Psychologie blok 3
Hoorcollege 1 lichamelijke groei
2.1 - Wat is het verband tussen genen en gedrag?
“De evolutie (organismen veranderen door succesvolle aanpassing aan
omgeving) staat voor de verandering van biologische en psychologische
processen, waarbij genetische variaties gunstig zijn voor overleving en
voortplanting zullen worden doorgegeven van generatie op generatie”
Charles Darwin
Zijn ideeën over evolutie gingen in tegen de geaccepteerde
wetenschap en de religieuze leer van het ‘Creationisme’ (de
religieus geïnspireerde opvatting dat het universum en al het leven
op aarde hun ontstaan te danken hebben aan een bijzondere
(goddelijke) scheppingsdaad)
Adaptieve kenmerken – kenmerken ontstaan door aanpassing aan
een specifieke omgeving
Genotype – het genetische patroon waarin je van alle andere mensen op
aarde verschilt. (Willekeurige combinatie van eigenschappen die
doorgegeven worden aan een kind).
Fenotype – al je lichamelijke kenmerken (haarkleur, huidskleur, oogkleur,
lengte etc.)
Natuurlijke selectie; in “the struggle for life” is het aantal nakomelingen van
organismen altijd groter dan het aantal dat zich tot volwassenheid ontwikkelt en
zich reproduceert. Bij reproductie doen zich geringe verschillen voor tussen de
nakomelingen.
3.2 - De interactie tussen erfelijkheid en omgeving
Temperament – patronen van prikkeling en emotionaliteit die consistente
en permanente eigenschappen van een individu vormen (bepaald hoe snel
een kind boos of angstig wordt)
Multifactoriële overerving – de bepaling van eigenschappen door een
combinatie van genetische factoren en omgevingsfactoren, waarbij een
genotype zorgt voor een bepaald bereik waarbinnen een fenotype zich kan
manifesteren
Door dieren met eenzelfde genetische achtergrond in verschillende
omgevingen te observeren, kunnen wetenschappers met een redelijke
mate van precisie de effecten van specifieke omgevingskenmerken
bepalen. En hoewel we er niet zeker van kunnen zijn in hoeverre onze
bevindingen ook van toepassing zijn op mensen, bied dieronderzoek veel
mogelijkheden.
Epigenetica–manier waarop de genen aan- of uitgezet worden door
chemische veranderingen in het genoom. (Bv genetische aanleg om
verslaafd te raken, maar als ze niet in aanraking komen dan zal dat gen
ook nooit aan gaan en wss ook niet meer doorgegeven worden).
Genoom – het geheel van alle genen van de chromosomen van een
individu
Intelligentie; veel onenigheid, nature of nurture? Erfelijke factoren
invloedrijker naarmate mensen ouder worden omdat je steeds meer te
maken krijgt met omgevingsfactoren.
“Genetische factoren en omgevingsfactoren vormen samen een
onafscheidelijk paar, dat gezamenlijk het unieke individu vormgeeft dat
elk mens uiteindelijk wordt.”
, Neurocitisme – de mate van emotionele stabiliteit die een individu
gewoonlijk vertoond
“Onze genetische achtergrond fungeert vaak als voorbereiding op
toekomstige ontwikkelingspatronen. Of en wanneer een bepaald
gedragskenmerk zich ook daadwerkelijk manifesteert hangt af van de aard
van de omgeving.”
OMGEVINGSEFFECTEN
Actief genotype-omgevingseffect – situatie waarin een kind zich
richt op de aspecten van zijn omgeving die het beste aansluiten op
zijn genetisch bepaalde capaciteiten (kind richt zich op omgeving
die best aansluit op het kind zelf dus een sportief kind gaat sneller
sporten).
Passief genotype-omgevingseffect – situatie waarin de genen
van de ouders worden geassocieerd met de omgeving waarin een
kind opgroeit. (Genen van de ouders bepalen, stel ouders hebben
een sportieve aanleg dan gaat het kind sneller sporten).
Evocatief genotype-omgevingseffect – situatie waarin de genen
van een kind een specifiek type omgeving oproepen. (Situatie
waarin gene van een kind een omgeving oproept. Bv een huilende
baby die veel aandacht vraagt).
Grote vijf persoonlijkheidskenmerken; risicozoekendgedrag, politieke
denkbeelden, religieuze inslag, waarden, seksualiteit, psychische stoornissen,
alcoholisme, autisme, ADHD
5.2 - De fysieke ontwikkeling
Reflexen – niet aangeleerde, gestructureerde, onvrijwillige respons die
automatisch optreedt in de aanwezigheid van bepaalde stimuli
Onderzoekers die zich richten op de evolutionaire verklaringen voor
ontwikkelingen schrijven het geleidelijk verdwijnen van reflexen toe aan
het feit dat baby's steeds meer controle krijgen over hun gedrag
Dynamische systeemtheorie – theorie die de ontwikkeling en de
coördinatie van motorische vaardigheden beschrijft (hoe gedragingen
worden samengesteld)
Moment Omschrijving Moment Omschrijving
3,2 Omrollen 3,3 Een rammelaar pakken
maanden maanden
5,9 Zitten zonder 7,2 Staan met houvast
maanden ondersteuning maanden
8.2 Grijpen met duim en 11,5 Goed zelfstandig staan
maanden wijsvinger maanden
12,3 Loslopen 14,8 Een toren bouwen van 2
maanden maanden blokken
16 Plaatst stokjes in gaatjes 16,6 Traplopen
maanden maanden
23,8 Springen op de plaats 33 Een cirkel natekenen
maanden maanden
Normen – het gemiddelde functioneren van een grote steekproef van
kinderen van een bepaalde leeftijd
Reflex Leeftijd van Omschrijving Mogelijke
verdwijnen functie
Zoek - 3 weken Neiging om het hoofd te draaien in de Inname van
richting van dingen die de wang raken voedsel
, Stap - 2 maanden Bewegingen van de benen wanneer de Voorbereiding
baby rechtop wordt gehouden en zijn op bewegen
voeten de grond raken
Neiging om zwembewegingen te maken Vermijding van
Zwem - 4-6 maanden met de armen en de benen als de baby gevaar
met zijn gezicht naar beneden in het water
ligt
Wordt geactiveerd als de ondersteuning
Bier Bier voor de nek en het hoofd plotseling Bescherming
Moro - 6 maanden verdwijnt. De armen spreiden zich en lijken tegen vallen
zich vervolgens ergens aan vast te willen
klampen
Babinsk 8-12 maanden Spreiden van de tenen in reactie op een Onbekend
i- aanraking aan de buitenkant van de voet
Schrik - Blijft in andere In reactie op een plotseling geluid worden Bescherming
vorm de armen en vingers gespreid en de rug
overstrekt
Knipper Blijft Snel sluiten en openen van de ogen bij Bescherming
- blootstelling aan direct licht van het
netvlies
Zuig - Blijft Neiging om te zuigen aan dingen die de Inname van
lippen raken voedsel
Kokhals Blijft De keel vrijmaken Voorkomen
- van stikken
Bayley Scales of Infant Development (BSID-III) - Instrument waarmee de
ontwikkeling van kinderen vanaf 16 dagen tot en met 42 maanden en 15
dagen kan worden beoordeeld
Ernstige ondervoeding in de babytijd kan tot verschillende stoornissen
leiden
Marasme – een door ondervoeding veroorzaakte ziekte waarbij
kinderen stoppen met groeien
Kwashiorkor – een door ondervoeding veroorzaakte ziekte waarbij
de maag, de ledematen en het gezicht van een kind water
vasthouden en opzwellen
Failure-to-thrive-syndroom – een stoornis waarbij kinderen
stoppen met groeien door een gebrek aan stimulatie en aandacht
van hun ouders
Obesitas – een lichaamsgewicht van meer dan 20 procent boven het
gemiddelde gewicht van een persoon van een bepaalde leeftijd en lengte
5.3 - De ontwikkeling van de zintuigen
Sensatie – de fysieke stimulatie van de zintuigen
Perceptie – het met behulp van de zintuigen en de hersenen ordenen,
interpreteren, analyseren en integreren van stimuli
Het gehoor van baby's is direct redelijk goed, omdat ze in de baarmoeder
al hebben kunnen oefenen met het luisteren, baby's zijn ook gevoeliger
voor zeer hoge en zeer lage toonfrequenties.
Met behulp van geluidslokalisatie kunnen baby's bepalen uit welke
richting het geluid komt
Reuk en smaak zijn buitengewoon sterk ontwikkeld bij baby's
Multimodale benadering van perceptie – benadering waarbij bekeken
wordt hoe informatie die wordt opgevangen door verschillende individuele
zintuigen, wordt geïntegreerd en gecoördineerd