Ik heb een uitgebreide samenvatting gemaakt van alle literatuur die terug komt in het tentamen. Ook zitten hier alle studeerhulpen in met de juiste antwoorden. Ook bevat het de tabel met alle instrumenten die je moet kennen voor het tentamen! Zelf heb ik voor dit tentamen een 8,5 behaald
Bruyn H8 Verklaringsanalyse: formuleren en toetsen van
diagnostische verklaringen
8.2 Verantwoording
De verklaringsanalyse probeert factoren en condities te vinden die de problemen veroorzaken of
in stand houden. De verklaringsanalyse kent twee stappen: in de eerste stap stellen we
hypothesen op, in de tweede stap toetsen we de hypothesen. Het is belangrijk om in deze fase
meerdere verklaringen te bedenken en te toetsen. Hier zijn drie redenen voor:
1. Op basis van onderzoek kan gesteld worden dat er nooit maar één verklaring
voor een probleem is. Er zijn altijd meerdere factoren die meespelen.
2. Met meerdere verklaringen zijn er meer mogelijke interventies
3. Gericht zijn op alternatieve verklaringen beschermt tegen fouten.
8.2 Begrippen
Het ‘voorlopig diagnostisch denkschema’ is een ‘schema’ wat de diagnosticus opstelt op basis van
informatie uit voorgaande stappen en empirische en klinische kennis die de diagnosticus heeft. Het
voorlopig diagnostisch denkschema is het uitgangspunt voor het vormen van verklarende
hypothesen. Een voorbeeld van een voorlopig denkschema is: ‘José is thuis overbeschermd
opgevoed. Hierdoor heeft ze weinig exploratie-behoefte en raakt zij cognitief achter ten opzichte van
haar leeftijdsgenoten, met de huidige leerproblemen als gevolg.’
Conditie: een variabele die een probleem veroorzaakt of in stand houdt.
Een wetenschappelijk verklarende hypothese: een bewering over de veronderstelde causale
samenhang tussen twee of meer condities.
In een wetenschappelijke theorie worden de causale relaties tussen variabelen afgebeeld in een
model wat tot toetsbare verwachtingen leidt. Een voorbeeld van zo’n verwachting is dat de
opvoedingsstijl van ouders van invloed is op de cognitieve ontwikkeling van kinderen.
Een verklarende hypothese is toetsbaar en probabilistisch.
Probabilistisch: een relatie tussen twee variabelen niet voor iedereen hoeft te gelden. Bijvoorbeeld
dat eenzaamheid voor veel mensen bijdraagt aan somberheid, maar niet voor iedereen.
Op basis van het diagnostisch onderzoek concludeert de diagnosticus welke condities het meest
waarschijnlijk de klachten verklaren of in stand houden. Voor een volledige verklaring is het
noodzakelijk om ook te beschrijven hoe de verschillende condities binnen een persoon zich tot elkaar
verhouden: het integratieve beeld. Het integratieve beeld is als het ware een tweede versie van het
voorlopig diagnostisch denkschema, waarin de onderlinge relaties tussen de condities verder
gespecificeerd worden.
Het integratieve beeld is het antwoord op de onderkennende en verklarende diagnostische
hulpvragen.
8.3 Voorwaarden
Er zijn voorwaarden met betrekking tot de methodologische, psychometrische en professionele
aspecten van het formuleren van toetsbare hypothesen:
1. Het bewaken van de geldigheid en volledigheid van wetenschappelijke kennis in het
voorlopig diagnostisch denkschema
1
, • Na onderkenning van het probleem (onderkennende diagnose, bijvoorbeeld depressieve
stoornis) moet een verband worden gelegd met de condities die het probleem hebben
gecreëerd of in stand houden. Hierbij zijn twee zoekrichtingen mogelijk:
1. Van conditie naar probleem → gebruik je een classificatiesysteem als de DSM om
theorieën te vinden die het probleem verklaren
2. Van probleem naar conditie→ ga je kijken in hoeverre je alternatieve hypothesen
het probleem verklaren.
2. Kunnen hanteren van de causale structuur van het voorlopig diagnostisch
denkschema
• In het voorlopig diagnostisch denkschema staat hoe de diagnosticus denkt dat bepaalde
condities tot bepaalde problemen hebben geleid. Condities beïnvloeden naast het
probleem ook vaak elkaar. De structuur van het voorlopig diagnostisch denkschema kan
daarom veel verschillende vormen met allerlei causale verbanden aannemen.
3. Kunnen toepassen van de structuur van een logische redenering in verklarende
hypothesen
Een verklarende hypothese is een bewering die bestaat uit verschillende, duidelijke
onderdelen:
• er is sprake van één of meer problemen
• er is sprake van één of meer condities die met de problemen verband houden
• de aard van deze verbanden worden aangegeven
4. Kunnen formuleren van een toetsbare diagnostische onderzoekshypothese
• Een correct geformuleerde verklarende hypothese is toetsbaar.
5. Correct uitvoeren van de daadwerkelijke toetsing
6. Tegengaan van fouten
• Dit doe je door de stappen van de diagnostische cyclus te volgen
7. Op een juiste wijze de onderzoeksuitkomsten kunnen evalueren
En nu nog een aantal professionele voorwaarden:
1. Beschikken over contactuele vaardigheden in het omgaan met cliënten
2. Kunnen lezen van wetenschappelijk onderzoek en beoordelen van
wetenschappelijke kennis
3. Beschikken over metakennis over de keuze van onderzoeksmiddelen en hun
toepassing
4. Kunnen omgaan met de eigen lacunes
8.4 Werkwijze
Bij het formuleren en toetsen van diagnostische verklaringen (hypotheses) onderscheiden we tien
stappen:
1. Activeren van de algemeen theoretische kennis
2. Opsporen van relaties tussen probleem en condities
3. Ordenen van de relaties tussen probleem en condities in een voorlopig diagnostisch
denkschema en prioritering
4. Opdelen van het voorlopig denkschema in deelbeweringen: onderzoekshypothesen
• Je splitst je gecompliceerde voorlopig denkschema op in losse relaties tussen condities
en problemen die behapbaar en toetsbaar zijn. Het voorlopig denkschema bevat
namelijk alle (hypothetische) relaties tussen alle condities en alle problemen die bij één
cliënt spelen.
5. Nagaan of er kennis is die toetsing rechtvaardigt
• Check of er literatuur is die je hypothese ondersteunt.
6. Operationaliseren van de onderzoekshypothesen
Dit doe je in drie stappen:
2
, 1. je bepaalt wat je gaat operationaliseren
2. je inventariseert de optionele onderzoeksmiddelen
3. je kiest het meest geschikte onderzoeksmiddel
7. Vaststellen van de toetsingscriteria bij de middelen
• Je bedenkt toetsingscriteria die bepalen of je bepaalde hypothesen wel of niet
aanneemt. Bijvoorbeeld dat je enkel concludeert dat een kind lage cognitieve
vaardigheden heeft als zijn IQ-score lager dan 85 blijkt te zijn.
8. Daadwerkelijk toetsen
9. Evalueren van de uitkomsten en aannemen of verwerpen van hypothesen
10. Verwerken van de toetsingsresultaten tot een integratief beeld (de verklarende diagnose)
• De diagnosticus schetst een integratief beeld van de cliënt waarin alle
onderzoeksuitkomsten worden samengevat en geïntegreerd in functie van de
hulpvraag, klacht en onderkennende problemen. Daarbij gelden de volgende
deelstappen:
1. Beschrijf het onderkennende probleem (de stoornis)
2. Geef een overzicht van de aangenomen hypothesen en hoe zeker je bent van de
verklaring (waarschijnlijk / misschien / naar mijn stellig oordeel)
3. Formuleer op basis van de aangenomen hypothesen een integratief beeld voor het
onderkennende probleem van de cliënt. Je geeft alle condities weer die het
probleem hebben doen ontstaan of in stand houden op basis van je
onderzoeksresultaten - Er staat een voorbeeld van een integratief beeld van de tot nu
toe besproken stappen op pagina 181.
4. Vermeld welke verklarende hypothesen zijn aangehouden voor verder onderzoek
en hoe je deze hypothesen zou kunnen onderzoeken.
5. Vermeld welke hypothesen zijn verworpen en waarom
6. Leg een relatie tussen het integratieve beeld en de hulpvraag van de cliënt.
7. Vergeet niet de positieve aspecten van het kind te benoemen.
Tak H2 (par 1 t/m 4)
Theoretische aspecten van diagnostiek
2.1 Inleiding
In paragraaf twee wordt besproken wat de rol van kennis, logica en statistiek in de diagnostiek is. In
paragraaf drie wordt de rol van theorie in het hulpverleningsproces besproken. Er zijn verschillende
disciplines in het werkveld, en deze worden in paragraaf vier besproken.
2.2 Het gebruik van theorie in het onderzoeksproces
In het diagnostische proces worden allerlei hulpvragen beantwoord door middel van
onderzoeksinstrumenten met toetsingscriteria. Deze hypothesetoetsende benadering komt
overeen met hoe hypothesen in de wetenschap getoetst worden (de empirische cyclus), maar het
verschil is dat in de diagnostiek slechts één geval wordt bestudeerd. Bij het bestuderen van één
cliënt komt veel theoretische kennis kijken. Dankzij theoretische kennis kun je als diagnosticus
bepalen welke variabelen met elkaar verband houden en kun je alternatieve verklaringen voor
problemen bedenken.
2.3 Het gebruik van theorie in de regulatieve cyclus
De regulatieve cyclus is een cyclus die bedoeld is om het proces van diagnostiek en hulpverlening te
structureren. Het kent zes fasen:
1. Probleemherkenning: de situatie goed in kaart brengen en eventuele hypothesen noteren.
Theorieën hebben in deze fase een ‘zoeklichtfuntie’, want ze geven een indicatie van welke
variabelen elkaar mogelijk beïnvloeden.
3
, 2. Probleemdefinitie: je beschrijft het probleem en de factoren die het in stand houden of
hebben veroorzaakt. Logischerwijs zijn theorieën in deze fase noodzakelijk om deze relaties
correct te kunnen beschrijven.
3. Het bedenken en afwegen van interventies: theorieën helpen bij het voorspellen van de
effectiviteit van interventies.
4. Maken van een plan: theorieën helpen hier om concrete doelen te stellen
5. Uitvoering: theorieën helpen om na te gaan of de behandeling wordt uitgevoerd zoals
bedoeld.
6. Evaluatie: theorieën helpen je om verklaringen te bedenken waarom een interventie al dan
niet gewerkt heeft.
Theorieën verschillen in mate van algemeenheid:
• Algemene theorieën verklaren het cognitief, psychisch en sociaal functioneren van
mensen of het functioneren van systemen.
• Ontwikkelingstheorieën verhelderen specifieke ontwikkelingslijnen, zoals de
gehechtheidstheorie.
• Probleemgerichte theorieën verklaren het ontstaan en de instandhouding van specifieke
problemen. Hierbij wordt vaak gebruik gemaakt van kennis uit de algemene en
ontwikkelingstheorieën.
In de eerste fase kun je dus een theorie kiezen om de problemen van de cliënt te verklaren. Het is
hierbij belangrijk dat wanneer je later tijdens het bedenken van interventies een interventie kiest die
theoretisch gezien past bij de originele verklaringstheorie die je gekozen hebt. Het gaat hier om
evidence-based assessment, wat inhoudt dat je theorieën en meetinstrumenten kiest die
wetenschappelijk bewezen zijn. Deze meetinstrumenten zijn nodig om de theorie te toetsen (fase 2
van de regulatieve cyclus) en de behandeling te evalueren (fase 4 en 5 van de regulatieve cyclus). In
de praktijk worden er echter veel behandelingen toegepast die geen wetenschappelijke
ondersteuning hebben. Het is dan belangrijk dat hulpverleners hun eigen behandelingen systematisch
evalueren, zo mogelijk met genormeerde tests en vragenlijsten. Zo verzamelen ze practice-based
evidence.
'Evidence-based assessment' betreft het verklaren op basis van een probleemgerichte theorie.
Hierbij gaat het zowel om het kiezen van een passende theorie voor het probleem waarvoor ook
wetenschappelijk bewijs is, als om het kiezen van bij die theorie passende meetinstrumenten
waarvan de kwaliteit door wetenschappelijk onderzoek is aangetoond.
'Evidence-based behandeling' verwijst naar het kiezen van een aanpak die bewezen
effectief is: wetenschappelijk onderzoek heeft aangetoond dat een bepaalde aanpak bij een bepaalde
groep hulpvragers meer effect had dan een andere (of geen) behandeling. Als evidence-based
assessment en evidence-based behandeling gecombineerd worden, is er sprake van 'evidence-
based practice'.
2.4 Disciplines, wetenschappelijke tradities en modellen in de hulpverlening
Disciplines zijn aparte opleidingen en domeinen als pedagogiek, ontwikkelingspsychologie,
psychiatrie etc. Iedere discipline kijkt op een andere wijze naar dezelfde casus. De disciplines
psychiatrie, (ontwikkelings)psychologie en (ortho)pedagogiek zullen apart besproken worden.
In de psychiatrie is het uitgangspunt het medische model wat de ‘ziekte’ centraal stelt. In het
medische model worden symptomen gekoppeld aan een bepaalde ziekte waardoor gericht gezocht
kan worden naar specifieke oorzaken en waardoor gericht een interventie gekozen kan worden. In de
psychiatrie is het belangrijkste onderdeel van het diagnostisch proces het ordenen en clusteren van
symptomen om tot het vaststellen van een stoornis te komen: de psychiatrische classificatie.
4
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper Maryzax. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €9,99. Je zit daarna nergens aan vast.