Beschermjassen is ontwikkeld door Tjin A Dije. Het wordt in de cultuursensitieve jeugdzorg en geestelijke
gezondheidszorg als transcultureel hulpverleningsmodel ingezet. Dit n.a.v. haar ervaringen met
migrantenjongeren in de jeugdzorg en het systeemgericht werken met genogrammen.
Iemand beschermjassen betekent:
1. Iemand tijdens een moeilijke faseovergang inbedden in het oude vertrouwde. Bijv. door op zoek te gaan
naar vertrouwde krachtbronnen, steunfiguren, rituelen... Dit is vooral nuttig bij verlieservaringen waarbij
pijn van eerdere faseovergangen weer voelbaar wordt.
2. Iemand inbedden in de cultuur van een vertrouwde groep. Wat is iemands herinnering qua tradities,
rituelen, eetgewoonten, geuren, etc. Volgens Meijerink, Tjin A Djie & Zwaan kan erover praten en
herinneringen ophalen al het effect hebben van een beschermjas.
Bij de ontwikkeling van Beschermjassen tot transcultureel hulpverleningsmodel legde Tjin A Djie de
verbinding tussen de concepten enveloppement (inbedding en omhulling) en transitionele ruimte.
Enveloppement is een term uit de transculturele psychologie om de beschermende functie van de groep
en cultuur tijdens een levensfaseovergang te beschrijven. Hierbij is een veilige transitionele ruimte
vormen m.b.v. beschermjassen essentieel.
Transitionele ruimte werd in de ontwikkelingspsychologie gebruikt om de tussenruimte te beschrijven
waar kinderen de afwezigheid van hun moeder kunnen verdragen m.b.v. een vertrouwd voorwerp, zoals
een knuffel of speelgoed = transitional object. De transitionele ruimte is een veilige ruimte die nodig is
om pijnlijke ervaringen (bijv. verlies) te kunnen verwerken en te kunnen herstellen of genezen. Deze
ruimte kan gecreëerd worden door als professional persoonlijke ervaringen te delen (selfdisclosure) en
door bereid te zijn om tijdelijk een steunfiguur te zijn, zolang de cliënt nog geen beschermjassen heeft.
De liminele fase is een kwetsbare tussenruimte van migranten waarin ze zichzelf opnieuw moeten leren
kennen. Voor een succesvolle transitie is het belangrijk dat ze zich veilig voelen. Migranten kunnen
terugvallen in de liminele fase als oud onverwerkt leed opspeelt bij bepaalde levensovergangen.
Beschermjassen kunnen oplossingsstrategieën zijn die je van huis uit hebt meegekregen en die je kunt
inzetten in stressvolle omstandigheden. Dit zijn bijvoorbeeld manieren om troost te vinden, verhalen
vertellen, rituelen, knuffelen, gewoonten, samen eten, activiteiten ondernemen, cultuur, etc. Zulke
stresshanteringstrategieën heb je tijdens je kindertijd opgeslagen in je hersenen: biologisch mechanisme.
Het gebruik van beschermjassen kun je ondersteunen d.m.v. een genogram en/of een levenslijn, door
contextuele vragen te stellen én door te vragen naar levensverhalen en geliefde gebruiken of rituelen.
Binnen de reguliere gezinshulpverlening in Nederland ontbreekt het volgens Tjin A Djie aan een
samenhangende methode om migranten op een empowerende manier te beschermjassen.
Beschermjassen is op de eerste plaats bedoeld voor de intermediaire doelgroep van professionals in welzijn,
jeugdzorg en onderwijs, met als doel zo goed mogelijk gebruik te maken van de kracht van families en de
client te helpen in dialoog met zijn familie tot eigen oplossingsstrategieën te komen.
,De aanpak van het werkmodel Beschermjassen bestaat uit een samenhangend geheel van:
1. Kennis en inzicht in de diversiteitsaspecten van beschermjassen;
- Inzicht in diversiteitsaspecten die betrekking hebben op de manier waarop families in verschillende
culturele contexten georganiseerd zijn en om de impact van migratie-ervaringen.
- Er is een verschil tussen families uit een collectief systeem en families uit een individueel systeem
- Migranten uit een collectief systeem hebben vaak grote emotionele gevolgen door migratie omdat het
vormgeven van familiecontinuïteit lastiger is.
- Bij het beschermjassen van migranten is van belang om stil te staan bij hun migratie-ervaringen en van
hun familieleden. Door terugval in de liminele fase kunnen psychosociale en cognitieve problemen
ontstaan. Bij de aanpak hiervan, worden alle gevolgen van de migratie samen met de cliënt op een
betekenisvolle wijze in kaart gebracht. De strijd tussen acculturatiestreven en oorsprongsgehechtheid
zorgt ervoor dat migranten pendelen tussen het leven hier en nu en het leven van vroeger en ver weg.
Professionals moeten helpen om hen te ondersteunen bij het verbinden van conflicterende loyaliteiten.
2. Interculturele competenties voor het vormgeven van de werkrelatie;
- Algemene competenties voor het opbouwen van een doeltreffende werkrelatie met een cliënt:
1. In het contact aansluiten bij de kracht en het perspectief van cliënten en mogelijkheden en wensen in
hun leefwereld centraal stellen;
2. Communiceren vanuit empathie en compassie;
3. Met de cliënt overeenstemming bereiken over doelen en werkwijze.
- Beschermjassen geeft ook inzicht, in interculturele communicatie, in de vraag wanneer het veilig is en
wanneer het onveilig wordt in de relatie met ‘de vreemde ander’. Dit communicatiemodel bestaat uit 6
elementen die nodig zijn voor een open dialoog met deze ander: kennis hebben van de ander zijn en je
eigen culturele bagage, je heilige huisjes kennen om te kunnen wisselen van perspectief, empathie en
compassie als basisvoorwaarden voor de communicatie en bewustzijn dat er altijd blinde vlekken zijn.
3. Exploratie van diverse krachtbronnen als beschermjas;
- Werken met Beschermjassen betekent dat je werkt vanuit het besef dat iedereen een steunstructuur
nodig heeft om problemen te overwinnen en oplossingen te vinden. Krachtbronnen kunnen zijn:
1. Jijzelf als professionele vriend: een veilig werk- en leerklimaat creëren en daarbij als steunfiguur
fungeren. Hierbij moet je met aandacht en empathie aanwezig zijn en een wij-gevoel creëren.
2. Personen in de familie of de omgeving: Aan de hand van een levenslijn en een genogram in kaart
brengen wie in het verleden belangrijke steunfiguren waren bij problemen etc. Je vraagt na waar
deze personen zich bevinden en hoe ze nú tot steun zouden kunnen zijn. Wie kunnen daarnaast in de
huidige context de rol van vroegere steunfiguren op zich nemen?
3. Rituelen en religie: een reeks van handelingen die periodiek plaatsvinden en waaraan een speciale
betekenis wordt verbonden. Er wordt kracht geput uit vertrouwde gebeurtenissen uit het verleden.
4. Gewoonten en gebruiken
5. Verbindende verhalen: om een krachtbron als beschermjas in te kunnen zetten, is het belangrijk dat
je je eigen (levens)verhaal en dat van de ander kent. In het verhaal over de geschiedenis en cultuur
van je land, familie en je levensverhaal liggen volgens Tjin A Djie en Zwaan antwoorden, krachten en
inzichten die kunnen helpen om vooruit te komen. Je verhaal vertellen is een beschermjas en het
luisteren naar elkaars verhaal zorgt voor perspectief-uitwisseling en wederzijdse empathie. Verhalen
en herinneringen zorgen voor een gevoel van continuïteit en samenhang met onze omgeving en
waaruit we onze eigen waarde vandaan halen. Vooral mensen die de aansluiting verliezen met de
omgeving zijn gebaat bij het vertellen van hun levensverhaal.
6. Eigen taal en groepscultuur: geven een gevoel van thuis en veiligheid. Met de narratieve benadering
kan naar mogelijkheden worden gezocht om contact met landgenoten te hebben zonder verhalen
over het verleden met hen te delen. Je vraagt, naast het dominante, traumatische verhaal van de
cliënt, de positieve elementen in het leven van toen te vertellen of de positieve elementen in het
huidige leven te benadrukken. Dit kan vervolgens ingezet worden bij het vormgeven van het sociale
netwerk in een nieuwe groepscultuur, waarin elementen van het oude worden verweven.
, 6 ondersteunende instrumenten zoals beschreven in het basisboek Beschermjassen:
1. Dialoog met ‘de vreemde ander’ in jezelf: hierbij is de ‘vreemde ander’ degene die een heilig huisje bij je
raakt. Wat is dat? Als je dit erkent kun je voorkomen dat het gesprek daardoor stagneert.
2. Genogram: grafische weergave van het familiale netwerk van een persoon (3 of meer generaties)
3. Levenslijn: inzicht krijgen in iemands levensgeschiedenis en gelaagdheid in verlieservaringen.
4. Contextuele vragen: vragen naar het verhaal achter het genogram of levenslijn
5. TOPOI-model gecombineerd met het genogram: wanneer een casus je als professional emotioneel raakt.
6. Getuigen: een getuigenis afleggen van de ingrijpende ervaring die mensen hebben meegemaakt en
vertellen over de impact ervan op hun leven. Zorgt voor meer acceptatie en een helende werking.
Verschil Beschermjassen en reguliere empowermentmethoden:
Als werker richt je je op het meergeneratie-familiesysteem in plaats van alleen het gezinssysteem.
Als werker sluit je aan bij het historisch perspectief van de cliënt én zijn familieleden; je helpt de cliënt
en zijn familieleden om zelf oplossingen voor de toekomst te vinden door hen te verbinden met ankers
uit het verleden in plaats van je te beperken tot het hier-en-nu in relatie tot de toekomst.
Als werker breng je geregeld persoonlijke verhalen in, in plaats van je te distantiëren in de werkrelatie.
Als werker zet je je eigen verhalen in om overeenkomsten en verschillen te verklaren die je tegenkomt in
de dialoog met de ander. Je focust je dus op verschillen én overeenkomsten.
Beschermjassen pleit voor het zoeken naar en inzetten van de eigen kracht van de cliënt en zijn familie en
het actief op zoek gaan naar collectieve ondersteuningssystemen in het informele netwerk.
Context: het netwerk van betekenisvolle relaties. De contextuele benadering heeft oog voor de samenhang
tussen de verschillende generaties (3/4 generaties) waaruit iemand is voortgekomen.
Gegeven relaties: familierelaties relaties die niet verbroken kunnen worden. Je blijft iemands dochter.
Verworven relaties: relaties die iemand in de loop van zijn leven opdoet (buren, partner, collega’s, etc.)
Regenbooggezin: een gezin met 2 partners van hetzelfde geslacht die samen de kinderen opvoeden of een
gezin met >2 ouders waarvan ten minste 1 niet-heteroseksueel is.
Een hulpverlener die werkt vanuit de contextuele benadering ziet een cliënt niet als een opzichzelfstaand
individu, maar als iemand binnen zijn eigen context: het geheel van betekenisvolle gegeven en verworven
relaties waarvan hij deel uitmaakt en waaruit hij is voortgekomen.
Volgens het contextuele denken wordt een groot deel van de pijn en de vreugde in het leven van iemand
bepaald door de (intergenerationele) context waarbinnen hij geboren is en hangen problemen die iemand
later in zijn leven ervaart in verworven relaties samen met gedrags- en relatiepatronen die zich hebben
ontwikkeld in het gezin van herkomst (gegeven en verworven familiale relaties). Er moet oog gehouden
worden over wat binnen de context van je cliënt speelt en wordt overgedragen. 4 aspecten zijn belangrijk:
1. Erfelijke aanleg (nature)
2. Sociale omgevingsfactoren (nurture): opvoeding en leefomstandigheden
3. Gewoonten en gebruiken
4. Normen en waarden.
Nagy: relationele ethiek de basis van menselijke relaties wordt gevormd doordat mensen aan elkaar
geven en van elkaar ontvangen. Dit leer je binnen de context waarin je opgroeit en ze zijn onlosmakelijk met
elkaar verbonden. Nagy gaat ervan uit dat het rechtvaardig is dat je in relaties mag geven en ontvangen. De
dynamische balans hiertussen wordt de relationele ethiek genoemd (vierde dimensie). Zijn relaties
rechtvaardig of niet (mogen alle betrokkenen in een relatie of gezinssysteem geven én ontvangen?).
De vier dimensies van de relationele werkelijkheid:
1. De feiten: geslacht, adoptie, ziekte, scheiding, etnische achtergrond, geldzaken, etc.
- Feiten genaamd onrecht zijn gebeurtenissen die een beschadigend effect hebben op iemands leven: