Moleculaire biologie
HC 1
Electronegativiteit: tussen 0,5 en 1,6
O = 3,5
N = 3,1
C = 2,5
S = 2,5
H = 2,2
Veel moleculen in tetrahedron vorm
Cohesie: moleculen van dezelfde stof trekken elkaar aan
Adhesie: moleculen van verschillende stoffen trekken elkaar aan
Oppervlakte spanning (surface tension) van water is erg hoog door de cohesie
Thermische energie is de kinetische energie van moleculen. Water kan veel energie absorberen
omdat het een hoge specifieke warmte heeft. Vormt of verbreekt waterstof bruggen.
Structuurisomeren, cis-trans isomeren, enantiomeren
Functionele groepen:
- Hydroxyl groep (OH) alcohol
- Carbonyl groep (CO) keton als tussen 2 C of aldehyde met nog een H aan de C
- Carboxyl groep (COOH) carbonzuur
- Amino groep (NH2) amine
- Sulfydryl groep (SH) thiol
- fosfaat groep (OPO32-) organisch fosfaat
- Methyl groep (CH3) gemethyleerd molecuul
Van grondtoestand promotie hybridisatie
H5 Biological macromolecules and lipids
- Planten slaan zetmeel op, zetmeel simpelste vorm amylose is onvertakt en heeft 1, 4 binding.
Amylopectine (1,6 binding) is ligt vertakt. Bestaat uit a glucose monomeren.
- Dieren slaan glycogeen (vertakt, hierdoor makkelijk af te breken) op.
- Cellulose (1,4 binding, onvertakt) is een structurele polysacharide, bestaat uit B glucose
monomeren. Bij B glucose staat de rechter OH groep omhoog. De glucose monomeren staan
om en om op de kop (zigzag structuur). Mensen (en meeste dieren) kunnen cellulose niet
verteren, maar stimuleert slijm afscheiding.
- Het polysacharide chitine wordt gebruikt bij het opbouwen van een exoskelet.
, Lipiden zijn hydrofoob.
- Vetten: glycerol molecuul met 3 vetzuren door dehydratie, vormt ester binding. Vetcellen =
adipocyten
Verzadigde vetzuren: geen dubbele bindingen. Meeste dieren hebben deze, zijn plat en
passen goed op elkaar. Vet is vast
Onverzadigde vetzuren: wel dubbele bindingen. Vet is vloeibaar, dit komt door de
gebogen vetzuren die niet plat op elkaar passen.
- Fosfolipiden: heeft 2 vetzuren aan de glycerol en een fosfaatgroep (negatieve elektrische
lading) met een hydrofiele kop. Amfipatisch molecuul (hydrofoob en hydrofiel)
- Steroïden: (cholesterol, onderdeel van dierlijke celmembranen en worden andere steroïden
uit gesynthetiseerd) hebben een koolstofskelet met 4 ringen aan elkaar.
Eiwitten (polypeptide) bestaan uit aminozuren (amino groep en carboxyl groep). Hiertussen zitten
peptide bindingen. Eind van polypeptide heeft een N-terminus (amino) en een C-terminus (carboxyl).
Structuren:
- Primair: volgorde van aminozuren
- Secundair: komt door de onderlinge waterstofbruggen. A helix en B pleated sheets.
- Tertiaire: driedimensionale structuur door reacties van de zij-groepen. Waterstofbruggen,
zwafelbruggen, vanderwaals kracht, hydrofobe interacties en ion bindingen.
- Quaternaire: meerdere identieke polypeptide samen.
Fosforylering van een eiwit is het plaatsen van een fosfaatgroep op een van de reactieve
hydroxylgroepen (OH) van de samenstellende aminozuren (tyrosine, threonine en serine) van dat
eiwit.
Chaperonne-eiwitten begeleiden eiwitten bij het
vouwen in structuur en hervouwen slecht gevouwen
eiwitten.
Nucleïnezuren (RNA en DNA) zijn polynucleotide. Een
nucleotide bestaat uit een (deoxy)ribose (pentose),
nucleobase en een (1 tot 3)fosfaatgroep. Pentose en
nucleobase zijn samen de nucleoside. Nucleobase:
purine- of een pyrimidinebase
H6 Energy and life
Metabolisme: alle chemische reacties in een organisme.
Catabolic pathway: afbreken van grote moleculen in
simpelere moleculen, komt energie bij vrij. Vb: glycolyse
en citroenzuurcyclus.
Anabolic pathway: bouwen van grote moleculen uit
simpelere moleculen, neemt energie op. Vb: synthese
van aminozuren en synthese van eiwitten.
Kinetische energie (beweging), potentiële energie (door
locatie of structuur).