en braken.
9
, HEALTH AND DISEASE: BALANCE
Gezondheid gaat niet enkel over de aan-/afwezigheid van ziektekiemen. Het gaat om de
balans tussen gezondheid en ziekte. Hier spelen verschillende factoren een rol.
Zelfs als bacteriën, fungi of virussen succesvol weefsels binnendringen en een infectie
veroorzaken, is ziekte niet altijd het gevolg. Een infectie leidt dus niet per se tot ziekte.
Factoren die de gevolgen van een infectie beïnvloeden zijn:
1. De karakteristieken van het infectieuze agens
2. Omgevingsfactoren
3. Gevoeligheid van het geïnfecteerde dier.
Als de infectie niet snel wordt geëlimineerd, is een klinische ziekte of subklinische infectie
vaak het gevolg.
10
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper diergeneeskundemasterstudent. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €8,99. Je zit daarna nergens aan vast.