MCO/S
College 1: basis van wetenschap
Wetenschappelijke kennis (waar baseren mensen hun kennis op in het dagelijks leven)
Kennis vergaren via duidelijk omschreven regels/principes. Anders dan alledaagse kennis:
- Intuition/belief: dit voelt gewoons als het beste, opinion
- Consensus: iedereen om mij heen heeft een iPhone, opinion
- Authority: omdat mijn arts het zegt, opinion
- Casual observation: mijn studiegenoten doen het ook zo, losse observatie & informele logica
- Tenacity/ gewoonte: zo heb ik het altijd gedaan, losse observatie & informele logica
Ze zijn te subjectief en vatbaar voor fouten!
Regels wetenschappelijk onderzoek, gebaseerd op systematische observatie & consistente logica
1. Empirisch toetsbaar; het moet mogelijk zijn om empirisch of fysiek bewijs of observaties te
verzamelen die de hypothese ondersteunen of tegenspreken, gebaseerd op de
werkelijkheid, zintuig baar waarneembare data: onderzoek en dus niet nadenken/
filosoferen
2. Repliceerbaar: studie moet herhaald kunnen worden met dezelfde resultaten door andere
(representatie)
3. Objectief: bevindingen niet persoons- gebonden, uniforme regels (vergelijkbare
uitkomsten), geen ruimte voor subjectieve interpretatie
4. Transparant/openbaar: controleerbaar, publiekelijk delen, open voor kritiek
5. Falsifieerbaar: moeten kunnen voorstellen dat we waarnemingen vinden die onze
hypothese tegenspreken, opzoek naar tegenbewijs, welke observatie is nodig om
verwachting tegen te spreken, alleen maar bevestiging leidt niet tot vooruitgang
6. Logisch consistent/ coherent: mag geen interne tegenstrijdigheid zijn, onderzoekers
moeten consistent zijn in wat zij beschouwen als bevestigend en tegenstrijdig bewijs,
consistent in je ideeën, verwachtingen en conclusies, consistent in je onderzoek; blijf bij je
oorspronkelijke idee, pas niks aan
Onderzoekers moeten een scientific attidude hebben; kritisch, open, transparant, kritiek kunnen
accepteren en hun favoriete hypothese kunnen loslaten als andere betere verklaringen geven.
Geldige verklaringen en het biedt een manier om de plausibiliteit van onze wetenschappelijke
beweringen of hypothesen. Een wetenschappelijk methode kan worden beschreven volgens deze
zes principes, als onze studie aan deze principes voldoet, dan kan het als wetenschappelijk worden
beschouwd.
Er is constante twijfel, alles is voorlopig, vb aarde is niet plat
Quiz
1. Wetenschap is gebaseerd op empirische waarneming. Wat wordt daarmee bedoeld?
Gebaseerd op zintuigelijke waarnemingen.
, 2. Waarom zien we journalistieke artikelen niet als wetenschappelijke kennis? Het is niet
systematisch vergaard
College 2: hoe ontstaat onderzoek?
Paradigma’s= zijn gezamenlijke opvattingen over de wereld om ons heen, een gedeelde aannames.
Paradigmaverschuiving door nieuwe/meer kennis waardoor een nieuw wereldbeeld wordt
geschetst.
Ontologie= zijnsleer, de vraag hoe de werkelijkheid om ons heen. Opvattingen over hoe de sociale
werkelijkheid is opgebouwd. Bepaalt hoe wetenschappers denken en onderzoek verrichten. Binnen
CW: Wat is communicatie? Wat is een attidude? Ons wereldbeeld over de aard van communicatie
en invloeden en systemen daarbij.
Emistomologie= kennisleer
Opvattingen over wat als kennis telt en hoe kennis moet worden vergaard. Bepaalt welke
onderzoeksmethoden worden gebruikt en wat de kwaliteit daarvan is. Binnen CW: Hoe vergaren
we kennis over de communicatie
Belangrijke stromingen binnen CW:
Worldview 1: Empirisch analytisch = kwantitatief onderzoek
- Nadruk op wetmatigheden/generaliseren > nomothetische kennis
- Reductionistisch: eenheid (persoon, organisatie) gereduceerd tot variabelen
- Cijfermatig
Worldview 2: Empirisch- interpretatief= kwalitatief onderzoek
- Begrip van het unieke, ‘verstehen’ > idiografische kennis
- Holistische: eenheid als geheel
- Interviews, gesprekken houden, proberen te begrijpen
Tegenwoordig steeds vaker mixed-methods research.
Verschil tussen stromingen;
De empyrische analytische en empirische interpretatieve benaderingen verschillen van elkaar
wat betreft: Zowel ontologische als epistemologische vraagstuk.
,Ontolog= kennisleer
Opistische= hoe vergaren we kennis over
De probleemstelling is het eerste onderdeel van het onderzoeksplan dat je uitwerkt. Welke
onderdelen beschrijf je in de probleemstelling? Vraagstelling, doelstelling & verwachting
Zet de juiste manier van redeneren bij de juiste fase in de empirische cyclus
Inductie: vanuit bijzondere naar een algemene
Deductie: vanuit algemene uitspraken naar een bijzondere
De empirische cyclus:
1. Observatie
Binnen de observatie wordt er een idee opgeroepen voor een nieuwe onderzoek hypothese,
het kan een persoonlijke observatie of een ervaring zijn die iemand anders met ons deelt.
2. Inductie
Van het bijzondere naar het algemene redeneren, observatie > patroon > theorie. Inductie
betekent een uitspraak doen die waar is in specifieke gevallen en afleiden dat de uitspraak in alle
gevallen is. Van iets specifiek naar iets groter maken/algemeen.
Observatie: 3 mensen in de trein die aan het bellen zijn dragen hun mondkapje verkeerd
Patroon: alle mensen in de trein die aan het bellen zijn dragen hun mondkapje verkeerd
Theorie: als iemand in de trein moet bellen, zal diegene zijn/haar mondkapje verkeerd dragen
Vanuit observatie induceer je bepaalde theorie, wat is erover bekend? Bestaande theorie en al
uitgevoerd onderzoek bestuderen. Deductie= een afleiding ofwel het redeneren van het algemene
naar het bijzondere DIA
Twee relevante CW- theorieën
1. Agendasetting: media bepalen de agenda van de ontvangers; bepalen waar we over praten
2. Framing: door bepaald taal-en woordgebruik emoties en gevoelens opwekken wat ons
denken kan beïnvloeden.
3. Deductief- nomolisch (DN) model
, De media beïnvloeden de agenda en door oproepen van emoties de denkwijzen van mensen
(algemene uitspraak). In zondag met Lubach wordt Rumag op een negatieve manier besproken
(aanname, assumptie) = mensen zullen door het kijken naar Lubach negatiever over Rumag denken
(voorspelling, afleiding). In de deductiefase leiden we af dat de relaties gespecificeerd in de
algemene regel ook in nieuwe specifieke gevallen zouden moeten gelden. De hypothese wordt hier
getransformeerd door deductief redeneren en specificatie van de onderzoeksopzet naar een
voorspelling over nieuwe empirische waarnemingen. Van een algemene hypothese naar een
specifieke, zodat je hem kan toetsen.
Dit leidt tot:
Onderzoeksvraag:
Welk effect heeft het kijken naar een satirisch nieuwsprogramma op de attidude ten opzichte van
een merk/bedrijf dat in dat programma wordt besproken?
Hypothese:
Hoe negatiever een bedrijf in beeld komt in een satirisch nieuwsprogramma, des te negatiever de
kijker wordt ten opzichte van dat bedrijf.
Inductie vs Deductie
Inductie -------------------->
Concrete situaties Algemene verbanden
----------------- Deductie
Inductie, vanuit een idee, je ziet iets
Deductie, theorie bij halen, wat is erover bekend en wat niet, levert meer kennis
4. Toetsing
Vanuit deductie stel je verwachtingen op: hypothesen en conceptueel model voorlopige
voorspelling. Hoe toetsen je dat? Welke data nodig? > toetsing fase, nadenken over meetbaarheid
en uitvoering. De hypothese wordt hier getest door nieuwe gegevens te verzamelen en deze te
vergelijken met de voorspelling en te toetsen door met behulp van statistiek.
Hoe te toetsen? Wat heb je nodig als antwoord op je vraag? = toetsing
2 mogelijkheden: verificatie en falsificatie
Wiener Kreis: een hypothese is een wetenschappelijk als deze bevestigd kan worden =
verificatie
Karl popper: een hypothese is wetenschappelijk als deze weerlegd (tegenbewijs) kan worden =
falsificatie DIA
5. Evaluatie
Na dataverzameling toets je je verwachtingen> conclusies trekken + limitaties eigen onderzoek
beschrijven advies vervolgverzoek. In de evaluatiefase interpreteren we de resultaten in termen
van onze hypothese, als de voorspelling werd bevestigd, geeft dit voorlopige ondersteuning voor
een hypothese. Het betekent niet dat de hypothese definitief is bewezen.