Inleiding Privaatrecht
Aantekeningen bij de hoorcolleges
Eerste deel: inleiding in het verbintenissenrecht en het contractenrecht
Eerste hoorcollege - inleiding en bronnen van verbintenissen
Houd de Canvaspagina van het vak goed in de gaten! Voor het vak heeft men een onbeschreven wetten-
bundel 2021-2022 nodig, evenals de boeken van Brahn en Reehuis en Nieuwenhuis. Daarnaast behoort
de student per week een aantal losse artikelen, wetsbepalingen en jurisprudentie te lezen die hij of zij
zelf dient op te zoeken.
De cursus is opgesplitst in vier vakgebieden:
1. Het eerste gedeelte is een inleiding in het verbintenissen- en contractenrecht. Voor dit onderdeel
worden zowel hoor- als werkcolleges verzorgd.
2. In het tweede gedeelte houdt men zich bezig met het goederenrecht (hierbij zijn kennisclips naast
de hoor- en werkcolleges van toepassing; bekijk deze voorafgaande aan het werkcollege). Dit onder-
deel zal worden afgesloten met een synthesecollege van meneer Wibier.
3. Het aansprakelijkheidsrecht zal in het derde gedeelte aan de orde komen. Bij dit onderdeel zullen
zoals bij de eerdere onderdelen hoor- en werkcolleges worden verzorgd.
4. Het vak zal worden afgesloten met het personen- en familierecht (waarbij naast hoorcolleges gege-
ven door meneer Sumner ook een Q&A-sessie zal worden verzorgd; er zullen geen werkcolleges
plaatsvinden bij dit onderdeel).
Mocht je deelnemen aan het online werkcollege dan is het belangrijk om te weten dat het college zich
toelegt op de stof van de week ervóór.
Het privaatrecht is een belangrijk onderdeel van het recht dat op zijn beurt is opgedeeld in (onder ande-
re) het contractenrecht, het goederenrecht, het aansprakelijkheidsrecht en het personen- en familie-
recht. Het recht kan omschreven worden als alle regels zoals wetten die op een bepaald moment (tijd-
stip) in een bepaald land gelden en die hun oorsprong en toepassing vinden in de context. Het recht
heeft werking in een bepaalde context (wordt onder andere beïnvloed door de normen, de ideeën en
de opvattingen die in een samenleving leven): dit wordt ook wel aangeduid met de term contextualisme.
o Het recht kan worden opgedeeld in objectief en subjectief recht. De eerste term verwijst naar het
geldende recht, het geheel van regels vastgelegd in de wetgeving van een bepaald rechtsgebied.
Aan al deze regels kan men rechten ontlenen. De tweede term vloeit voort uit de eerste en gaat
over een aan iemand toekomende bevoegdheid (zoals een eigendoms- of vorderingsrecht).
Het privaatrecht regelt de verhoudingen tussen personen, oftewel tussen burgers onderling. Het is een
overkoepelend begrip dat veel deelrechtsgebieden bevat. Het wordt bovendien scherp onderscheiden
van staats- en bestuursrecht en strafrecht die onder het publiekrecht vallen.
o Als een fietser per ongeluk een ander aanrijdt en deze botsing heeft ernstig letsel tot gevolg, onder
welk recht valt dit voorval dan? Het strafrecht of het privaatrecht? In dit geval kan het zowel een
strafrechtelijk als privaatrechtelijk component bevatten. Als de situatie zo ernstig is dat er wezen-
lijke schade is toegebracht aan een ander kan degene die fout zit een onrechtmatige daad (zie art.
6:162 BW) worden toegerekend. In andere gevallen is er voornamelijk sprake van privaatrecht (en
met name van het aansprakelijkheidsrecht). Andere privaatrechtelijke voorbeeldvragen zijn:
• Hoe komt een overeenkomst tot stand?
• Moet de buurman zijn overhangende boom weghalen?
• Wie is de eigenaar van een bepaald gebouw (of van data in de cloud)?
• Hoe kan ik mijn huis verkopen en overdragen aan een ander?
• Maak ik inbreuk op een auteursrecht door foto’s van anderen te gebruiken (bijvoorbeeld in een
PowerPoint-presentatie)?
1
, Zie de PowerPoint-presentatie voor een aantal concrete voorbeelden van overeenkomsten of van
gevallen waarbij sprake is van een overeenkomst, denk onder andere aan zakelijke contracten en
geneeskundige behandelingsovereenkomsten, maar ook aan reisovereenkomsten, verzekerings-
recht en consumentenkoop.
Uit de rechtsbronnen vloeien rechtsregels voort, regels die behoren tot het positieve recht. Een aantal
erkende (formele) rechtsbronnen zijn:
o Wetten (en de daarbij behorende parlementaire geschiedenis).
• Boek 9 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is voor nu verwaarloosbaar. Deze is nog onderhevig
aan veranderingen en wordt waarschijnlijk pas later toegevoegd.
• Naast het BW is ook de Faillissementswet van belang, evenals het Wetboek Burgerlijke Rechts-
vordering en de Auteurswet. Deze maken ook onderdeel uit van het privaatrecht.
o Uitspraken van rechters (dit wordt ook wel aangeduid met rechtspraak of jurisprudentie).
o Het ongeschreven gewoonterecht. Er zijn tal van wetten die misschien niet zijn opgeschreven of
verwerkt in wetten, maar die zeker wel gezag hebben en bepalend kunnen zijn in een zaak of casus.
o Europese en internationale richtlijnen en verdragen; deze gaan uiteindelijk deel uitmaken van het
nationale rechtssysteem. Nationale wetten kunnen ook worden aangepast wanneer ze niet in over-
eenstemming verkeren met deze verdragen.
Maar denk ook aan de volgende bronnen:
o Wetenschappelijke literatuur, contracten (contractvrijheid is zeer belangrijk binnen het privaatrecht
en staat los en vormt een uitzondering op het dwingende recht) en de algemene voorwaarden.
Het BW heeft een gelaagde structuur: deze structuur werkt van algemeen naar bijzonder. Zo geeft Boek
3 meer informatie over de rechtshandeling, waarna Boek 6 ingaat op de overeenkomst (algemeen) en
Boek 7 zich vervolgens toespitst op de (bijzondere) koopovereenkomst. Wanneer men een dergelijke
koopovereenkomst wil sluiten, zal men daarom alle drie deze Boeken moeten raadplegen. Let op: schrijf
niet in de wettenbundels! Het gebruik van tabjes en markeringen is wel toegestaan.
Het privaatrecht bestaat uit het personenrecht en het vermogensrecht (algemeen; aanwezig in Boek 3).
Het personenrecht is vervolgens opgebouwd uit onder andere het personen- en familierecht (te vinden
in Boeken 1 en 4) en het rechtspersonenrecht (opgenomen in Boek 2). Het vermogensrecht is op zijn
beurt opgedeeld in het verbintenissenrecht (verdeeld over Boeken 6, 7, 7a en 8) en het goederenrecht
(te vinden in Boek 5). Het verbintenissenrecht is ten slotte opgebouwd uit het contractenrecht en het
aansprakelijkheidsrecht.
o Wat is het verschil tussen het verbintenissenrecht en het goederenrecht? Het eerste recht gaat over
de verhouding tussen twee of meer personen. Het gaat hierbij om relatief recht: men roept iets in
ten opzichte van een ander persoon. De rechten en verplichtingen van partijen (verbintenissen) zijn
bovendien tot stand gekomen door middel van een verbintenis. Het goederenrecht daarentegen
gaat over de verhouding van personen tot goederen. Het gaat hierbij om een absoluut recht, een
recht dat ten opzichte van iedereen kan worden gehandhaafd. Hierbij is belangrijk om in acht te ne-
men dat zaken voor menselijke beheersing vatbare stoffelijke objecten zijn (zie art. 3:2 BW). Hoewel
de verschillen duidelijk zichtbaar zijn, zijn het verbintenissen- en het goederenrecht toch onlosma-
kelijk met elkaar verbonden; in veel verbintenissen staat namelijk een goed ter discussie.
Wat is een verbintenis? Een verbintenis is een vermogensrechtelijke rechtsbetrekking tussen twee of
meer personen (oftewel rechtssubjecten en natuurlijke personen), op grond waarvan de één een recht
heeft op een prestatie (het rechtsobject; dit kan een zaak of goed zijn), waartoe de ander verplicht is
die te verrichten. Een verbintenis kan zowel uit een overeenkomst als uit de wet (of het stelsel van de
wet) voortvloeien.
o Bij de verkoop van bijvoorbeeld een fiets draait het om relatief recht. Volgens art. 3:37 lid 1 BW kan
de overeenkomt in bepaalde vormen worden besloten (dit noemen we ook wel vormvrijheid). Zo
kan een contract ook mondeling worden besproken. ‘Tenzij anders bepaald’ verwijst hier dan naar
de bepaling dat een overeenkomst in bepaalde gevallen wel schriftelijk (of onder leiding van bepaal-
de handelingen) moet worden vastgelegd. De betekenis van een overeenkomst staat bovendien
2
, vermeld in art. 6:213 lid 1 BW: een overeenkomst in de zin van deze titel is een meerzijdige rechts-
handeling, waarbij een of meer partijen jegens een of meer andere een verbintenis aangaan.
• Waar ben ik als verkoper toe verplicht en waar heb ik recht op? Als verkoper ben ik verplicht tot
afgifte van de fiets en heb ik recht op de koopsom.
• Waar ben ik als koper toe verplicht en waar heb ik recht op? Als koper ben ik verplicht tot beta-
ling van de koopsom en heb ik recht op het gebruik en eigendom van de fiets.
Een rechtsfeit is een feit waar het objectieve recht een rechtsgevolg aan koppelt. Het gaat hierbij niet
alleen om rechtshandelingen (zoals de overeenkomst waar de wil is gericht op totstandkoming van een
rechtsgevolg), maar ook om feitelijke handelingen en blote rechtsfeiten. Een voorbeeld van een rechts-
feit is een onrechtmatige daad (het slachtoffer heeft in dit geval recht op schadevergoeding als rechtsge-
volg) waarbij een verbintenis uit de wet ontstaat. Het feit dat een verbintenis ontstaat uit de onrechtma-
tige daad is neergelegd in art. 6:162 BW (het objectieve recht).
o Het tekenen van een contract is een rechtsfeit: hier is een beoogd rechtsgevolg aan verbonden, na-
melijk het sluiten van een overeenkomst. Door een overeenkomt zwart op wit vast te stellen, zullen
onduidelijkheden minder vaak optreden.
o Het scannen van producten in een supermarkt is ook een rechtsfeit. In dit geval sluit men een koop-
overeenkomst af met de desbetreffende supermarkt en hier zijn rechtsgevolgen aan gekoppeld.
o Wanneer men schade toebrengt aan een ander zijn hier onmiddellijk rechtsgevolgen aan verbonden
volgens de wet (namelijk onrechtmatige daad): je bent verplicht om de schade te vergoeden, mits
aan alle vereisten is voldaan. Het is belangrijk hierbij in de gaten te houden dat het rechtsgevolg
niet is beoogd door de dader, maar dat het rechtsgevolg wordt afgedwongen door het strafrecht.
Wanneer is een rechtsfeit geen rechtshandeling? Een rechtsfeit hoeft niet altijd in de vo rm van een
rechtshandeling te komen! Deze kan ook in de vorm van een feitelijke handeling, een rechtmatige daad
of een bloot rechtsfeit komen.
Wat zijn de bronnen van verbintenissen?
o De overeenkomst is een belangrijk voorbeeld van een verbintenis die voortvloeit uit de wet. Dit is
opgenomen in Boek 6 BW, titel 6.5 Overeenkomsten in het algemeen (art. 6:213 BW).
o Art. 6:1 BW vermeldt dat een verbintenis slechts kan ontstaan indien deze uit de wet voortvloeit.
Echter, wanneer een geval niet expliciet wordt vernoemd in de wet, dan mag een beslissing tot be-
noeming van een verbintenis ook voortvloeien uit wel in de wet geregelde gevallen en het stelsel
van de wet: dit noemen we het beperkt open systeem van het verbintenissenrecht (deze gedachte
werd onder andere verwoord in het arrest Quint/Te Poel).
Het arrest van de Hoge Raad betreffende Quint/Te Poel (30 januari 1959, NJ 1959, 548) leidde tot de
volgende uitspraak: ‘Indien de wet geen regeling voor het geval kent moet er een oplossing worden ge-
zocht die past in het stelsel van de wet en die aansluit bij wel in de wet geregelde gevallen’. Aannemer
Quint had winkelpanden gebouwd in opdracht van Hubertus te Poel, maar laatstgenoemde kon de kos-
ten niet meer betalen. Nu bleek dat de grond (en daarmee de panden, volgens art. 5:20 BW over natrek-
king) op naam van Heinrich te Poel stonden en Quint besloot daarom ook verhaal en schadevergoeding
te halen bij deze Te Poel. Deze zaak speelt zich af rond de kwestie van onrechtmatige verrijking (een be-
grip dat destijds geen algemene regeling kende). Art. 6:212 lid 1 BW luidt als volgt: ‘Hij die ongerecht-
vaardigd is verrijkt ten koste van een ander, is verplicht, voor zover dit mogelijk is, diens schade te ver-
goeden tot het bedrag van zijn verrijking.’ Ongerechtvaardigde verrijking is volgens art. 6:212 lid 1 BW
een rechtmatige daad en dus ook een rechtsfeit. Onafhankelijk van de daarop gerichte wil ontstaan zo
verbintenissen wanneer aan de vereisten van het artikel is voldaan. In het onderhavige arrest slaagde
het beroep echter niet, maar het arrest blijft een belangrijk voorbeeld voor de verbondenheid van het
goederenrecht en het verbintenissenrecht, die beide onderdeel van het vermogensrecht zijn.
Tweede hoorcollege - totstandkoming van overeenkomsten
3
, Voor het tentamen zijn de arresten van groot belang, maar tijdens de werkcolleges leer je hoe je deze
op een effectieve manier kunt lezen: wat is belangrijk om te weten van een arrest en hoe lees je een ar-
rest op een gerichte manier?
De overeenkomt is de belangrijkste bron van verbintenissen. Een overeenkomst (volgens art. 6:213 lid
1 BW) in de zin van deze titel is een meerzijdige rechtshandeling, waarbij één of meer partijen jegens
één of meer andere partijen een verbintenis aangaan.
o Een obligatoire overeenkomst is een rechtshandeling en vereist twee componenten, namelijk een
wil en een verklaring. Twee overeenstemmende wilsverklaringen (vanuit zowel de aanbieder als de
aanvaarder) doen uiteindelijk een overeenkomst ontstaan en dit toont het verbintenisscheppende
karakter van de overeenkomst aan. Maar let op: niet iedere overeenkomt is verbintenis scheppend!
Bij een rechtshandeling is een rechtsgevolg beoogd; dit is niet het geval wanneer een verbintenis voort-
vloeit uit een onrechtmatige daad (dan volgt uit de wet een rechtsgevolg waar de partij zich aan dient
te houden, ongeacht of hij het hier mee eens is). Zoals al aangegeven, kan een overeenkomst uit twee
rechtsfeiten ontstaan, namelijk een feitelijke handeling en een rechtshandeling (zie art. 3:33 BW).
o Een feitelijke handeling kan ofwel een onrechtmatige daad (volgens art. 6:162 BW), ofwel een recht-
matige daad zijn; in beide gevallen is het rechtsgevolg niet beoogd.
o Bij een rechtshandeling is het rechtsgevolg daarentegen wél beoogd door middel van zowel een wil
als een verklaring. Er zijn hierbij twee rechtshandelingen te onderscheiden: een eenzijdige en een
meerzijdige (rechtshandeling of overeenkomst).
• Bij een eenzijdige rechtshandeling is maar één persoon betrokken, terwijl bij een meerzijdige
rechtshandeling meerdere personen noodzakelijk zijn bij het tot stand brengen van een over-
eenkomst (er is namelijk sprake van aanbod en aanvaarding volgens art. 6:217 BW en de twee-
deling maakt de aanwezigheid van meerdere personen noodzakelijk). Een eenzijdige rechtshan-
deling kan tenslotte nog gericht of ongericht zijn.
▪ Een gerichte eenzijdige rechtshandeling (zoals het opzeggen van de huur) is gericht tot één
ander persoon, terwijl een ongerichte eenzijdige rechtshandeling (zoals het opstellen van
een testament niet is gericht tot een bepaald persoon (of tot meer bepaalde personen).
Wat voor type rechtshandeling is het sluiten van een huurovereenkomst? Dit is een meerzijdige rechts-
handeling; er zijn namelijk twee partijen betrokken (de huurder en de verhuurder) die beiden een wil
en een verklaring afleggen waarna een overeenkomst tot stand komt. Wat voor type rechtshandeling is
het opzeggen van de huur? Dit is een gerichte, eenzijdige rechtshandeling: één partij richt zich tot een
andere partij, maar er is maar één persoon (of partij) nodig om het gevolg tot stand te laten komen.
Het arrest van de Hoge Raad betreffende Baris/Riezenkamp stelt dat men rekening dient te houden met
de gerechtvaardigde belangen van de ander. Er kan namelijk sprake zijn van een wilsgebrek (we spreken
dan ook wel van een dwaling in de precontractuele fase).
Er zijn vier leidende beginselen binnen het contractenrecht.
1. Door middel van contractsvrijheid (afgeleid van het autonomiebeginsel, het hangt namelijk af van
de autonomie van het individu) mag men zelf bepalen met wie men een contract wil afsluiten, welke
inhoud dit contract mag hebben en op welk tijdstip dit contract zal worden afgesloten.
• De juridische strijd tussen Epic Games en Apple omtrent de Fortnite-app werpt de vraag op of
Epic Games als app-aanbieder vrij is om een overeenkomst af te sluiten met wie dit bedrijf maar
wil. In de praktijk blijkt dit niet het geval te zijn, want Epic Games is toch wel enigszins afhankelijk
van de belangrijke marktpartij Apple voor het bereiken van nieuwe klanten. Apple zou door het
instellen van een hoge commissie dus misbruik kunnen maken van zijn grote marktaandeel.
• Contractsvrijheid in tijden van de corona-maatregelen werpt de vraag op of private partijen mo-
gen eisen dat iemand is gevaccineerd tegen Covid-19, of is getest voordat hij of zij een wedstrijd
of ander evenement mag bezoeken. Er zijn een aantal clausules die betrekking hebben op de
pandemie: ‘Partijen verklaren over en weer dat de gevolgen van het coronavirus een omstandig-
4