100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na betaling Zowel online als in PDF Je zit nergens aan vast
logo-home
Uitgebreide samenvatting van alle literatuur voor het mastervak klinische psychologie €5,39
In winkelwagen

Samenvatting

Uitgebreide samenvatting van alle literatuur voor het mastervak klinische psychologie

 260 keer bekeken  24 keer verkocht

Artikel samenvattingen en boeksamenvattingen.

Voorbeeld 4 van de 112  pagina's

  • 7 oktober 2022
  • 112
  • 2022/2023
  • Samenvatting
  • artikelen
Alle documenten voor dit vak (28)
avatar-seller
Emm1002
Klinische psychologie samenvattingen


Hoorcollege 1

Hoofdstuk 3 - Theorieën en psychopathologie (KP-T&P)

1. Thorndike en Pavlov: (niet) als kat en hond
Thorndike bedacht via zijn proef de wet van effect: gedrag dat tot een aangename uitkomst leidt,
zal in frequentie toenemen en gedrag dat tot een onaangename uitkomst leidt, zal in gedrag
afnemen. Het proces waarbij na verloop van tijd enkel het correcte gedrag uitgevoerd wordt,
heet acquisitie: er is een nieuwe vaardigheid verworven. Dit heet instrumentele conditionering
(later operante conditionering n.a.v. Skinner).
Pavlov ontdekte het bestaan van onderlinge associaties door middel van zijn experiment met
honden en hun speekseluitscheiding bij het zien van voedsel of handelingen geassocieerd met
voedsel. Door het koppelen van een neutrale stimulus aan voedsel, wordt het gewenste effect al
vertoond bij het zien van de neutrale stimulus: eveneens acquisitie. Dit heet klassieke
conditionering.
Termen van instrumentele conditionering: discriminatieve prikkel/situatie (S), de respons (R)
en de uitkomst (O). Bij klassieke conditioneren zijn de termen: onvoorwaardelijke prikkel (OP),
onvoorwaardelijke reactie (OR), voorwaardelijke prikkel (VP) en de voorwaardelijke reactie (VR).

2. Leren: het wat en het hoe
Een bepaalde definitie van leren is ‘gedragsveranderingen van een organisme die het resultaat
zijn van regelmatigheden in de omgeving’. Regelmatigheden is alles dat meer is dan slechts één
stimulus op een uniek moment in de tijd.
Leren gebeurt op basis van associaties. Bij de klassieke conditionering wordt uitgegaan van
een associatie tussen stimulus-respons: een directe verbinding tussen de VP en VR. Hierbij
verschuift de controle over een respons van de OP naar de VP (eerst lokte eten de respons uit,
daarna de zoemer).
Meer recent is de visie van een stimulus-stimulus associatie: de respons wordt gemedieerd
door een VP-OP relatie. Hiervoor is meer steun gevonden, aangezien de respons anders is
wanneer er een VP wordt gekoppeld aan een OP. De VR is dan niet identiek aan de OR maar is
een preparatorische reactie op de OP die verwacht wordt (denk aan voorbeeld met schok).
Een nieuwe theorie die veel populariteit ontvangt is de propositionele theorie: men leert
door het opslaan van hypothesen (proposities) in het geheugen en de mate van vertrouwen
hierin. Wanneer een hond voedsel verwacht na het belletje en dit gebeurt, wordt de hypothese
bevestigt en het vertrouwen hierin versterkt. Het gaat hier dus niet om een blinde associatie
tussen bel en voedsel maar een propositie: als de bel gaat, zal ik voedsel krijgen.
Concluderend kan gesteld worden dat leren in staat stelt tot ontogenetische adaptie:
aanpassing aan de omgeving tijdens de levensloop van een organisme. Leren kan ook leiden tot
maladaptieve aanpassingen, waaronder psychopathologie.

3. Etiologie van psychopathologie
In deze paragrafen aan bod komen verschillende vormen van leren alsmede verschillende
fenomenen over leren. Deze fenomenen zijn universeel en komen bij verschillende vormen van
leren voor.

,Appetitieve conditionering
Een appetitieve stimulus is een aangename stimulus. Bij verslaving en gestoord eetgedrag heerst
er een bepaalde craving naar een stimulus (alcohol/eten). Zo kan een wijnglas (VP) de craving
naar wijn (OP) oproepen bij een verslaafde (klassieke conditionering). Hierbij is ook
instrumentele conditionering betrokken: alcoholconsumptie is instrumenteel gedrag dat beloond
wordt door positieve consequenties. Volgens de wet van effect zouden de negatieve
consequenties (financiële gevolgen) het alcoholgebruik moeten stoppen, maar dit gebeurt bij
een verslaving niet. Dat komt omdat instrumenteel gedrag onder controle van twee systemen
kan staan:
1. Doelgericht gedrag: gebaseerd op associaties tussen responsen en uitkomsten. Dit heet
respons-uitkomst leren (trekken aan het touw associëren met voedsel)
2. Gewoontegedrag: gebaseerd op associaties tussen stimuli en respons, niet gemedieerd door
de uitkomst van het gedrag. Dit heet stimulus-respons leren (touw associëren met trekken).
De theorie is dat leren initieel berust op doelgericht gedrag, maar na herhaaldelijk uitvoeren
ervan een gewoonte wordt waarna het verschuift naar gewoontegedrag. De motivationele
waarde van de uitkomst speelt dan geen rol meer.
Doelgericht gedrag en gewoontegedrag zijn van elkaar te onderscheiden door middel van
een uitkomstdevaluatieprocedure. Laat dieren een respons uitvoeren voor voedsel (uitkomst) en
laat ze daarna zoveel eten totdat ze verzadigd zijn (devaluatie). Stoppen ze met eten dan was het
doelgericht gedrag, gaan ze door met eten dan is het gewoontegedrag.
Bij verslaving en gestoord eetgedrag zijn ook de interactie tussen klassieke en instrumentele
conditionering belangrijk: Pavloviaans-instrumentele transfer (PIT). Leer een dier zowel klassieke
conditionering als instrumentele conditionering aan (voedsel via bel en via hendel). Wanneer dan
in de testfase de VP wordt aangeboden en de hendel aanwezig is, wordt vaker op de hendel
gedrukt dan wanneer de VP niet aanwezig is. Voorbeeld bij verslaving: mevrouw X weet dat
wanneer zij drank koopt, dit leidt tot drinken en een aangename consequentie (instrumentele
conditionering). Ze heeft ook geleerd bepaalde stimuli te associëren met alcoholgebruik,
bijvoorbeeld vermoeid thuiskomen na een lange werkdag (klassieke conditionering). PIT vertelt
ons dus dat wanneer mevrouw vermoeid thuiskomt na een lange werkdag, de kans dat zij een
fles drank gaat kopen vergroot.

3.1 Aversieve conditionering
Acquisitie kan ook optreden bij het toedienen van een negatieve (aversieve) prikkel. Ontdekt
door Watson van het behaviorisme (uitsluitend objectief waarneembaar gedrag onderzoeken).
Watson toonde aan dat men angst kon ontwikkelen via klassieke conditionering (kleine Albert en
het witte ratje). Dit heeft geleid tot het huidige model over het ontstaan van angstklachten: een
initieel neutrale gebeurtenis die gepaard gaat met een gevaarlijke gebeurtenis zal angst
uitlokken.
Een kritiekpunt hierop is dat niet iedereen met angstklachten ook een heftige gebeurtenis
heeft meegemaakt. Echter is dit ook niet nodig: ook observationeel leren en leren via instructie
kunnen leiden tot het linken van een VP-OP en dus leiden tot angst. Daarnaast wordt gesteld dat
niet iedereen die een heftige gebeurtenis meemaakt, angstklachten ontwikkeld. Er moet dus
rekening gehouden worden met individuele verschillen en er dient naar de gehele
leergeschiedenis te gekeken te worden bij de ontwikkeling van een angststoornis.
Belangrijk bij conditionering is latente inhibitie: conditionering verloopt trager wanneer de
VP vooraf enkele keren zonder OP is aangeboden (een kindje dat vaak naar de tandarts is
geweest zonder nare gebeurtenis, zal na het moeten trekken van een tand minder snel angst
ontwikkelen dan wanneer dit de eerste keer al het geval was). Andersom kan dit ook: ratten

,ontwikkelen na een milde prikkel een lichte angstreactie, maar wanneer ze in een andere kooi
meerdere prikkels hebben ontvangen, zullen ze na de ene milde prikkel zeer angstig zijn. Ook
belangrijk bij conditionering is de mate van controleerbaarheid. Wanneer men in eerste instantie
niets kan doen aan de vervelende prikkel, zal men dat in het tweede geval ook niet doen ondanks
dat die mogelijkheid er wel is. Dit heet aangeleerde hulpeloosheid en kan bijdragen aan het
ontwikkelen van een depressie of langdurige angstklachten. Het inflatie-effect kan ervoor zorgen
dat angstklachten erger worden: angst voor autorijden na een milde paniekaanval in de auto, kan
versterkt worden door een hevige paniekaanval buiten de auto. Hetzelfde geldt voor rumineren:
het herhaaldelijk denken aan de aversieve conditioneringsgebeurtenis. Generalisatie houdt in dat
wanneer men gebeten wordt door een bepaalde hond, angst ontwikkelt voor alle – ook
ongevaarlijke – honden.
Ook bij aversieve conditionering is er een interactie tussen klassieke en instrumentele
conditionering. Dit hangt sterk samen met vermijding, het hoofdsymptoom van angststoornissen.
Dit kan uitgelegd worden aan de hand van de tweefactorhteorie van Mowrer: de eerste factor is
klassieke conditionering (een feestje leidt tot nare gebeurtenissen) en de tweede factor is
instrumentele conditionering (het vermijden van feestjes want anders leidt dat tot negatieve
gebeurtenissen). Dit vermijdingsgedrag wordt versterkt door het positieve effect dat het
oplevert: geen feestjes, geen negatieve gebeurtenissen.

3.2 Causaal leren
Bepaalde theoretici stellen dat conditionering samenhangt met het leren van een oorzakelijk
verband tussen twee stimuli. Bij het herhaaldelijk drinken van melk en het herhaaldelijk krijgen
van een allergische reactie, is men geneigd om een causale samenhang tussen melk en de reactie
te vermoeden waardoor men stopt met het drinken van melk. Men leert door het maken van
voorspellingsfouten (denken melk veroorzaakt geen reactie, gebeurt wel). Wanneer je bij de
melk ook een koekje pakt en een reactie krijgt, schrijf je dit niet toe aan het koekje maar wel aan
de melk. Dat is wat de verrassingshypothese voorspelt: de reactie is niet verrassend want werd al
voorspeld door het drinken van melk. Het feit dat er aan het koekje geen aandacht meer werd
besteed, heet het blokkeringseffect. Dit is nuttig, omdat in sommige gevallen anders gereageerd
wordt op redundante (overtollige) signalen en dit is zonde van de energie.
Dat blokkeringseffect is in veel gevallen ook belangrijk bij bijvoorbeeld astma maar ook
angststoornissen. Blokkering kan het aantal stimuli dat angst oproept binnen de perken houden
en zo is de kwaliteit van leven beter. Een soldaat die een bomaanslag op het strand meemaakt,
waar ook een bomalarm en andere stimuli aanwezig waren kan vredig over het strand lopen
wanneer het bomalarm het verwerven van angst voor het strand blokkeert.

4. Psychotherapie als leerproces
Leerprocessen zijn vaak betrokken bij pathologische vormen van gedrag, gedachten en
gevoelens. Leerprocessen zijn vaak ook betrokken bij het veranderen van deze eerder
aangeleerde gedragingen. In deze paragrafen bespreken we wat er nodig is voor
gedragsveranderingen en hoe deze tot stand kunnen komen.

4.1 Extinctie als motor van gedragsverandering
De verrassingshypothese verteld ons dat wanneer een OP onvoldoende voorspeld is, het
leersysteem blijft zoeken naar betere voorspellers. Ditzelfde werkt bij het aanpassen van eerder
geleerd gedrag, zoals extinctie. Wanneer het voorspelde gedrag niet meer optreedt, moet het
leerproces weer geactiveerd worden om het gedrag aan te passen aan de veranderde omgeving.
Extinctieleren is het tegenovergestelde van acquisitieleren: het gaat om het leren van de

, afwezigheid van een gebeurtenis. In veel gevallen zal de aangeleerde respons dan uitdoven en
niet meer optreden. Bij exposuretherapie worden patiënten herhaaldelijk geconfronteerd met
een VP zonder dat de OP optreedt. Dit lijkt eenvoudig maar is aan veel voorwaarden verbonden.
Wanneer tijdens acquisitie gebruik gemaakt is van partiële bekrachtiging (slechts af en toe
beloning) dan is het moeilijker om extinctie te laten plaatsvinden omdat de extinctie aanvankelijk
minder verrassing oplevert. Ditzelfde geldt voor instrumenteel conditioneren bij gokverslaafden:
er is maar af en toe beloning nodig om het gedrag te stoppen dus extinctie is lastiger.
Extinctie is ook lastiger tot stand te brengen wanneer sprake is van vermijding. Door die
vermijding kan men namelijk niet ervaren dat de OP niet had opgetreden zonder de vermijding.
Vermijding is tijdens therapie dan ook een belangrijk aspect om aan te pakken. De snelheid van
uitdoving hangt samen met het type gedrag: preparatorische gedragingen doven vaak snel uit en
niet-preparatorische gedragen doven traag of helemaal niet uit.
Een belangrijk fenomeen is evaluatieve conditionering. Wanneer een VP voorafgaat aan een
aversieve OP, dan zal hij niet alleen de OP voorspellen maar zelf ook een negatieve valentie
krijgen (en een positieve valentie bij een appetitieve OP). Dus er kan een persoon geleerd
worden om geen angst te hebben voor sociale interacties (OP) maar diegene vindt nog steeds
feestjes niet leuk door de negatieve valentie (VP).

4.2 Kandidaat-mechanismen van extinctie
Een verklaring voor extinctie is simpelweg het afnemen van de opgebouwde associatie. De VP is
niet langer een voorspeller voor de OP en deze zal na verloop van tijd de representatie van de OP
minder uitlokken, waardoor de VR minder optreedt en uiteindelijk weer een neutrale stimulus
wordt.
Een andere manier is om aan te leren dat iets in de omgeving de toediening van de OP kan
verhinderen, bij sociaal angstige personen kan dit bijvoorbeeld een psychotherapeut zijn. De
associatie tussen VP-OP is er dan nog wel maar er wordt geleerd dat bepaalde prikkels de
toediening van OP kunnen voorkomen.
Als laatste kan geleerd worden dat de VP op het moment geen voorspeller is van de OP,
zonder de eerdere ervaringen (associaties) te vergeten. Deze nieuwe gedachte komt dan naast
de bestaande associatie te staan en het is dan afhankelijk van welke gedachte het meest actief is
of een angstreactie wel of niet tot stand komt. Bij de laatste twee manieren blijft echter de
associatie tussen VP-OP bestaan en is er altijd risico op terugval
4.3 Terugval en wat eraan doen
Een implicatie voor het fenomeen extinctie, is het fenomeen van spontaan herstel: wanneer de
bel herhaaldelijk geringd wordt zonder voedsel neemt de speekselproductie van honden af, maar
wanneer na lange tijd de bel opnieuw gering wordt neemt de speekselproductie toch ineens
weer toe. Dat wil dus zeggen dat de VP-OP associatie niet helemaal uit het geheugen is
verdwenen. Daarnaast is aangetoond dat extinctie ook afhankelijk is van de context waarin het
plaatsvindt: dit noemt men contextafhankelijkheid. Extinctie is dus een nieuw leerproces van VP-
geen OP en bestaat naast de associatie VP-OP. Context is in dit proces heel belangrijk: wanneer
in dezelfde context als extinctie de VP optreedt, is de associatie ‘geen OP’ en treedt er geen VR
op. Wanneer de VP optreedt in een andere context dan is de associatie ‘wel OP’ en treedt er dus
een VR op. Vergelijk dit met ambigue woorden die in een bepaalde context geactiveerd worden
(zoals bank).
Belangrijk om te achterhalen is dus hoe het ophalen van het extinctiegeheugen
vergemakkelijkt kan worden in verschillende contexten. Trainen in verschillende contexten lijkt
hierbij te helpen maar ook geheugensteuntjes zoals het dragen van een armband die tijdens de
extinctie ook gedragen werd. Een nieuwe techniek is het leren sterker maken: onderzoek toonde

Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!

Snel en makkelijk kopen

Snel en makkelijk kopen

Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.

Focus op de essentie

Focus op de essentie

Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper Emm1002. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €5,39. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 48072 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 15 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Start met verkopen
€5,39  24x  verkocht
  • (0)
In winkelwagen
Toegevoegd