Inhoudsopgave
Hoofdstuk 1 blz. 2
1.1 blz. 2
1.2 + 1.3 blz. 3
1.4 blz. 4
1.5 blz. 5
Hoofdstuk 2 blz. 6
2.1 + 2.2 + 2.3 blz. 6
2.4 + 2.5 + 2.6 blz. 7
2.7 + 2.8 blz. 8
Hoofdstuk 3 blz. 9
3.1 + 3.2 + 3.3 + 3.4 blz. 9
3.5 blz.10
3.6 + 3.7 + 3.8 blz.11
Hoofdstuk 4 blz.12
4.1 + 4.2 + 4.3 blz.12
4.4 + 4.5 + 4.6 blz.13
4.7 + 4.8 blz.14
4.9 blz.15
4.10 blz.16
4.11 + 4.12 + 4.13 + 4.14 blz.17
Hoofdstuk 12 blz.18
12.1 + 12.2 + 12.3 + 12.4 + 12.5 blz.18
1
,Hoofdstuk 1
1.1 Een organisatie is een hulpmiddel om iets te bereiken. Om de doelen te bereiken werk je meestal
samen, dan kun je namelijk fysieke kracht en denkkracht bundelen en taken verdelen. Een
organisatie is dus een doelgericht samenwerkingsverband. Organisaties, doelen en
werkmethoden zijn ideeën, ze zijn niet tastbaar en niet concreet. Je kunt er dus lastig een goed
beeld bij krijgen. Aantal samenwerkende mensen + beschikbare middelen = organisatiedoelen.
Het woord organisatie is de algemene, brede term die te gebruiken is voor alle mogelijke
doelgerichte samenwerkingsverbanden. Het woord instelling verwijst naar het feit dat er ooit iets
is opgericht met een specifiek doel. Het woord inrichting verwijst ook naar het doel, het is zo
ingericht of georganiseerd dat het doel bereikt kan worden.
Doelstelling Sociaal-cultureel Museum
Economisch Bedrijf
Politiek Politieke partij
Maatschappelijk Ziekenhuis
Staatsrechtelijk Gemeente
Hulpmiddelen/financiering Commercieel Commercieel bedrijf
Maatschappelijk Museum
Grootte Klein Peuterspeelzaal
Groot Philips NV
Leeftijd Jongen Partij voor de Dieren
Oud Volkspartij voor Vrijheid en
Democratie
Complexiteit Eenvoudig Roeivereniging
Complex Mitsubishi
Invloed van Horizontaal Patiëntenvereniging
medewerkers/leden
Verticaal Het leger
Rechtsvorm Nv, bv, vof Commercieel bedrijf
Stichting Stichting voor maatschappelijk
werk
Vereniging woningbouwvereniging
De organisatiestructuur: vooral kleine organisaties zijn meestal eenvoudig en overzichtelijk, grote
organisaties zijn vaak zeer complex. Een organisatie met één team en één teamleider is
eenvoudig. Een organisatie met veel vestingen en onderafdelingen is complex.
De invloed van medewerkers: in een horizontale organisatie is iedereen ongeveer gelijk, in een
verticale organisatie heb je directeuren, lagere chefs en uitvoerend personeel.
De rechtsvorm: de rechtsvorm regelt onder andere de mate van aansprakelijkheid van de
eigenaren en bestuurders van de organisatie. Voor commerciële bedrijven heb je de nv =
naamloze vennootschap, bv = besloten vennootschap en de vof = vennootschap onder firma.
2
, Voor ideële organisaties heb je de stichting en de vereniging. Een rechtspersoon is een
organisatie die kan optreden alsof het een natuurlijke persoon is. instellingen kunnen een breed
of smal takenpakket hebben, ze kunnen taken ook afstoten, kwijtraken of overnemen.
1.2 Profitorganisaties zijn ondernemingen die goederen of diensten verkopen aan klanten met het
doel er winst aan over te houden. Bij commerciële dienstverlening staat de relatie met de klant
centraal. De diensten komen namelijk al werkend tot stand, toegespitst op de wensen en de
situatie van de klant. In plaats van reclame is wederzijdse informatie over wensen en
mogelijkheden belangrijk. Daartegenover heb je ondernemingen. Die produceren goederen en
diensten, er is echter geen directe band tussen producent en klant. Door marktanalyses kent de
producent de wensen van klantencategorieën en via reclame wordt de klant ertoe verleid die
producten te kopen. Een dienstverlenende organisatie is een duurzaam samenwerkingsverband
van mensen en middelen dat als gemeenschappelijk doel heeft diensten te verlenen aan klanten
die daar behoefte aan hebben. Bij een monopolie beheerst één ondernemer de markt. Bij een
oligopolie worden een aantal producten door slechts een aantal grote aanbieders aangeboden.
Zij houden elkaars prijzen en producten nauwgezet in de gaten en maken soms prijsafspraken en
verdelen de markt. Dit geldt vooral voor brandstof, energie en openbaar vervoer. De overheid
kadert de markt in om te verhinderen dat de productie ons allen schaadt door milieuvervuiling,
of dat de klant oneerlijk wordt behandeld of dat de werknemers in een slechte arbeidsomgeving
moeten werken. Daarnaast zorgt de overheid voor een infrastructuur waardoor het
marktmechanisme kan werken. Overigens behandelt de overheid bedrijven niet gelijk: het ene
bedrijf mag minder belasting betalen dan het andere en het ene bedrijf dat failliet gaat wordt
gered, het andere niet.
- Bij een eenmanszaak is de ondernemer zelf aansprakelijk
- Bij een vennootschap onder firma zijn een aantal ondernemers die samen een onderneming
bezitten en runnen, persoonlijk aansprakelijk voor de financiële verplichtingen van de vof.
- Bij een besloten vennootschap hebben deelnemers een aandeel in de onderneming, maar ze
zijn niet persoonlijk aansprakelijk voor de financiële verplichtingen van de bv als
rechtspersoon.
- Bij een naamloze vennootschap kunnen beleggers, via de aandelenmarkt een aandeel nemen
in de onderneming.
1.3 In de non-profitsector ontbreekt het winstoogmerk van het particuliere bedrijfsleven. Hier zijn
stichtingen of verenigingen actief, die volgens de wet geen winst mogen maken, althans niet
mogen uitkeren, maar een ideëel doel nastreven. Bovendien ontbreekt de directe ruil tussen
bedrijf en klant. De klant betaald een kleine retributie, die maar een klein deel van de kosten
dekt. In de non-profitsector is over het algemeen weinig of geen concurrentie. Essentieel is dat
degene die de diensten betaalt (overheid/verzekeraar) een ander is dan degene die de diensten
geleverd krijgt (klant).
Bedrijven zijn veelal opgedeeld in visies (afdelingen) met een eigen taakverdeling. Om deze taken
te kunnen uitvoeren, moeten deze divisies hun eigen kosten terugverdienen. Ze moeten dus een
omzet draaien of bijdrage leveren aan de omzet van het bedrijf die al hun kosten dekt. Vele non-
profit instellingen hanteren bedrijfseconomische principes om opbrengsten te genereren en
kosten te beperken. Hoewel ze officieel geen winst maken en dus ook niet aan eigenaren
uitkeren, investeren ze het overschot niet zodanig dat ze hun klanten nog beter bedienen, ze
worden er vooral zelf beter van.
3