Probleem 1 Head in the clouds & Whodunnit
Kennisclips & literatuur Attribution of arousal
Lichamelijke/fysiologische reactie = opwinding (arousal)
Kassin, Fein & Markus (2017) Chapter 9 - Attraction and close relationships
Passionate love: intense emotionele, hart bonzende toestand van absorptie in persoon.
1. Verhoogde staat van fysiologische opwinding.
2. Geloof dat deze opwinding is ontstaan door geliefde persoon.
(Berscheid & Walster)
Zillmann (1984) Excitation transfer: proces waarbij opwinding veroorzaakt door stimulus,
wordt opgeteld bij opwinding van 2e stimulus, en gecombineerde opwinding wordt
toegeschreven aan 2e stimulus. Dus mogelijk dat we (oorzaken van) fysiologische activiteit
verkeerd interpreteren en als resultaat daarvan onze emoties verkeerde label geven.
- Dutton & Aron (1974), Capilano Suspension Bridge: mannen die op hoge brug
werden geïnterviewd belden interviewster vaker (1e stimulus hoogte, 2e stimulus
vrouw), omdat ze hun hoge hartslag en zwetende handpalmen misinterpreteerden als
tekenen van aantrekking tot vrouw.
- Meston & Frohlich (2003): foto van andere geslacht hoger cijfer geven na achtbaan,
dan ervoor (1e stimulus achtbaan, 2e stimulus foto).
- White et al (1981): na 2 minuten sporten werden aantrekkelijke vrouwen nog
aantrekkelijker gevonden en onaantrekkelijke vrouwen nog onaantrekkelijker dan na
15 seconden sporten (1e stimulus sporten, 2e stimulus vrouw)
- Deelnemers kregen adrenaline/ epinephrine injectie, sommige werden hierover
verkeerd geïnformeerd → deelnemers labelden hun emoties anders obv die info.
- Mannen luisteren naar eigen hartslag en geven cijfers aan aantrekkelijkheid vrouwen;
ze hoorden neppe, snellere hartslag en gaven daarom hogere cijfers, ze dachten “als
mijn hart sneller klopt, zal ik deze vrouw wel aantrekkelijk vinden”, Stuart Valins.
Arousal-attraction effect bevestigd door Foster et al (1998), ook zonder misattributie van
opwinding (dus ook als we weten waar onze opwinding eigenlijk echt vandaan komt voelen
we ons aangetrokken).
Hogg & Vaughan (2018) Chapter 3 - Attribution and social explanation
Attributietheorie: iemand probeert het gedrag van anderen te begrijpen door er gevoelens,
geloven en intenties aan te attribueren.
,Schachter + Singer (1962) Two-factor theory of emotion: onze emoties zijn resultaat van
interactie 2 factoren: onze fysiologische activiteit en onze interpretatie van die activiteit.
1. Ervaren fysiologische opwinding, die niet differentieert tussen emoties (vb snellere
hartslag, zweten)
2. Cognitieve interpretatie maken van bron van deze opwinding. Reacties van mensen om
ons heen kunnen helpen onze eigen opwinding te verklaren.
Emotie is dus opwinding dat een cognitief label heeft gekregen, opwinding kan ervoor zorgen
dat je in je omgeving gaat zoeken naar oorzaken voor deze opwinding.
Two-factor theory of emotion heeft implicaties voor affectieve ervaringen (passionate love,
anger, aggression).
Kassin, Fein & Markus (2017) - Chapter 3 - The Social Self
Laten we andere onze emoties definiëren, als we zelf onzeker zijn over hoe we ons voelen?
Onderzoek van Schachter en Singer (1962): 3 groepen: groep 1 krijgt epinephrine
toegediend en wordt geïnformeerd over de gevolgen hiervan (verhoogt fysiologische
opwinding), groep 2 krijgt epinephrine toegediend en wordt niet geïnformeerd over gevolgen,
groep 3 krijgt placebo.
Neppe deelnemer doet overdreven boos of blij in alle groepen. Deelnemers uit groep 2
nemen deze gevoelens en dit gedrag vaakst over, omdat zij onzeker zijn over waar hun
fysiologische opwinding vandaan komt.
Conclusie: wanneer mensen onzeker zijn over hun eigen emotionele staat, dan interpreteren
ze soms hoe ze zich voelen door naar anderen te kijken.
(Op voorwaarde dat je niveau van fysiologische opwinding niet té hoog is en dat mensen al
aanwezig waren vóór begin van fysiologische opwinding om mogelijke verklaring te zijn.)
Waarschijnlijke oorzaak toekennen aan experimenteel opgewekte emotie:
Valins & Nisbett Implicaties voor therapie: als emoties afhankelijk zijn van cognitieve label
dat het toegeschreven krijgt, dan kan opwinding opnieuw worden geattribueerd.
vb Opwinding van nieuwe mensen ontmoeten gaan attribueren aan externe factoren ipv
interne factoren (vb tekort in je persoonlijkheid) om je minder verlegen te voelen.
Misattribution paradigm: opwinding die je ervaart verkeerd interpreteren, Valins
Kritiek op emotional lability en therapie:
- Emoties zijn minder labiel dan gedacht. Environmental cues worden niet snel
geaccepteerd om emoties af te leiden die zijn ontstaan door onverklaarde opwinding;
men vindt oorzaak niet weten onprettig en geeft het negatief label (Maslach)
- Misattributie effect is beperkt (Parkinson)
Self-perception theory: idee dat we onszelf alleen leren kennen door zelf-attributies te
maken, we leiden bijvoorbeeld onze eigen houding af uit ons eigen gedrag (Berns).
, Hogg & Vaughan (2018) - Chapter 12 – Aggression
Excitation-transfer theory (Zillmann): stelt dat resterende opwinding van eerdere
opwindende stimulus of situatie kan dienen om latere emotionele toestand te intensiveren.
- Opwinding sympathische zenuwstelsel stop namelijk niet meteen als uitlokkende
omstandigheden stoppen, neemt relatief langzaam af, wat resulteert in residu van
opwinding. Tijdens deze periode van residu kan persoon opwinding misattribueren
aan hun huidige situatie ipv aan eerdere stimulus.
- Overdracht excitatie wordt onwaarschijnlijker wanneer individu causaal verband legt
(door omgevingssignalen) tussen 1e stimulus en hun opwinding.
Hedonistische valentie van stimuli kan variëren. Excitation-transfer proces is niet beperkt tot
één enkele emotie.Er is positieve (blijdschap) en negatieve valentie (woede). Valentie heeft
geen invloed op hoe het verandert: woede kan in angst veranderen, angst kan in opwinding,
etc. Opwinding - ook zonder distress - versterkt (positieve of negatieve) emotionele reacties.
→ mensen die boos zijn in verkeer, vinden comedy show daarna grappiger
→ mensen die gesport hadden waren daarna makkelijker kwaad te maken
→ Je bent gefrustreerd omdat je servies laat vallen, daarna maak je ruzie met je partner.
→ Je bent enthousiast over voetbalwedstrijd, daarna vechten met supporters tegenpartij.
Frustratie-agressie hypothese: frustratie leidt tot agressie. Kan worden gelinkt aan
vooroordelen, vb hate crimes (geweld tegen stereotype minderheidsgroepen).
Gleitmann, Gross & Reisberg (2010) - Chapter 12 - Motivation and emotion
Fysiologische aspecten van emotie: lichamelijke reactie die je hebt bij emotie voelt anders
per emotie (vb misselijk bij walging, kloppend hart bij angst). Toch blijkt dat onze perceptie
van lichamelijk verschil misschien illusie is. Wel verschilt breingedeelte dat wordt
geactiveerd. Dit blijkt uit onderzoek van affectieve neurowetenschappen (gebruiken
methodes van cognitieve neurowetenschappen om emotie en gerelateerde processen te
bestuderen).
- Sommige breingebieden bij alle emoties (zoals mediale prefrontale cortex:
betekenisanalyse van emoties en aandacht).
- Angst geassocieerd met activatie amygdala.
- Verdriet geassocieerd met activatie cingulate cortex.
Modellen over emotie
Common-sense: stimulus zorgt voor emotie, dit leidt tot lichamelijke reactie/opwinding
- “Ik tril, omdat ik bang ben.”
- Stimulus → emotie/ervaring → opwinding/lichamelijke reactie.
James-lange theory of emotion: subjectieve ervaring van emotie, is bewustheid van
iemands eigen lichamelijke reacties op opwindende stimulus.
- “ik ben bang, omdat ik tril.”
- Stimulus→ opwinding/lichamelijke reactie → emotie/ervaring.