Samenvatting WDD-deel 2
Samenvatting WDD-deel 2 1
Mononeuropathie 2
Anatomie centraal vs perifeer zenuwstelsel 3
Membraampotentialen 7
Synapsfysiologie 10
Sensibiliteit 12
Motoriek 16
Traumatisch ruggenmergletsel 19
Zenuwweefsel 20
Pijn 22
Somatische rugklachten 25
Pijn in rug of nek met/zonder uitstraling in been of arm 30
Psychopathologie 33
Geschiedenis psychopathologie 36
Angststoornissen 37
Depressieve stoornissen 40
Psychiatrisch onderzoek 41
Angst en depressie, ethiopathogenese 42
Psychosespectrumstoornissen 43
Waarneming 44
Farmacodynamiek 45
Oor 47
Oog 52
1
, Mononeuropathie
- Hersenen —> hersenstam —> kleine hersenhelften —> ruggenmerg geleiding voor afferent
(naar centraal, sensibel) en efferent (naar periferie, motorisch) —> plexus —> perifere
zenuwen
- Voorbeeld mononeuropathie = carpaal tunnel syndroom
- Prevalentie 0,5-1/1000, V:m ratio 3:1, 100/1000 zwangeren
- Symptomen:
- Doof gevoel
- Tintelingen
- Pijn dig I-IV
- Vooral ’s nachts
- Wapperen helpt
- Hypertensie n. medianus gebied
- Soms krachtverlies
- Diagnose:
- Elektromyogra e (EMG, zenuwgeleiding) vergelijken van twee zenuwen om beknelling
op te sporen. Als het aankomen van de puls langer duurt over dezelfde afstand is wss
ergens beknelling. Bij lagere temperatuur neemt de zenuwgeleding af. Bij koude handen
zal de zenuwgeleiding dus lager zijn dan bij warme handen. Je meet zowel proximaal in
een digiti als distaal en over gelijke afstand. Bij een verschil 0,4 > is er een signi cante
vertraging in een zenuw.
- Echogra e (zenuw in beeld brengen) om te meten hoe groot de zenuw is, hoe
geïrriteerder de zenuw hoe dikker
- Laboratoriumonderzoek (schilderklier en glucose)
- Behandeling
- Conservatief: uitleg, eventueel nachtspalk
- Corticosteroïd: injectie carpale tunnel
- Chirurgisch: klieven ligamentum transversum
- Temporele dispersie = hoe groter de afstand hoe kleiner de amplitude door uitspreiding van het
signaal. Dispersie = uitstrooiing, aangezien de golfsnelheid afhankelijk is van de frequentie
- Temporele summatie = actiepotentiaal wordt behaald door herhaalde prikkeling vanuit hetzelfde
synaps-knopje
- Spatiële summatie = actiepotentiaal wordt bereikt door prikkeling vanuit meerdere synapsen
2
fi fi fi
,Anatomie centraal vs perifeer zenuwstelsel
- Somato-motorisch = bewuste bewegingen, motoriek
- Viscero-motorisch = onbewust, bijv. darmperistaltiek
- Somato-sensibel = willekeurig lichaam
- Viscero-sensibel = onwillekeurig organen
In de neurale buis kunnen we de sensibele vleugelplaat (aan elkaar met dakplaat), motorische
basaalplaat (aan elkaar vast met vloerplaat) en sulcus limitans (groeve) onderscheiden. Neurale
lijst vormt het perifere zenuwstelsel, neurale buis vormt het centrale zenuwstelsel
Vorming hersenblaasjes
- Prosencephalon (grote hersenen)
- Mesencephalon
- Rhomencephalon
Neuron = prikkelgeleidende zenuwcel.
- Grijze stof = cellichaam of perikarya en celuitlopers (dendrieten en axonen) van de neuronen
- Witte stof = myeline schede rondom de axonen
- Bij unipolaire cellen bevindt het cellichaam zich aan een uiteinde van het axon, bij pseudo-
unipolaire en bipolaire cellen ergens in het verloop ervan.
Gliacellen of oligodendrocyten vormen de myelineschede voor delen van de axonen (soms
meerdere). Meerdere gliacellen nodig om 1 axon volledig te omhullen.
Astrocyten =
Van centraal zenuwweefsel liggen de cellichamen binnen het CZS, bijv. in de voor- en achterhoorn
van het ruggenmerg. Van perifeer zenuwweefsel liggen de cellichamen buiten het CZS;
ophopingen van cellichamen buiten het CZS worden ganglia genoemd.
- Centraal zenuwweefsel = centrale neuronen & perifeer motorische neuronen (PMN) aangezien
de celkern in de voorhoorn ligt (dit is het perifeer zenuwstelsel maar centraal zenuwweefsel).
Ook oligondrochyten, astrocyten, gliacellen, ependym-cellen.
- Perifeer zenuwweefsel = perifeer sensibele neuronen (PSN) & postsynaptische
visceromotorische neuronen & sateliet cellen, cellen van Schwann.
Ruggenmerg bestaat uit een achterhoorn, zijhoorn en voorhoorn. Grijze stof ligt hier centraal met
daaromheen witte stof. Dit is het tegenovergestelde van de hersenen waar de grijze stof aan de
buitenkant ligt. Uit de grijze stof lopen dunne bundels, de la, die wortels vormen, een radix, die
een ganglion vormen. Gezamenlijke wortels vormen een zenuw en deze heeft weer takken
(ramus). Een ruggenmerg-segment is dus 1 paar spinale zenuwen (voor en achter), omdat ze op
die wijze uit de ruggenwervels kunnen ontspringen.
De grijze stof bestaat uit de achterhoorn die sensibel is, de zijhoorn is autonoom en de
voorhoorn is motorisch. Witte stof bestaat uit een achterstreng, zijstreng een voorstreng.
Halswervels bevatten geen zijhoornen.
3
fi
, Er zijn 8 cervicale ruggenmergszenuwen, 12 thoracaal, 5 lumbaal, 5 sacraal en 1-2 coccygeaal.
Vezels worden steeds langer, doordat het ruggenmerg als het waren omhoog stijgt in de
embryonale fase, waardoor ze van de ruggenwervels afgroeien.
Paardenstaart = cauda equina = de lange vezels van de onderste groepen. Hier kan lumbaal
punctie plaats vinden omdat er geen ruggenmerg is, enkel de uitlopers.
Intumescentia cervicales= verdikking ruggenmerg waar zenuwen armen uitreden
Intumescentia lumbalis = verdikking ruggenmerg waar zenuwen benen uitreden
Zijstreng =
- Somato- neuronen liggen aan de vleugels van de vlinder aan de distale zijden (motorisch
ventraal en sensibel dorsaal) en de viscero-neuroen liggen in het mediale deel van de vleugels,
ook weer ventraal en dorsaal verdeeld.
- Motor-unt = axon + spiervezels
Voorhoorn heeft een somatotopie, binnenste delen innerveren buigspieren, buitenste delen
innerveren strekspieren, laterale delen innerveren distale delen, mediale delen innerveren
proximale delen.
Als een centraal motorisch neuron (CMN) is aangedaan, is er wel contact met een spier maar
minder centrale inhibitie, waardoor re exen en spiertonus toenemen. Bij een PMN aandoening is
er geen contact met de spier, waardoor er normale inhibitie is maar er komen geen impulsen aan,
waardoor er lage re exen en lage spiertonus is en vaak spieratro e. Ook kunnen spiervezels uit
zichzelf gaan bewegen, ook wel fasciculaties genoemd.
Babinski test = re ex test voetzool. Bij een gezonde persoon buigen de tenen in antwoord op de
prikkel van het bekrassen van de voetzolen naar beneden (plantair), Een normale voetzoolre ex
wordt een voetzoolre ex volgens Strümpell genoemd. Bij een positieve Babinski test gaan de
tenen, in het bijzonder de grote teen, naar boven (in hyperextensie). In dit geval is de pyramide
baan aangedaan.
Bij CMN aandoening valt sensibel grote delen uit zoals lichaamshelften. Uitval onderste helft
lichaam bij navel is ong. Th10. Bij PMN aandoening valt sensibel gevoel in bijv. huiddelen of distale
delen uit.
Het wervelkanaal, gevormd door de foramina vertebrale van de opeenvolgende wervels, bevat o.a.
het ruggenmerg, dat omgeven is door hersenvliezen met ruimtes ertussen. Deze hersenvliezen of
meninges zijn van buiten naar binnen de dura mater, arachnoides (spinnenweb) en pia mater.
- De dura mater grenst aan de epidurale ruimte (ruimte tussen dura en bot)
- Tussen de dura en het arachoidea ligt de subdurale ruimte.
- Tussen de arachnoidea en de pia mater ligt de spinale of subarachnoïdale ruimte. Deze is
gevuld met hersenvocht voor schokdemping
- De pia mater grenst direct aan het centrale zenuwstelsel en volgt deze strak
Over de gehele lengte van het ruggenmerg treden zenuwvezels uit die bundelen tot voorste en
achterste wortels (radices ventrales en dorsales). Ze worden omgeven door het epineurium
4
fl fl fl fl fi fl