1
Samenvatting Introductie in de
klinische neuropsychologie
Kessels, R. P. C., Eling, P., Ponds, R., Spikman, J. M., Zandvoort, M. van, & van
Zandvoort, M. (2020). Klinische neuropsychologie. Boom Lemma. ISBN:
9789024402830
, 2
Inhoudsopgave
1. Klinische neuropsychologie: een historische schets………………………. 3
2. De neuropsychologische praktijk……………………………………………… 8
3. Neuropsychologie: de wetenschappelijke praktijk………………………… 11
4. Beeldvorming van de hersenen……………………………………………….. 15
5. Herstel en behandeling…………………………………………………………. 19
6. Visuele waarneming……………………………………………………………… 24
7. Ruimtelijke cognitie ……………………………………………………………… 29
8. Geheugen…………………………………………………………………………. 33
9. Taal………………………………………………………………………………….. 38
10. Aandacht en executieve functies……………………………………………. 43
11. Emotie en sociale cognitie……………………………………………………… 47
12. Actie en motoriek…………………………………………………………………. 52
13. Intelligentie………………………………………………………………………….. 56
14. Vasculaire aandoeningen……………………………………………………….. 59
15. Traumatisch hersenletsel…………………………………………………………. 64
16. Epilepsie……………………………………………………………………………… 67
17. Intracraniale en extracraniale tumoren bij volwassenen………………….. 70
18. Alcoholgerelateerde cognitieve stoornissen………………………………… 73
19. De ziekte van Alzheimer………………………………………………………….. 75
20. Frontotemporale dementie……………………………………………………… 78
21. Het parkinsonspectrum…………………………………………………………… 80
22. De ziekte van Huntington………………………………………………………… 83
23. Multiple sclerose……………………………………………………………………. 85
24. Schizofrenie………………………………………………………………………….. 87
25. Depressie en bipolaire stoornissen………………………………………………. 89
26. Autismespectrumstoornissen……………………………………………………… 92
27. Psychopathie………………………………………………………………………… 94
, 3
Deel 1: Inleiding in de neuropsychologie
1. Klinische neuropsychologie: een historische schets
1.1 Inleiding
Korte geschiedenis:
• Hippocrates: afwijkend gedrag en gevoel komt voor uit de werking van de
hersenen
• Grieken en Romeinen: Lichaam bestaat uit de elementen, water, aarde, vuur en
lucht. Verschijnselen werden toegeschreven aan de goden. (Claudius Galenus,
129 - 217)
• René Descartes: ziel is een ongedeelde zelfstandige maar immateriële eenheid.
Descartes lokaliseerde de ziel in de pijnappelklier/epifyse.
• Frans Joseph Gall: mentale organen liggen in de grijze schors van de hersenen.
Opvattingen van Gall waren aanleiding voor Frenologie. Ontwikkelde
organologie.
• Clinicoanatomische methode: uitvalsverschijnselen onderzoeken van patiënten
met hersenletsel: Bijvoorbeeld voor taal, geheugen of waarneming. Na overlijden
van de patiënt werd de plaats van de laesie (beschadiging) gekoppeld aan de
functionele stoornis.
1.2 De celtheorie
De Grieken kenden drie zielen:
• Overleven
• Activiteiten ondernemen in relatie met omgeving
• Hogere-orde ziel, ofwel geest: beslissingen goed-kwaad, ook wel psychikon
hegemonikon (Grieks) of spiritus animalis (Latijn)
- Volgens Plato/Hippocrates in hersenen (holtes), volgens Aristoteles in hart
De geest (in de hersenen) had verschillende functies (celtheorie):
• Eerste cel: zintuigelijke informatieverzameling en beeldvorming (sensus
communis)
• Tweede cel: interpretatie van beeld (psychologische representatie)
• Derde cel: opslag van beeld (memoria)
De celtheorie gaat over een algemeen systeem van informatieverwerking zonder in
te gaan op individuele verschillen. Onderzoek naar individuele verschillen werd
bijvoorbeeld gedaan door fysiognomie: interpretatie van het gelaat. Je uiterlijk
wordt gezien als reflectie van iemands karakter (Aristoteles). Lavater sloot zich hierbij
aan. Hij ontwikkelde een karakterkunde op basis van traditionele beelden: ronde,
magere, krachtige of gespierde gelaat.
1.3 Descartes: een ongedeelde geest
Descartes twijfelde aan alles, maar aan één ding kon hij niet twijfelen: ‘ik denk, dus ik
ben’. De mens kon in twee delen worden opgedeeld:
• Lichaam: (res extensa)
• Geest: (res cogitans)
- Bestuurder, beschreef als eerste een soort reflex
, 4
- In de epifyse/pijnappelklier (holte midden in de hersenen
- Niet materieel
1.4 Gall en het lokaliseringsvraagstuk
Volgens Gall was gedrag het gevolg van de werking van de hersenen (niet van
fysiognomie). Bouw en functie van de hersenen kregen nadruk, dit resulteerde later
in de frenologie. Hij ontwikkelde een ‘nieuwe psychologie’, die hij
organologie/kraniologie (schedelleer) noemde. Uitgangspunten:
• Psychologische functies zijn aangeboren (verklaart verschil in aanleg)
• Alle functies zijn eigenstandig orgaan, dus geen algemeen systeem als bij
celtheorie
• Functies zitten in de cortex (niet in het midden van de hersenen)
• Er zijn onafhankelijke functies: Hoe beter de functie, hoe groter de omvang in de
hersenen. Dus op basis vorm schedel functies lokaliseren (deed ook onderzoek
naar laesies)
- Breekt volledig met idee ziel en ongedeelde geest
Frenologie wat veel kritiek heeft gekregen, zoals Flourens die zei dat het niet gaat om
de plaats van de laesie, maar om de omvang (experimenten met duiven).
Frenologie bevatte ook waarheden:
• Cortex is cruciaal
• Bepaalde functies hebben een specifieke locatie
1.5 De clinicoanatomische methode
De clinoanatomische methode relateerde uitvalsverschijnselen aan de plaats van
laesies en diende als test van Gall’s lokalisatietheorie.
• Broca ontdekte het gebied van Broca voor mechanische woorden uitspreken
(taal)
- Taal bevond zich in de linkerhersenhelft
• Charcot was een aanhanger van de clinoanatomische methode en heeft veel
nieuwe ziektebeelden beschreven (MS, ALS, Gilles de la Tourette)
• Wernicke ontdekte het gebied van Wernicke voor het begrip van (gesproken)
taal
- In de temporaalkwab
Het empirisme (of associationsme) gelooft niet in aangeboren eigenschappen en
kennis (Locke was voorstander). Alles wordt aangeleerd door associatie.
Hughlings-Jackson stelde: plaats van laesie leidt tot specifieke uitval, maar niet
verwarren met plaats van een hele functie.
→ Het is dus fout om te zeggen dat als je iets weghaalt en er dan wat verandert, dat
het probleem dan bij de verandering ligt.
1.6 Holisme
Het Holisme is het niet eens met de lokalisatietheorie. Hersengebieden werken
samen bij een bepaalde functie. Er zijn geen zelfstandige centra maar gebieden
met overlap en samenhang. In die tijd kwam ook de Gestaltbeweging op: het
geheel is meer dan de som der delen