College 1
Neuropsychologie bestudeert relatie tussen hersenen en gedrag. Tussen hersenen en gedrag
is een wederzijdse beïnvloeding.
Wat is gedrag?
➔ Moeilijk te definiëren
➔ Enkele kenmerken
• Heeft zowel doel als functie
• Reactie op omgeving
• Bepaald door endocriene systeem en zenuwstelsel
Gedrag varieert in:
➔ Complexiteit
➔ De mate waarin het automatisch en aangeboren is
➔ Mate waarin het aangeleerd is
Aristoteles kwam met het idee van het mentalisme
• Psyche = mind
• De psyche is verantwoordelijk voor het gedrag
• Dit heeft een grote invloed gehad op de moderne neuropsychologie
In de middeleeuwen en de renaissance kwamen meer middelen om te kijken naar de
hersenen en werden ze ook ontleed. Descartes kwam met het begin van de moderne
wetenschap van het brein. Darwin kwam met het materialisme, hij zei dat gedrag te
verklaren viel door de werking van het zenuwstelsel, er is geen rol voor de mind.
Historische visies op hersenen en gedrag
➢ Gedistribueerde functies:
• Voorheen dacht men dat kleine gebieden specialistische functies hebben. Dit is deels
zo, maar grotere functies zijn meestal over de hersenen verdeeld.
➢ Hiërarchische organisatie
• Meerdere geheugensystemen
• Twee hersenhelften
• Bewuste en onbewuste informatiestroom
Hoofdstuk 2
Het ontstaan van complexere breinen
➔ Mutaties in genen
➔ Omgeving (survival of the fittest)
➔ Voedsel (fatty acids)
De hersenen zijn gedurende de menselijke evolutie flink gegroeid. De fysieke acties en het
plannen van acties is gegroeid in de hersenen, ook de visuele cortex is gegroeid. We zijn van
luie mensen naar jagers en verzamelaars gegaan. Hierdoor werden steeds meer delen in de
hersenen belangrijk waardoor ze zijn gegroeid. Mensen met een hogere IQ hebben vaak een
beter doorbloede frontale cortex.
,Relatie 1: genotypen ouders en genotypen kinderen
- Genetisch materiaal wordt doorgegeven via chromosomen – lange, draadachtige
moleculen bestaande uit DNA
Relatie 2: genotype en fenotype van kind
- Hoewel elke cel in je lichaam kopieën bevat van alle genen die je van je ouders hebt
gekregen, komen slechts enkele van deze genen tot uitdrukking
Relatie 3: omgeving en fenotype van kind
- Zoals het model laat zien, zijn de observeerbare eigenschappen van het kind resultaat
van de interactie tussen de omgevingsfactoren en de genetische aanleg. Als je iets
niet kan oefenen word je er niet beter in.
Relatie 4: fenotype en omgeving van kind
- Kinderen scheppen actief hun eigen omgeving
- Dankzij hun aard en gedrag roepen ze bepaalde reacties van anderen op
- Ze kiezen ook actief hun omgeving en ervaringen die hun interesses, talenten en
persoonlijkheidskenmerken ondersteunen
Single cell: hierbij werd er in een cel geprikt en gekeken wat voor reactie deze gaf indien er
iets gebeurde. Hierna kwam de EEG.
Frenologie: bepaalde gebieden zijn voor bepaalde functies verantwoordelijk
Event- related potentials (ERP)
➢ Er ligt al een actie klaar in de hersenen (readiness potential) na 300ms, waarop alleen
nog een beslissing kan komen. Voordat we iets doen ligt het al klaar in de hersenen,
dus eigenlijk beslissen we niet over ons eigen lot
➢ Cognitief neuropsychologen zeggen daarom dat het enige dat we eigenlijk bewust
doen, vooral onszelf remmen in ons gedrag is
➢ Dus als je moe of dronken bent, geef je eerder toe aan impulsen omdat je niet meer
op de rem kunt trappen.
Hersenen zijn elektrochemisch. Alles wat elektrisch is, wekt een magnetisch veld op.
College 2
De hersenen worden op verschillende manieren beschermd. De hersenen bestaan uit de
grote hersenen, kleine hersenen en de hersenstam. Met name is de hersenstam goed
ontwikkeld. Kleine hersenen zijn voor aansturen van de kleine motoriek.
De hersenschors, de cortex, omvat 80% van de hersenen. Deze laag is ongeveer 1,5 tot 3 mm
dik. De hersenen bestaan uit twee hersenhelften (hemisferen), deze zijn vrijwel
symmetrisch. In de hersenen zitten ondiepe en diepere groeven, hersenwindingen. Door
deze groeven etc. is er veel meer oppervlak en zijn en dus meer hersencellen.
,Volwassen brein:
1,5 kilo gewicht
100 miljard zenuwcellen
20% zuurstofverbruik
25% energieverbruik. Kwart van alle energie die je gebruikt wordt door de hersenen
gebruikt.
Grijze massa is voor opslaan en verwerken informatie
Witte massa verbinden de verschillende hersengebieden met grijze stof met elkaar en
geleiden de zenuwimpulsen tussen neuronen
Reticulaire materie is specifiek gericht op activiteit en beweging
Na je 20e begint de biologische aftakeling qua hersenen. De grijze massa neemt steeds meer
af, de witte massa blijft gelijk en kan nieuw worden. Kinderen kunnen veel nieuwe dingen
leren omdat ze heel veel grijze massa hebben.
• Ziekte van Hungtinton
• Ziekte van Parkinson
• Syndroom van Gilles de la Tourette
, Hoe het zenuwstelsel is georganiseerd:
Centrale zenuwstelsel: ruggenmerg + hersenen
Perifere zenuwstelsel: verbinding tussen centrale stelsel, spieren en organen.
- Somatisch deel: controleert interacties met de buitenwereld. Er zijn 12
hersenzenuwen, deze hebben een afferente of efferente functie, kan ook beide.
- Autonome deel bestaat uit parasympatische en orthoparasympatische zenuwstelsel.
Dit deel regelt automatisch bijna onbewuste functies en processen in je lichaam,
zoals ademhaling. Zijn afwisselend dominant.
Hindbrain (kleine hersenen)
➢ Ondersteuning vitale lichamelijke functies
➢ De medula regelt de ademhaling en hartslagregeling
➢ Pons is een treinstation tussen de hersenen en de rest van het lijf. Hier liggen de
grootste zenuwen
➢ Cerebellum: coördinatie en de fijne motoriek
Midbrain:
➢ Zorgen voor de verwerking van visuele en auditieve signalen
➢ Met name ter verwerking van motorsignalen
Diencephalon (stukje in het midden)
➢ Thalamus: naast doorgeven motorische informatie, ook slaap, alertheid en
bewustzijn
➢ Hypothalamus: stimuleren van hormonen, reguleren van lichaamstemperatuur,
jonger, gehechtheid, vermoeidheid en slaapritme. Als baby’s hun moeder zien, dan
licht dit gebied, bij vreemden juist niet. Dit deel is al zeer goed ontwikkeld bij een
pasgeboren baby
Telencephlaon
➢ Cerebellum (kleine hersenen), betrokken bij coördineren van bewegingen. Ook
betrokken bij reflexen, taal, aandacht en emotie
➢ Controleren alle vrijwillige bewegingen
➢ Nadenken