Introductie in de Klinische Neuropsychologie
Hoorcollege 1 Introductie en overzicht
Mind-body probleem = werking van de hersenen uitdrukken in termen
van cognitieve functies
• Cognitieve functies > geheugen, motoriek, waarnemen, taal
(semantische begrippen)
Ventrikeltheorie (4e-16e eeuw na Christus); bepaalde vloeistoffen die
aanwezig zijn zorgen voor een specifiek humeur/mentale toestand
Frenologiekaarten Gall 1758; functies van de hersenen linken aan de
grootte = lokalisatie = voorbeeld is ‘het hebben van een
wiskundeknobbel’
Huidig inzicht
Alle gedrag wordt gemedieerd door de hersenen
• Sommige stoornissen zijn vanuit specifieke onderdelen te verklaren =
lokalisatie
> Niveaus van lokaliseren; brein, kwabben, modules, netwerken,
verbindingen, cellen, neurotransmitters
• Sommige stoornissen zijn vanuit globaal disfunctioneren van de
hersenen te verklaren = holisme
Benaderingen met betrekking tot neuropsychologie
1. Cognitieve psychologie = kenvermogen; wetenschap op zoek naar
algemene wetmatigheden om eventueel van daaruit individueel
gedrag te verklaren
• Manier om dit te doen is experimenten uitvoeren…
> Ponzo illusie
> Stroop effect
Perceptie is het reconstrueren van de werkelijkheid en is dus niet altijd
correct, maar wel het meest efficiënt
Subtractiemethode = meten van werkgeheugen/mentale flexibiliteit door
middel van een test
Beperkingen; verschilscore is minder betrouwbaar dan de afzonderlijke scores
2. Cognitive neuroscience
Kijkt naar hersenactiviteit door middel van brain imaging technieken =
onderzoek structuur en functioneren van het brein
Verschillende technieken zijn te ordenen in…
> Temporele resolutie = hoog; meten in milliseconden, laag; meten in
seconden of minuten
> Spatiële resolutie = ruimtelijk; waar in de hersenen vindt activiteit plaats >
hoog; nauwkeurig in millimeters, laag; minder nauwkeurig in centimeters
,Autopsie en de klinische methode
Autopsie was vroeger de enig beschikbare manier van onderzoek >
disfunctioneren van de patiënt zo nauwkeurig mogelijk onderzoeken en
beschrijven
Klinische methode is toe te passen door neuropsychologen hedendaags
In vivo beeldvorming van hersenactiviteit = levend in de hersenen
kijken PET, fMRI, EEG, MEG
Een MRI maakt een meer gedetailleerd plaatje dan een
CT-scan Anatomische MRI; verschillende contrasten
mogelijk
PET Positron Emission Tomography
• Hersengebieden moeten voorzien worden van zuurstof > zuurstof is
nodig waar meer doorbloeding plaatsvindt
• Door middel van licht radioactief water in te nemen is er te zien
waar deze doorbloeding plaatsvindt
• Redelijke spatiële resolutie, slechte temporele resolutie
fMRI Functional magnetic resonance imaging
• Hart pompt zuurstof vrij naar de hersenen, in de haarvaten wordt
zuurstof opgenomen, hoe actiever de hersenen, hoe meer zuurstof
nodig = verhoging van bloedtoevoer
• Verhouding zuurstofrijk/zuurstofarm bloed wordt gemeten > het
BOLD signaal = Blood Oxygenation Level Dependent Signal
• Hoge spatiële resolutie, redelijke temporele resolutie
> Beperkingen; hersenen zijn altijd actief, het kan dus alleen
relatieve veranderingen in fysiologische activiteit meten,
oplossing = cognitieve
substractie
> Ieder brein is verschillend, normalisatie is nodig
> Activiteit in gebied F tijdens het uitvoeren van taak X wil niet zeggen
dat gebied F essentieel is voor de uitvoer van taak X
,EEG Electroencephalography
= gemiddelde elektrische activiteit gemeten via elektroden op de
schedel om algemeen toestand van hersenen te meten
ERP Event-related potentials
• Meting van elektrische activiteit gekoppeld aan een stimulus
• Omdat één meting teveel ruis bevat wordt er over vele
proefbeurten (trials) gemiddeld zodat de ruis verwijderd wordt
• Hoge temporele resolutie, slechte spatiële resolutie
MEG Magneto-Encefalografie = combinatie MRI en EEG
Registreert bronnen doordat deze een magnetisch veld
genereren
3. Cognitieve neuropsychologie
Bestuderen van patiënten met specifieke uitval (globale achteruitgang),
‘experiments of nature’ om zo meer te weten te komen over cognitieve
processen bij gezonde mensen
• Gaat vooral over case studies waarbij enkele dissociaties (= prestatie
op taak A intact, maar op taak B niet) en dubbele dissociaties
(Teuber) (= twee patiënten
met een tegenovergestelde enkele dissociatie) belangrijk zijn >
vergelijken van mensen met deze patronen, welke hersengebieden
zijn beschadigd? Wat is de relatie?
Hoe ontstaat hersenletsel?
, lOMoARcPSD|14840171
Hoorcollege 2 De neuropsychologische praktijk
Klinische neuropsychologie = niet aangeboren hersenletsel NAH; het brein heeft
een normale ontwikkeling doorgemaakt, cognitieve functies hebben zich
ontwikkeld, maar door trauma/ziekte/etc. kan er schade ontstaan
= toegepaste wetenschap waarin onderzoek verricht wordt bij patiënten ten
behoeve van de individuele gezondheidszorg; doel is zorgverbetering
Klassieke neuropsychologie
De functie van een hersengebied kan worden bepaald door een groep patiënten
met een laesie in dit gebied te onderzoeken > het patroon van intacte en
aangedane functies in deze groep zegt ons iets over de functie van het gebied;
vooral groepsstudies
Laesie overlap analyse = van een groep patiënten met uitval van een specifieke
deelfunctie worden de MRI’s of CT’s genormaliseerd en gemiddeld; vooral
onderzoek naar cognitieve deelfuncties
> Is er een relatie tussen een functie en een hersengebied? Nuttig, omdat het
ons helpt gedrag te verklaren
Onafhankelijke variabelen: syndroom (afhankelijk van laesie locatie?),
symptoom, laesie locatie
Voorbeeld
Functie F is gestoord bij een patiënt met een laesie in gebied X…
1. Er valt voorzichtig te concluderen dat gebied X van belang is voor functie F
2. Je kunt niet concluderen dat functie F gelokaliseerd is in gebied X
3. Je kunt niet concluderen dat gebied X ervoor dient om functie F uit te voeren
Gedragsfunctie = complex functioneel systeem, opgebouwd uit verschillende
componenten, die elk door verschillende gebieden van de hersenen gemedieerd
worden
Dubbele dissociatie
Disconnectietheorie = beschadiging van hersengebied y is niet verantwoordelijk is
voor uitval van functie x
Pluripotentialiteit = een bepaald hersengebied is bij meerdere cognitieve
functies betrokken Diaschisis = een laesie op de ene plaats kan invloed hebben
op de functionaliteit van een ander intact gebied
Elke cognitieve functie > een parapluterm
Voorbeeld is het geheugen; verschillende stadia, geheugensystemen en dus veel
factoren van invloed
Neuropsychologische diagnostiek
Vraagstellingen gericht op problemen in het gedrag in relatie tot
hersendysfuncties > gericht op analyse van problemen/klachten van individuele
personen (n=1)
Voorbereiding, onderzoek en evaluatie/rapportage