Sociaal-emotionele morele ontwikkeling
Hoorcollege 1 – Klassieke en moderne theorieën
Psychoanalytische visie
Psychoanalytische visie Freud kritiek: is vager, niet falsifieerbaar kreeg veel kritiek
Belang:
Vroege ervaringen en emoties
Onbewuste motieven en conflicten zijn belangrijk
Psychoseksuele theorie is van Freud. Freud’s theorie dat groei van de seks instincten onderliggend
zijn aan de stadia van persoonlijkheidsontwikkeling en dat hoe ouders omgaan met deze seksuele
impulsen de trekken die kinderen vertonen bepalen.
ID en superego moeten in balans komen ego is meer rationele component.
Onbewuste motieven volgens Freud term voor gevoelens, ervaringen en conflicten die het
denken en gedrag van een persoon beïnvloeden, maar die buiten het bewustzijn van een persoon
blijven.
Voorbeeld van onbewuste processen
Attentional Bias (AB) meten door bv eye-tracking
Training AB or approach bias
= onbewuste training? bij verslaafde werkt het bewust maken van dat je het traint, lijkt beter
te werken bewustwording heel belangrijk!!
Erikson: ego psychologen omgaan met sociale realiteit (minder seksuele invloeden)
Verschil met Freud:
- Minder passief
- Focus socioculturele ipv seksuele invloeden Psychosociale theorie: Erikson’s revisie van
Freud’s theorie welke de socioculturele (ipv seksuele) determinanten van ontwikkeling
benadrukt en welke veronderstelt dat er 8 conflicten zijn die mensen moeten oplossen om te
komen tot een gezonde psychische aanpassing.
- Theorie loopt door in volwassenheid
Kritiek: erg beschrijvend en hij werkt met stadia. lastig falsifieerbaar
Als opvoeders over beschermend zijn ontwikkelt kind niet genoeg zelfvertrouwen en andersom ook.
Te veel vrijlaten: gaat ook niet goed balans
Behavioristische visie
Watson behaviorisme tabula rasa (onbeschreven blad vormen door omgeving) stimulus
respons patronen worden gewoonten van individu je kunt alles vormen ontwikkeling is een
continu proces wat verandert kan worden verbindingen externe stimuli en observeerbare reacties
(habits)
Behaviorisme= een school van denken binnen de psychologie die ervan uitgaat dat conclusies voer
de menselijke ontwikkeling gebaseerd zouden moeten zijn op gecontroleerde observaties van
openlijk gedrag in plaats van speculatie over onbewuste motieven of andere fenomenen; het
filosofische fundament voor sociaal-leer theorieën.
Gewoonten (habits)= Volgens behavioristisch standpunt zijn dit aangeleerde associaties tussen
stimuli en reacties (responses) die de stabiele aspecten van persoonlijkheid representeren.
Pavlov klassieke conditioneren= een methode van leren die als eerste onderzocht werd door de
Russische fysioloog Pavlov begin 20e eeuw. In deze passieve vorm van conditionering kunnen
bepaalde gedragingen worden ontlokt door middel van een neutrale stimulus (normaal niet-
stimuleert) omdat deze stimulus een aangeleerde associatie heeft met een meer krachtige stimulus.
,Skinner operante conditionering actief proces, vorming nieuwe gedragingen een vorm van
leren waarbij vrijwillige handelingen (operants) meer of minder vaak gaan optreden afhankelijk van
de consequenties (straf vs beloning) die ze teweeg brengen
- Bekrachtiger (reinforcer)= elk gevolg van een handeling die ervoor zorgt dat de handeling
opnieuw zal optreden.
- Bestraffing (punisher)= elk gevolg van een handeling die ervoor zorgt dat de handeling
onderdrukt wordt en die de kans dat de handeling opnieuw zal optreden vermindert.
4 vormen
Positieve(iets toedienen) bekrachtigers(beloning) het beste
Negatieve(iets weghalen) bekrachtigers(beloning)
Positieve straf(bestraffing)
Negatieve straf(bestraffing)
Cognitieve sociaal-leren theorie
Bandura leren is meer dan operante conditionering cognitieve proces erg belangrijk we
leren door naar andere te kijken: observationeel leren : centraal ontwikkelingsproces mensen die
je leukt vind imiteer je eerder en mensen die jou imiteren vind je leuker mensen zijn cognitieve
wezens (denken na)
Emulatie: imiteer met net op een andere manier geeft weer of kinderen iets begrijpen van de
intenties van anderen. Emulatie= reproductie van de uitkomst van een model op een andere manier
dan zoals door het model tentoongespreid werd.
Defered imitatie: uitgestelde imitatie kinderen kunnen later nog iets imiteren later nadoen
in geheugen opslaan. Deferred imitatie= reproductie van een activiteit van een model dat eerder is
geobserveerd.
(moderne) evolutionaire perspectieven
Imprinting onderzoek doen naar bio evolutionaire basis
Natuurlijk selectie= een evolutionair proces verondersteld door Darwin dat ervan uitgaat dat
individuen die aan de omgeving aangepaste eigenschappen bezitten overleven, terwijl individuen die
deze adaptieve eigenschappen niet hebben uitsterven.
Ethologie= het onderzoek naar de bio-evolutionaire basis van gedrag en ontwikkeling.
Vanuit evolutionaire perspectieven is altruïsme belangrijk rekening houden met welzijn van
anderen.
(een puur altruïstische daad: echt sterven voor iemand)
Survival of the fittest predispositie altruïsme Altruïsme= onzelfzuchtig rekening houden met
het welzijn van anderen geuit wordt via pro sociale gedragingen.
Empathie: voelen wat een ander voelt je daar niet per se iemand mee helpen maar je begrijpt
het en kan erop inspelen zo kan je beter helpen
Empathische bezorgdheid= de mate waarin iemand de behoeften van een ander herkent en bezorg
is over welbevinden van de ander.
Social baseline theory brein verwacht sociale bronnen – schending hiervan = stress.
Pro sociaal gedrag mensen zijn sociale wezens ons brein verwacht sociale steun we hebben
het nodig, anders stress.
Experiment: door Coan hand vast houden welke effect? brein minder stress wanneer hand
werd vastgehouden vooral als het de partner was.
Kritiekpunten:
, Lastig te weerleggen/falsifieerbaar (verwerpen) hoe toets je ze?
Retrospectief (post-hoc verklaringen)
Genetica wordt vaak overruled door leerervaringen omgeving is erg belangrijk
Gedragsgenetica
Tweelingenonderzoek verwantschap: de mate waarin 2 individuen dezelfde genen
vertonen erfelijkheid
Ad0ptieonderzoek
Erfelijkheid leggen we vast door erfelijkheidscoëfficient: H 1=helemaal toe te kennen aan
erfelijkheid. 0= niks te maken met erfelijkheid.
Niet-gedeelde omgevingsinvloed (NSE)= omgevingsinvloed uniek voor persoon. Dus niet gedeeld
voor mensen die samen leven, maakt mensen verschillen wat verschillend is
Gedeelde omgevingsinvloed (SE)= omgevingsinvloed die identiek is voor mensen die samenleven en
die mensen meer gelijkend maakt gezin
Klassieke gedragsgenetica
Persoonlijkheid: erfelijkheid 40-50%
Erfelijkheidscoëfficient H:
o zegt niets over individu zelf
o Overschatting als te weinig variatie in omgeving
o Verandering mogelijk omgeving – expressie genetica=epigenetica
(moderne) gedragsgenetica = studies die onderzoeken hoe genotype met de omgeving interacteert
om gedragsmatige kenmerken zoals intelligentie, persoonlijkheid en mentale gezondheid verklaren
meer richten op interactie tussen genen en omgeving
Je hebt bepaalde genen positieve omgeving dan gaat het goed in negatieve omgeving juist de
andere kant op maar wel met hetzelfde gen
Genen omgevingen
Gen-omgevingscorrelatie
Genen kunne ook de omgeving bepalen
Passieve gen-omgevingscorrelatie= omgevingsinvloeden die biologische ouders bieden
kunnen beïnvloed worden door de genen van ouders en correleren dus met het
genotype van het kind kinderen veel muzikale genen, ouders dan vaak ook kind
wordt vaak opgegroeid in muzikale omgeving omgeving is niet los van genen
Reactieve of evocatieve gen-omgevingscorrelatie= onze aangeboren eigenschappen
beïnvloeden het gedrag van anderen ten opzichte van ons gedurende gehele
levensloop kind is vrolijk, waardoor omgeving ook vrolijk wordt aangeboren
eigenschappen
Actieve gen-omgevingscorrelatie (niche picking)= ons genotype beïnvloedt de omgeving
die we prefereren en opzoeken als kinderen ouder worden eigen omgeving gaan
creëren juist meer rust of meer drukte welke school, sport, etc beïnvloed ook de
omgeving.
, Emotie= een motivationeel construct dat wordt gekarakteriseerd door veranderingen in affect (of
gevoelens), fysiologische reacties, cognities en openlijke gedragingen.
Theorie emotie
Functionalistisch perspectief: hoofddoel van emotie = met de omgeving omgaan, doelen
bewerkstellingen emoties leren door omgang met omgeving dienen als doel.
Functionalistisch perspectief= een theorie die ervan uitgaat dat het hoofddoel van een emotie
bestaat uit het tot stand brengen, handhaven of het veranderen van de relatie met de omgeving om
een doel te bewerkstelligen. Volgens deze theorie zijn emoties op vroege leeftijd nog niet te
onderscheiden.
Discrete emotietheorie: emoties wel al heel vroeg aanwezig, biologisch voorgeprogrammeerd.
daarom op jonge leeftijd al goed emoties onderscheiden.
= theorie over emoties die ervan uitgaat dat specifieke emoties biologisch geprogrammeerd zijn en
vergezeld worden door duidelijke emotionele gezichtsuitdrukkingen en lichamelijke cues die al vanaf
jonge leeftijd kunnen worden onderscheiden.
Onderzoek hebben baby's basisemoties?
Emotionele expressie pasgeborenen observeren
o Duidelijk onderscheid aanbrengen in positieve of negatieve emoties
o Maar negatieve emoties onderscheiden is lastiger vanaf 2-6 maanden de
negatieve emoties beter kunnen onderscheiden.
o Hoe jonger, hoe moeilijker
Cultureel onderzoek Himbastam: welke emotie past bij het verhaaltje van de
westerlingen? vrij goed in staat om te matchen.
Boosheid: onderzoek met mobieltjes: 4>2 maanden
Expressie angst wordt pas zichtbaar vanaf 6-7 maanden
Vormen van angst:
Angst voor vreemden piek: 8-10 maanden
Echte angstreactie
Banger voor volwassenen dan kinderen
Banger voor sombere dan lachende
Separatie angst piek: 14-18 maanden
Afwijkingen: verhoogde SAD t.o.v. normale ontwikkeling
Kan zelfs sprake zijn van een stoornis
Ontstaan en ontwikkeling complexe emoties
Complexe emoties= zelfbewuste of zelf evaluatieve emoties die ontstaan in het 2 e en 3e levensjaar en
die deels afhangen van de cognitieve ontwikkeling.
Verschillen met basale emoties:
1. Ontstaan later in kindertijd (vanaf 18 maanden en mogelijk eerder)
2. Zelfbewustzijn noodzakelijk (‘rouge test’)
3. Geen universele herkenbaarheid emotionele gezichtsexpressies
4. Zijn cognitief complexer
5. Vergemakkelijken het bereiken van complexe sociale doelen
2 klassen te onderscheiden:
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper MaaikeW1. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €4,99. Je zit daarna nergens aan vast.