Samenvatting Begrippenlijst met formules en alle belangrijke gegevens van Economie Vandaag 2021
60 keer bekeken 5 keer verkocht
Vak
Internationale Economie
Instelling
Katholieke Hogeschool VIVES (VIVES)
Boek
ECONOMIE VANDAAG 2020
In deze begrippenlijst staan niet alleen begrippen, maar ook formules en heel veel andere informatie. Aan de hand van deze begrippenlijst weet u alles voor het examen economie, in het eerste jaar in de richting GBM aan Vives te Brugge.
Samenvatting Economie KMO-management jaar 1 semester 2 (2022)
Alles voor dit studieboek
(47)
Geschreven voor
Katholieke Hogeschool VIVES (VIVES)
Global Business Management
Internationale Economie
Alle documenten voor dit vak (5)
Verkoper
Volgen
lisadeconinck
Ontvangen beoordelingen
Voorbeeld van de inhoud
Hoofdstuk 0
Behoefte Het aanvoelen van een tekort en het streven om dit tekort te bevredigen.
Primaire of levensnoodzakelijke B. => Voeding, kleding en huisvestiging
Immateriële B. => onderwijs, ontspanning, geneeskundige verzorging
Collectieve of gemeenschappelijke B. => onderwijs, wegen, bejaardenzorg
Individuele B. => subjectiever
Middelen G & D waarover een consument beschikt om zijn behoeften te bevredigen.
Schaars middelen De hoeveelheid G & D zijn beperkt ten opzichte van de behoeften.
Behoeftebevredigheid G & D zijn nuttig omdat ze de behoeften van een mens bevredigen.
(=nut)
Economische principe De mens probeert zijn beschikbare middelen zo goed mogelijk in te zetten, zodat hij een maximale behoeftebevrediging bereikt.
Economie De studie van het menselijke streven naar bevrediging met behulp van schaarse middelen.
Welvaart De mate waarin de mensen met hun beschikbare goederen hun behoeften kunnen invullen.
Welzijn Het verwijst naar de materiële en immateriële tevredenheid.
Vrije goederen Niet-schaarse goederen, ze zijn in een grote hoeveelheid aanwezig in de natuur. Vb. lucht
Economische goederen Schaarse goederen, dat gaat over goederen (fiets) en diensten (bioscoopavond)
Zuiver individuele goederen => rivaliserend en uitsluitbaar Vb. fiets, pintje
Zuiver collectieve goederen => niet-rivaliserend en niet-uitsluitbaar Vb. politie
Quasicollective goederen => individuele goederen, sociale (Vb. school) en praktische (Vb. wegen)
Consumptiegoederen => bevredigen onmiddellijk de behoefte
Verbruiksgoederen => eenmaal behoefte vervullen Vb. brood
Gebruiksgoederen => verschillende keren die behoefte vervullen Vb. smartphone
Investeringsgoederen => gebruikt om andere goederen te produceren
Kapitaal- of productiegoederen => levensduur van ten minste één jaar Vb. machines, gebouwen
Vlottende investeringsgoederen => tijdens productieproces verwerkt of vernietig Vb. grondstoffen
Consumptie Het aankopen van G & D voor behoeftebevrediging zonder productiedoeleinden.
Productie Het toevoegen van een waarde aan economische goederen. Dat gaat gepaard met het verwerven van inkomen.
Productiefactoren De productie ontstaat door een samenwerking van Kapitaal, Arbeid, Natuur.
Omwegproductie Kapitaalgoederen dragen indirect bij tot de uiteindelijke behoeftebevrediging.
, Afgeleide productiefactor Dit is oorspronkelijk niet aanwezig en moet dus eerst gemaakt worden met de oorspronkelijke productiefactoren natuur en arbeid, en
met behulp van reeds eerder geproduceerde kapitaalgoederen. Dus dat is alles van kapitaal.
Inductieve methode Verwerkt een groot aantal feitelijke gegeven.
Deductieve methode Vertrekt van uit een algemeen beginsel waariot men nieuwe besluiten afleidt.
Ceteris-paribusclausule Een economische verschijnsel waarbij één element veranderd en derest constant blijft.
Micro-economie We bestuderen het gedrag van een individuele huishouding (Vb. gezinshuishouding of bedrijfshuishouding)
Meso-economie We bestuderen bepaalde huishoudingen (Vb. een bepaalde bedrijfssector)
Macro-economie We bestuderen alle bedrijven, alle gezinnen en alle overheishuishoudingen.
Hoofdstuk 1
Subsidies Geld dat je krijgt van de overheid.
Preferenties Voorkeuren die de consumenten hebben voor bepaalde producten (gezinssituatie, sociale klasse, religie, woonplaats, nationaliteit,
persoonlijkheid)
Bandwagoneffect Mensen kopen dingen omdat ze erbij willen horen (mode)
Snobeffect Mensen kopen dingen omdat het exclusief is, niemand heeft dat.
Eerste wet van Gossen Naarmate men meer beschikt over een aantal eenheden van een bepaald goed, daalt het nut dat de laatste eenheid aan het totale nut
of de wet van het toevoegt.
dalend grensnut Vb. Iemand die dol is op nieuwe haring, zal tijdens het eten van zijn lievelingsconsumptie het meest zijn behoefte bevredigen met
de eerste haring. Bij het eten van de volgende vissen neemt zijn behoeftebevrediging af.
Marginale nut of Het nut van de laatst toegevoegde eenheid.
grensnut
Vraagcurve Welke hoeveelheid van een goed dat de consument bereid is te kopen tegen een bepaalde prijs.
Dalende vraagcurve Negatief verband tussen hoeveelheid en prijs. (ceteris paribus)
Beweging langs de curve: Verschuiving van de curve:
=> Gevolg van een prijswijziging => Gevolg van een verandering van inkomen
=> Gevolg van een prijswijziging => Gevolg van prijs andere G Complementaire (V1↑= V2↑) &
Substituteerbare G
=> Gevolg van een prijswijziging => Gevolg voorkeur consument veranderd
Collectieve of De totale hoeveelheid van een bepaald goed die alle consumenten vragen tegen een reeks prijzen.
, marktvraagcurve
Elasticiteit van de vraag Verhoudingsgetal tussen de procentuele verandering van de gevraagde hoeveelheid en de procentuele verandering van de prijs van een
goed.
Prijselasticiteit (oorzaak P veranderd)
± % van Q
Ev = =
± % van P
=> Prijselastische vraag (sterk) Ev = tussen – oneindig en -1 of tussen 1 en + oneindig hoe prijselastischer hoe vlakker de curve
=> Prijsinelastische vraag (zwak) Ev = tussen -1 en 1 behalve 0 hoe prijsinelastischer hoe steiler de curve
Kruiselingse prijselacticiteit (oorzaak P veranderd invloed op 2 producten)
± % van Qx
Ek = = Met y altijd het product waarvan de prijs veranderd
± % van Py
=> Subtituteerbare goederen dus Ek = +
=> Complementaire goederen dus Ek = -
=> Onafhankelijke goederen dus Ek = 0
Inkomenselasticiteit
± % van Q
EY = Met Y het inkomen
± % vanY
Q0
Budgetaandeel (BA) =
Y0
=> Inferieure goederen dus EY = negatief
=> Inkomensinelasticiteit (zwak) EY = tussen 0 en 1
=> Inkomenselasticiteir (sterk) EY = meer dan 1
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper lisadeconinck. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €4,69. Je zit daarna nergens aan vast.