1. de relatie tussen nature en nurture in de ontwikkeling beschrijven
2. uitleggen welke methodes worden gebruikt om de invloed van genen en de
omgeving te beschrijven
3. beschrijven welke factoren de prenatale ontwikkeling beïnvloeden en deze kennis
kunnen toepassen
4. uitleggen hoe de mentale staat van de moeder invloed heeft op de foetus, en op de
latere ontwikkeling en deze kennis kunnen toepassen
5. de rol van genen en ervaring in de ontwikkeling van het brein uitleggen
6. beschrijven van de belangrijkste processen in de ontwikkeling van het brein o.a.
tijdens foetale ontwikkeling en puberteit en uitleggen hoe deze samenhangen met
gedrag
Belangrijke termen
Fylogenese: ontstaan van een soort (evolutie)
Ontogenese: ontwikkeling van een individu
Genotype: unieke set genen van een individu
Fenotype: observeerbare kenmerken
Mytose: celdeling van autosomen (“gewone cellen”).
Meiose: celdeling van gameten (geslachtscellen).
Zygote: bevruchte eicel
Epigenetica: het reguleren van genen zonder structuur aan te tasten,
dus . ook imprinten. Kan ook weer terug.
Imprinting: aan of uit zetten van genen
Homozygoot: met dezelfde allel (BB/bb)
Heterozygoot: met verschillende allel (Bb)
Dominant, recessief en co-dominant (bloedgroep AB)
2
,Epigenetica – imprinting
Doel: normale ontwikkeling in verschillende omgevingen mogelijk maken.
Soms gaat t mis…
Brein is erg gevoelig.
Genen vs omgeving
Nativisme vs Behaviorisme
Meeste ontwikkelingspsychologen zitten ergens in het midden, tussen de twee
extremen.
Nature: genen bepalen het gedrag. Persoonlijkheidskenmerken en vaardigheden
zitten in onze ‘natuur’ en zijn dus aangeboren.
Nurture: de omgeving, opvoeding en ervaringen bepalen het gedrag. We zijn
grootgebracht (‘nurtured’) om ons op een bepaalde manier te gedragen.
Kwetsbaarheid en omgeving
Optimale ontwikkeling wanneer genen en omgeving op elkaar zijn afgestemd.
Genen - samenvatting
3
, Genen zijn dwingend om tot de goede soort te komen.
o Structureel en regulatoir
Genen geven flexibiliteit voor omgevingsinvloeden: plasticiteit.
o Bijv. Het aanleren of afleren van iets.
Genen interacteren, wat belangrijker is dan hun aanwezigheid.
o Interactie dus ook met de omgeving.
Spontane mutaties, goed of kwaad, direct of indirect.
Problemen op Y hebben effect op jongens
Problemen op X ook vaker effect op jongens, omdat de andere X het bij meisjes
overneemt
H6 – Embryonale ontwikkeling
Kiemperiode
4
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper Gullten. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €6,48. Je zit daarna nergens aan vast.